NJ 2003, 21
Confraternele hulp bij het instellen van hoger beroep.
HR 26-11-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7661
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 november 2002
- Magistraten
W.J.M. Davids, F.H. Koster, G.J.M. Corstens, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
02201/01J
- Conclusie
plv. P-G Fokkens
- LJN
AE7661
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE7661, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑11‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE7661, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑11‑2002
- Wetingang
Essentie
Het hof verklaart de (minderjarige) verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, dat op verzoek van zijn raadsvrouw is ingesteld door advocaat X. Nu in de akte niet was vermeld dat de raadsman gevolmachtigd was hoger beroep in te stellen, was het Hof bevoegd te onderzoeken of er een volmacht was verleend. Voorzover het hof dat oordeel baseert op art. 503 Sv, miskent het dat die bepaling in casu niet van toepassing is. Voorts geeft ' hofs motivering geen inzicht in zijn gedachtegang. Enerzijds hoefde de verdachte advocaat X niet te machtigen; beslissend is of zijn raadsvrouw zelf bepaaldelijk is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.