NJ 2003, 7
Controle bepaling maaswijdte visnetten niet in strijd met art. 6 EVRM; geen noodzaak tot stellen prejudiciële vragen.
HR 22-10-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE4258
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 oktober 2002
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
00853/01E
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AE4258
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE4258, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑10‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE4258, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑10‑2002
- Wetingang
EVRM art. 6; Visserijwet art. 3a; EG-Verord. nr. 2108/84 art. 1; EG-Verord. nr. 2108/84 art. 2; EG-Verord. nr. 2108/84 art. 3; EG-Verord. nr. 2108/84 art. 4; EG-Verord. nr. 2108/84 art. 5; EG-Verord. nr. 2108/84 art. 6; EG-Verord. nr. 3094/86 art. 2; EG-Verord. nr. 3094/86 art. 3; EG-Verord. nr. 3094/86 Bijlage I
Essentie
Overtreding voorschrift krachtens art. 3a Visserijwet 1963. Verweer: door de in art. 6 Verordening (EEG) 2108/84 van de Commissie van de EG van 23 juli 1984 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de bepaling van de maaswijdte van visnetten (PB EG nr. L194) voorgeschreven meetmethode te volgen, is het fair trial beginsel en het beginsel van equality of arms geschonden. HR: 's Hofs oordeel 1) dat het niet bevoegd is de ongeldigheid van die Verordening vast te stellen is juist. Alleen het Hof van Justitie kan de ongeldigheid van een gemeenschapsbehandeling vaststellen. 's Hofs oordeel 2) dat het voor het wijzen van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.