NJ 2003, 154
Te stellen eisen aan cassatiemiddel.
HR 22-10-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7385
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 oktober 2002
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, F.H. Koster, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, E.J. Numann
- Zaaknummer
00229/02
- Conclusie
plv. P-G Fokkens
- LJN
AE7385
- JCDI
JCDI:ADS145472:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE7385, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑10‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE7385, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑10‑2002
- Wetingang
Essentie
Nu in het cassatiemiddel niet wordt geklaagd over een jegens de verdachte gemaakte inbreuk op art. 6 lid 1 EVRM tengevolge van tijdsverloop na de uitspraak waartegen cassatieberoep is ingesteld, doch slechts over de ‘verwachting’ dat HR een dergelijke inbreuk zal maken, voldoet het aangevoerde niet aan een cassatiemiddel te stellen eisen. Beroep niet-ontvankelijk.1
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 juni 2001, nummer 23/001937–00, in de strafzaak tegen R.R. F., adv. mr. P.J. Hoogendam te 's-Gravenhage.
Hof:
Uitspraak
Het Hof heeft in hoger ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.