NJ 2003, 9
Betekeningsperikelen.
HR 22-10-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7637
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 oktober 2002
- Magistraten
W.J.M. Davids, G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst
- Zaaknummer
00216/02
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
AE7637
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE7637, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑10‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE7637, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑10‑2002
- Wetingang
Sv art. 588 lid 3 onder c
Essentie
De opvatting, dat de inleidende dagvaarding, welke aan de griffier van de rechtbank was betekend omdat van geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is, als gewone brief had moeten worden verstuurd naar het adres waarop verdachte reeds niet meer stond ingeschreven in het GBA, vindt geen steun in het recht en met name niet in art. 588 lid 3 sub c.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 2 oktober 2001, nummer 23/003242–99, in de strafzaak tegen G.G.F. S., adv. mr. G.P. Hamer te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.