NJ 2003, 51
Versnijdingsmiddelen zijn ‘stoffen’ in de zin van art. 10a.1 Opiumwet.
HR 08-10-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5613
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 oktober 2002
- Magistraten
W.J.M. Davids, B.C. de Savornin Lohman, E.J. Numann
- Zaaknummer
01678/01
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AE5613
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE5613, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑10‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE5613, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑10‑2002
- Wetingang
Opiumwet art. 10a lid 1
Essentie
Stoffen die gebruikt kunnen worden voor de versnijding van hard drugs (in casu paracetamol en coffeïne), vallen onder het begrip ‘stoffen’ als bedoeld in de zin van art. 10a, eerste lid Opiumwet.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 oktober 2000, nummer 20/000315–00, in de strafzaak tegen T.A., adv. mr. R.J. Baumgardt te Spijkenisse.
Hof:
Uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep de verdachte ter zake van 'om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.