NJ 2002, 573
Geldigheid bloedproef terwijl verdachte in staat was medewerking te verlenen aan ademonderzoek. Meer- en Vaartverweer dat desinfectans alcohol bevatte gemotiveerd door het Hof verworpen.
HR 01-10-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5611
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
1 oktober 2002
- Magistraten
W.J.M. Davids, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
01669/01
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AE5611
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE5611, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑10‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE5611, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑10‑2002
- Wetingang
WVW 1994 art. 8 lid 2; WVW 1994 art. 163 lid 3; WVW 1994 art. 163 lid 4
Essentie
Bloedproef na verkeersongeval. Indien opsporingsambtenaar in redelijkheid kan aannemen dat er bijzondere geneeskundige redenen zijn dat ademonderzoek voor verdachte onwenselijk is, is hij gerechtigd de verdachte te verzoeken een bloedproef te ondergaan. De enkele omstandigheid dat de verdachte ten tijde van de met zijn toestemming ondergane bloedproef in staat was zijn medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, doet niet af aan de geldigheid van de bloedproef.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 mei 2001, nummer 23/150041–99, in de strafzaak tegen L. V., adv. H.G. Kersting ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.