NJ 2004, 186
OM hoefde geen nader onderzoek in te stellen naar de ontbinding van de verdachte maatschap.
HR 24-09-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE0553, m.nt. G. Knigge
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24 september 2002
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, E.J. Numann
- Zaaknummer
00875/01
- Conclusie
A-G Wortel
- Noot
G. Knigge
- LJN
AE0553
- JCDI
JCDI:ADS65385:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Strafprocesrecht (V)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE0553, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑09‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE0553, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑09‑2002
- Wetingang
Essentie
Vervolging van een ontbonden rechtspersoon. Het OM is ontvankelijk in de vervolging indien deze is ingesteld voordat de ontbinding van de rechtspersoon jegens derden kenbaar is. Het OM moet echter wel nader onderzoek instellen, als bij de aanvang van de vervolging uit de gedingstukken het rechtstreeks vermoeden rijst dat de rechtspersoon tevoren was ontbonden. De verklaring van verdachtes vertegenwoordiger — dat twee BV's de maten zijn van de verdachte maatschap, dat de maatschap onroerend goed huurt van de BV's en dat de ene BV bezig is de andere BV over te nemen — levert niet zo'n rechtstreeks vermoeden op. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.