NJ 2002, 498
Bij bevelen sluiting der deuren niet telkens de gewichtige redenen opgegeven.
HR 09-07-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1332
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 juli 2002
- Magistraten
W.J.M. Davids, F.H. Koster, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
00772/01
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AE1332
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Juridische beroepen / Rechter
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE1332, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑07‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE1332, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑07‑2002
- Wetingang
Sv art. 269; RO art. 4; RO (oud) art. 20; EVRM art. 6 lid 1; GW art. 121
Essentie
Op het beginsel van de openbaarheid van het onderzoek ter terechtzitting kan alleen via de sluiting der deuren cfm. art. 269 Sv inbreuk worden gemaakt (vgl. HR 4 april 2000, NJ 2000, 633), bijvoorbeeld wanneer openbaarheid een goede rechtspleging ernstig zou schaden. Het hof, dat bij het 2e en 3e bevel tot sluiting der deuren geen gewichtige redenen heeft opgegeven, heeft kennelijk de bij het 1e bevel opgegeven reden willen doen uitstrekken tot de daaropvolgende bevelen. het hof kon daarmee volstaan.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.