NJ 2002, 361
Beroep op exceptie ex art. 7 lid 2 WVW 1994.
HR 07-05-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE0551
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 mei 2002
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, J.P. Balkema, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
00687/01
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AE0551
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE0551, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑05‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE0551, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑05‑2002
- Wetingang
Sv art. 358 lid 3; WVW art. 7 lid 2
Essentie
Voor een geslaagd beroep op de exceptie ex art. 7 lid 2 WVW is vereist dat de bestuurder van een motorrijtuig die het ongeval heeft veroorzaakt aan ‘de gelaedeerde’ of iemand die geacht kan worden diens belangen behoorlijk waar te nemen, behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identititet en die van zijn motorrijtuig.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 januari 2001, nummer 20/001739–00, in de strafzaak tegen P.P.J. van E., adv. mr. G.H. Rompen te Eersel.
Hof:
Uitspraak
Het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.