NJ 2002, 497
Vordering benadeelde partij; splitsing en voorschot.
HR 19-03-2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8963
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 maart 2002
- Magistraten
W.J.M. Davids, G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst
- Zaaknummer
00512/01
- Conclusie
A-G Fokkens
- LJN
AD8963
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AD8963, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑03‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AD8963, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑03‑2002
- Wetingang
Sv art. 51a lid 3; Sv art. 361 lid 3; Sr art. 36f lid 1
Essentie
1. Het oordeel van de rechtbank dat de vordering van de benadeelde partij zowel voor het materiële als het immateriële als voorschot wordt toegewezen, moet aldus worden verstaan dat de gevorderde bedragen strekken tot vergoeding van een gedeelte van de schade die de benadeelde partijen rechtstreeks hebben geleden door het bewezenverklaarde feit, en voorts dat de vorderingen ten aanzien van die bedragen eenvoudig van aard zijn, zodat zij zich lenen voor toewijzing door de strafrechter. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting van art. 51a lid 3 Sv en art. 361 lid 3 Sv. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.