NJ 2002, 300
Art. 5.1.2 Sr noopt niet tot onderzoek naar de vraag of sprake is van verjaring naar buitenlands recht.
HR 18-12-2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5211
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 december 2001
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, J.P. Balkema, E.J. Numann
- Zaaknummer
03533/00
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AD5211
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:AD5211, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑12‑2001
ECLI:NL:HR:2001:AD5211, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑12‑2001
- Wetingang
Sr art. 5 lid 1 onder 2; Sr art. 70
Essentie
Ter zitting is in het verweer gevoerd dat de Nederlandse wet toepassing mist omdat de in het buitenland door de Nederlandse verdachte begane feiten naar het recht van die staten weliswaar strafbaar zijn, maar dat die feiten inmiddels naar het recht van die staten zijn verjaard. HR: de opvatting dat art. 5 lid 1 sub 2 meebrengt dat het Hof had dienen te onderzoeken of de desbetreffende feiten naar het recht van de staat waar zij zijn begaan verjaard waren, is onjuist, mede gelet op de strekking van genoemde bepaling, zijnde een toepassing van het actief nationaliteitsbeginsel.