HR, 13-11-2001, nr. 01918/99
ECLI:NL:HR:2001:AD4320
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13-11-2001
- Zaaknummer
01918/99
- Conclusie
Nr. 1918/99
- LJN
AD4320
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2001:AD4320, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑11‑2001
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2001:AD4320
ECLI:NL:HR:2001:AD4320, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑11‑2001; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2001:AD4320
- Wetingang
art. 326 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
Conclusie 13‑11‑2001
Nr. 1918/99
Partij(en)
Mr. Fokkens
Nr. 1918/99
Zitting 2 oktober 2001
Conclusie inzake:
[verdachte]
1.
Verdachte is op 31 augustus 1999 door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch wegens oplichting veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf. Tevens heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen voor een bedrag van ƒ 12.565,- in combinatie met de alternatieve verplichting het bedrag overeenkomstig art. 36f Sr aan de Staat te betalen te vervangen door honderd dagen hechtenis.
2.
Verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld. Middelen van cassatie zijn niet voorgesteld.
Niettemin moet worden vastgesteld dat de uitspraak moet worden vernietigd.
3.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een zogenoemd laserapparaat met statief en ander toebehoren heeft gehuurd voor de periode van één dag, terwijl hij op dat moment reeds de bedoeling zegt te hebben gehad om het apparaat in Duitsland te verkopen. Uit de door de het hof gebezigde bewijsmiddelen kan echter niet volgen dat verdachte een voor het bewijs van oplichting vereiste valse hoedanigheid heeft aangenomen dan wel een listige kunstgreep heeft verricht.
4.
Als zodanig is niet aan te merken het enkele zich voordoen als bonafide huurder van goederen voor een bepaalde periode (HR 15 december 1998, NJ 1999, 182 rov. 3.2.). Ook het zich legitimeren met een op zijn naam gesteld rijbewijs - waarvan overigens niet blijkt of het was vervalst - is geen listige kunstgreep en kan vanzelfsprekend evenmin als een valse hoedanigheid worden aangemerkt (vgl. HR 1 februari 1983, NJ 1983, 470 rov. 5). Uit de gebezigde bewijsmiddelen - en ook uit de andere stukken - blijkt evenmin dat verdachte zich als een min of meer professionele marktpartij heeft voorgedaan waarmee naar de verhuurder toe een bovengemiddeld vertrouwen werd gewekt (zie daarover de conclusie van mijn ambtgenoot Wortel voor HR 7 maart 2000, NJ 2000, 383).
Dit betekent dat de bewezenverklaring onvoldoende met bewijsmiddelen is omkleed zodat de uitspraak niet in stand kan blijven.
5.
Ik concludeer dat de bestreden uitspraak wordt vernietigd, met terwijzing der zaak teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak 13‑11‑2001
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
13 november 2001
Strafkamer
nr. 01918/99
KD/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 31 augustus 1999, nummer 20/000397-99, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats], ten tijde van het instellen van beroep in cassatie uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring "Torentijd" te Middelburg.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 23 januari 1998 - de verdachte ter zake van "oplichting" veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander als in het arrest vermeld.
1.2.
Het verkorte arrest en de aanvulling daarop als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Door of namens deze zijn geen middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal verwijzen opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
3.Ambtshalve. beoordeling van de bestreden uitspraak
- 3.1.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard hetgeen in de bestreden uitspraak op blz. 2 onder het hoofdje "De bewezenverklaring" is opgenomen.
- 3.1.2.
Het Hof heeft de bewezenverklaring doen steunen op de bewijsmiddelen opgenomen in de aanvulling zoals bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv.
- 3.2.
Het Hof heeft de tenlastelegging kennelijk aldus uitgelegd dat daarin aan de termen "valse hoedanigheid" en "listige kunstgreep" geen zelfstandige feitelijke
betekenis toekomt.
- 3.3.
De enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als een bonafide huurder die in staat en voornemens is het gehuurde goed na ommekomst van de overeengekomen huurperiode terug te geven aan de verhuurder, levert niet op het aannemen van een valse hoedanigheid noch een listige kunstgreep in de zin van art. 326 Sr.
Het vorenoverwogene brengt mee dat het Hof hetgeen het heeft bewezenverklaard ten onrechte heeft gekwalificeerd als "oplichting".
4.Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5.Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem
opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 13 november 2001.