NJ 2002, 149
Geen verweer waarop gerespondeerd moest worden. Bevoegdheid vorderingen ex art. 83 wet op de Accijns
HR 30-10-2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4371
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 oktober 2001
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.P. Balkema
- Zaaknummer
02846/00
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AD4371
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:AD4371, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑10‑2001
ECLI:NL:HR:2001:AD4371, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑10‑2001
- Wetingang
Sv art. 338; Sv art. 358 lid 3; Wet Accijns art. 83
Essentie
1. Het hof hoefde niet te responderen op het niet nader geadstrueerde verweer dat de ambtenaren niet opsporingsbevoegd waren en niet hadden mogen vorderen.
2. Vorderingen ex art. 83 Wet op de Accijns zijn gedaan door door de inspecteur aangewezen ambtenaren
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 april 2000, nummer 22/002949–99, in de strafzaak tegen J.F.P.T., adv. mr. E.R. Weening te Rotterdam.
Hof:
De uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.