NJ 2002, 229
Inrichting cfm. Wet milieubeheer.
HR 25-09-2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3841, m.nt. N.S.J. Koeman
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 september 2001
- Magistraten
W.J.M. Davids, A.M.M. Orie, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
01618/99E
- Conclusie
A-G Fokkens
- Noot
N.S.J. Koeman
- LJN
AD3841
- JCDI
JCDI:ADS65394:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Milieu
Milieurecht / Inrichtingen en activiteiten - vergunningen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:AD3841, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑09‑2001
ECLI:NL:HR:2001:AD3841, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑09‑2001
- Wetingang
WMb art. 1.1 lid 1; WMb art. 8.1 lid 1
Essentie
Verdachte heeft een greppel laten graven waarin afvalstoffen werden gestort, waarna de greppel is afgedekt met aarde. Deze werkzaamheden hebben in een tijdvak van 4½ maand ongeveer 9 dagen in beslag genomen. Nu eenmalige activiteiten die in een relatief kort tijdsbestek kunnen worden afgerond, niet kunnen worden aangemerkt als een bedrijfsmatig ondernomen bedrijvigheid die pleegt te worden verricht en het enkel laten liggen van op of in de bodem gebrachte afvalstoffen geen zodanige bedrijvigheid oplevert, is de bewezenverklaring dat verdachte een inrichting heeft opgericht en in werking gehad ontoereikend gemotiveerd.1
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.