NJ 2001, 456
Ontneming voordeel; proceskosten civiele vordering.
HR 08-05-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1518
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 mei 2001
- Magistraten
W.J.M. Davids, G.J.M. Corstens, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
0133300P
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AB1518
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:AB1518, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑05‑2001
ECLI:NL:HR:2001:AB1518, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑05‑2001
- Wetingang
Essentie
Ontneming voordeel. Als de rechter bij de bepaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel gebruik maakt van zijn bevoegdheid tot het in mindering brengen van een aan een benadeelde derde nog niet onherroepelijk in rechte toegekende vordering, moeten op verzoek van de betrokkene ook de ter zake daarvan toegewezen proceskosten in mindering worden gebracht.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 20 september 1999, parketnummer 21–001983–98, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van T.A.D., adv. mr. D.J.L. Wijnveldt, te Westervoort.