JOL 2001, 320
Ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel. Als rechter op te betalen bedrag een nog niet onherroepelijk toegekende vordering, is hij verplicht ook de ter zake daarvan ten gunste van de benadeelde derde toegewezen proceskosten op verzoek van de betrokkene in mindering te brengen. Materieel strafrecht
HR 08-05-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1518
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 mei 2001
- Magistraten
W.J.M. Davids, G.J.M. Corstens, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
0133300P
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AB1518
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:AB1518, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑05‑2001
ECLI:NL:HR:2001:AB1518, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑05‑2001
Essentie
Ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel. Als rechter op te betalen bedrag een nog niet onherroepelijk toegekende vordering, is hij verplicht ook de ter zake daarvan ten gunste van de benadeelde derde toegewezen proceskosten op verzoek van de betrokkene in mindering te brengen. Materieel strafrecht
Samenvatting
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 20 september 1999, parketnummer 21–001983–98, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
(verdachte), te (woonplaats).
Hoge Raad:
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.