NJ 2001, 307
Redelijke termijn ontnemingszaken. Algemene uitgangspunten en regels HR. Aanvulling op HR NJ 2000, 721.
HR 09-01-2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9372, m.nt. J. de Hullu
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 januari 2001
- Magistraten
W.J.M. Davids, F.H. Koster, A.M.M. Orie, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
0094099P
- Conclusie
A-G Jörg
- Noot
J. de Hullu
- LJN
AA9372
- JCDI
JCDI:ADS159868:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:AA9372, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑01‑2001
ECLI:NL:HR:2001:AA9372, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑01‑2001
- Wetingang
Essentie
De HR formuleert algemene uitgangspunten en regels waarop in ontnemingszaken zijn huidige rechtspraak terzake overschrijding van de redelijke termijn cfm. art. 6 EVRM is gebaseerd. Aanvulling op HR NJ 2000, 721. De HR bespreekt achtereenvolgens: toetsing door de HR als feitenrechter, aanvang en duur redelijke termijn, rechtsgevolgen overschrijding redelijke termijn.1
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 12 mei 1999 op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van J.F.T., adv. mr. M. Moszkowicz, te Maastricht.