NJ 2001, 238
Meer en Vaart verweer.
HR 31-10-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7959, m.nt. T.M. Schalken
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
31 oktober 2000
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, G.J.M. Corstens, H.A.M. Aaftink, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.J.A. van Dorst
- Zaaknummer
01991/99
- Conclusie
A-G Machielse
- Noot
T.M. Schalken
- LJN
AA7959
- JCDI
JCDI:ADS159959:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2000:AA7959, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑10‑2000
ECLI:NL:HR:2000:AA7959, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑10‑2000
- Wetingang
Sv art. 359 lid 1; Sv art. 359 lid 3
Essentie
Meer en Vaart verweer. Met zijn oordeel dat de voorstelling van zaken van verdachte niet aannemelijk is geworden heeft het hof, gelet op de bewijsmiddelen en in aanmerking genomen de inhoud van het verweer, het verweer toereikend verworpen.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 september 1999 alsmede tegen alle op de terechtzitting van dit Hof gegeven beslissingen in de strafzaak tegen O.B., adv. mr. A. Moszkowicz, te Amsterdam.
Bewezenverklaring
Hij in de periode van 12 juli 1998 tot en met 13 juli 1998 te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.