JOL 2000, 411
Onschuldverweer. Onbegrijpelijk oordeel dat nader onderzoek cfm. art. 26 lid 4 Uitleveringswet niet noodzakelijk was. Internationaal strafrecht.
HR 11-07-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6462
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 juli 2000
- Magistraten
W.J.M. Davids, G.J.M. Corstens, A.M.M. Orie, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
01704/99U
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AA6462
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2000:AA6462, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑07‑2000
ECLI:NL:HR:2000:AA6462, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑07‑2000
Essentie
Onschuldverweer. Onbegrijpelijk oordeel dat nader onderzoek cfm. art. 26 lid 4 Uitleveringswet niet noodzakelijk was. Internationaal strafrecht.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Maastricht van 17 augustus 1999 omtrent een verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken en Justitie van de deelstaat Nordrhein-Westfalen (Bondsrepubliek Duitsland) tot uitlevering van: [de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], en tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in Penitentiaire Inrichting 'De Geerhorst' te Sittard.
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft de gevraagde uitlevering van [de opgeëiste ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.