NJ 2000, 482
Hof oordeelde ten onrechte dat posters in casu geen gedachten of gevoelen openbaarden als bedoeld in 7.1 Grondwet.
HR 21-03-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5201, m.nt. P.J. Boon
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 maart 2000
- Magistraten
Haak, Corstens, Aaftink, Orie, Van Buchem-Spapens
- Zaaknummer
111825
- Conclusie
wnd. A-G Keijzer
- Noot
P.J. Boon
- LJN
AA5201
- JCDI
JCDI:ADS145639:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2000:AA5201, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑03‑2000
ECLI:NL:HR:2000:AA5201, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑03‑2000
- Wetingang
GW art. 7 lid 1
Essentie
1. Gedachten die niet in het desbetreffende drukwerk zijn geopenbaard, maar welke bij het venten door de aanbieder daarvan worden gekoesterd, kunnen het drukwerk niet onder de bescherming van art. 7 lid 1 Gw doen vallen.
2. Art. 7 lid 1 Gw biedt een ruime bescherming aan de openbaring van gedachten of gevoelens door middel van de drukpers. Slechts als redelijkerwijs moet worden uitgesloten dat in de gedrukte stukken gedachten of gevoelens tot uitdrukking zijn gekomen moet de door dit grondrecht geboden bescherming worden onthouden. In casu gaat het om posters met reproducties van aquarellen en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.