NJ 2000, 92
Onredelijke vertraging in cassatiefase, geen strafvermindering.
HR 23-11-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1720
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 november 1999
- Magistraten
Haak, Corstens, Van Dorst
- Zaaknummer
111916
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
ZD1720
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZD1720, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑11‑1999
- Wetingang
Sr art. 36e; Sv art. 359a; EVRM art. 6 lid 3
Essentie
Behoort bij HR NJ 2000, 91. Undue delay in de cassatiefase. De Hoge Raad volstaat — in de hoofdzaak van de hiervoor genoemde zaak — met de enkele vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden. Zulks, gelet op de korte duur van de termijnoverschrijding en het feit dat de Hoge Raad in de profijtontnemingszaak wegens eenzelfde termijnoverschrijding de hoogte van de maatregel cfm. art. 36e Sr en de duur van de vervangende hechtenis vermindert.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 april 1998 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.