NJ 2000, 11
Ten behoeve van DNA-onderzoek afgenomen bloed is gebruikt voor een klassiek vergelijkend bloedonderzoek zonder toestemming van de verdachte. Gelet op de tekst van art. 138a en 195a Sv en op de geboden restrictieve interpretatie van de voorschriften inzake de toepassing van dwangmiddelen had het hof de resultaten van het bloedonderzoek niet tot bewijs mogen bezigen.
HR 12-10-1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3804, m.nt. A.C. 't Hart
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 oktober 1999
- Magistraten
Davids, Bleichrodt, Aaftink, Van Buchem-Spapens, Balkema
- Zaaknummer
112161
- Conclusie
A-G Van Dorst
- Noot
A.C. 't Hart
- LJN
AA3804
- JCDI
JCDI:ADS65478:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:1999:AA3804, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑10‑1999
ECLI:NL:HR:1999:AA3804, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑10‑1999
- Wetingang
Essentie
Ten behoeve van DNA-onderzoek afgenomen bloed is gebruikt voor een klassiek vergelijkend bloedonderzoek zonder toestemming van de verdachte. Gelet op de tekst van art. 138a en 195a Sv en op de geboden restrictieve interpretatie van de voorschriften inzake de toepassing van dwangmiddelen had het hof de resultaten van het bloedonderzoek niet tot bewijs mogen bezigen.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 november 1998 in de strafzaak tegen:
E.E.M., te Eindhoven, ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.