HR, 16-03-1999, nr. 110162
ECLI:NL:PHR:1999:ZD1498
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16-03-1999
- Zaaknummer
110162
- LJN
ZD1498
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1999:ZD1498, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑03‑1999; (Cassatie)
ECLI:NL:PHR:1999:ZD1498, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑03‑1999
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑03‑1999
Inhoudsindicatie
Passieve ambtelijke omkoping door als burgemeester gift in de vorm van geldbedrag (fl. 21.760) aan te nemen van vennootschap, terwijl gift is gedaan om hem te bewegen deze vennootschap te begunstigen t.o.v. andere bedrijven (art. 363.1 Sr). 1. Wetenschap a.b.i. art. 363.1 Sr. Heeft hof miskend dat onder de in art. 363.1 Sr voorkomende woorden "wetende dat" geen voorwaardelijk opzet is begrepen? 2. Reactie van raadsman van verdachte op CAG. Slaat HR acht op tweede Borgersbrief? Ad 1. Voor de in art. 363.1 Sr gevorderde wetenschap van verdachte t.a.v. de hem gedane gift of belofte is vereist dat doel van die gift of belofte de verdachte duidelijk was. Met zijn overweging dat verdachte moet hebben begrepen en ook heeft begrepen dat voordeel op kavelprijs aan hem was verleend opdat hij als burgemeester van gemeente in strijd met zijn plicht, anders dan om zakelijke redenen, vennootschap zou begunstigen boven haar concurrenten bij verlenen van opdrachten, heeft hof als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat het voor verdachte duidelijk moet zijn geweest dat voordeel op kavelprijs hem was verleend met dat doel. Dat oordeel volgt ook uit hetgeen hof dienaangaande blijkens gebezigde bewijsmiddelen heeft vastgesteld, te weten dat verdachte t.t.v. bewezenverklaard feit burgemeester was, dat hij wist dat prijs voor kavel grond die hij in zijn gemeente wilde kopen fl. 160 per vierkante meter was, dat hij fl. 125 per vierkante meter heeft geboden en dat in tegenstelling tot hetgeen hij had verwacht vennootschap dit bod heeft geaccepteerd. Klacht berust derhalve op verkeerde lezing van 's hofs arrest. Ad 2. HR heeft kennis genomen van eerste Borgersbrief van raadsman. Bij griffie HR is voorts nog tweede Borgersbrief van raadsman ingekomen. HR zal op deze brief geen acht slaan omdat het in strijd is met goede procesorde om nogmaals op CAG te reageren. Volgt verwerping.
16 maart 1999
Strafkamer nr. 110.162
AB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 december 1997 in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1940, wonende te [woonplaats] .
1. De bestreden uitspraak
1.1. Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Herto genbosch van 15 oktober 1996 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 1 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair en 4 primair en subsidiair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 2."als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat zij hem gedaan wordt ten einde hem te bewegen, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen" veroor deeld tot een geldboete van tienduizend gulden, sub sidiair éénhonderd dagen hechtenis.
1.2. Het verkorte arrest en de aanvulling daarop als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
Het beroep, dat zich kennelijk niet richt tegen de gegeven vrijspraken, is ingesteld door de verdach te. Namens deze heeft mr G.G.J. Knoops, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voor gesteld en voorts bij aanvullende schriftuur nog een nadere toelichting op een aantal middelen gegeven. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconclu deerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft kennis genomen van een na de terechtzitting waarop de conclusie van het Openbaar Ministerie is genomen nog ingekomen schrijven van de raadsman, gedateerd 3 februari 1999.
Bij de Griffie van de Hoge Raad is voorts nog ingekomen een aanvullende brief van mr Knoops, gedateerd 9 februari 1999.
De Hoge Raad zal op deze brief geen acht slaan omdat het in strijd is met een goede procesorde om nogmaals op de conclusie van het Openbaar Ministerie te reageren.
3. Beoordeling van het achtste middel
3.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat het Hof heeft miskend dat onder de in art. 363 sub 1° Sr voorkomende woorden "wetende dat" geen voorwaardelijk opzet is begrepen.
3.2. Voor de in art. 363 sub 1° Sr gevorderde weten schap van de verdachte ten aanzien van de hem gedane gift of belofte is vereist dat het doel van die gift of belofte de verdachte duidelijk was.
3.3. Met zijn op pagina 7 van het bestreden arrest weergegeven overweging dat de verdachte heeft moeten begrijpen (de Hoge Raad verstaat: moet hebben begre pen en ook heeft begrepen) dat het voordeel op de kavelprijs aan hem was verleend opdat hij als burgemeester van de gemeente [plaats] in strijd met zijn plicht, anders dan om zakelijke redenen, [A] B.V. zou begunstigen boven haar concurrenten bij het verlenen van opdrachten, heeft het Hof als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat het voor de verdachte duidelijk moet zijn geweest dat het voordeel op de kavelprijs hem was verleend met dat doel. Dat oordeel volgt ook uit hetgeen het Hof dienaangaande blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft vastgesteld, te weten dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit burgemeester van [plaats] was, dat hij wist dat de prijs voor de kavel grond die hij in die gemeente wilde kopen fl. 160,-- per vierkante meter was, dat hij fl. 125,-- per vier kante meter heeft geboden en dat in tegenstelling tot hetgeen hij had verwacht [A] B.V. dit bod heeft geaccepteerd.
3.4. De hiervoor onder 3.1 bedoelde klacht berust derhalve op een verkeerde lezing van 's Hofs arrest en kan niet tot cassatie leiden.
3.5. De andere in het middel vervatte klacht kan evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de klacht niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of van de rechtsontwikke ling.3.6. Het middel faalt derhalve in al zijn onderdelen.
4. Beoordeling van de overige middelen De middelen kunnen niet tot cassatie leiden.
Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of van de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak, voorzover aan zijn oordeel onderworpen, ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Davids als voorzitter, en de raadsheren Koster en Van Buchem-Spapens, in bijzijn van de waarnemend- griffier Tarlavski-Reurslag, en uitgesproken op 16 maart 1999.
Conclusie 16‑03‑1999
Dit document is (nog) niet beschikbaar gesteld door de rechtsprekende instantie.