NJ 1999, 73
Ondervragingsrecht en gebruik voor bewijs ambtsedig p.-v. met getuigenverklaring / voldoende dat tenlastegelegde wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal
HR 14-04-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1013
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 april 1998
- Magistraten
Hermans, Bleichrodt, Corstens, Aaftink, Orie
- Zaaknummer
106758
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
ZD1013
- JCDI
JCDI:ADS65452:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZD1013, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑04‑1998
- Wetingang
Sv art. 338; EVRM art. 6 lid 3 onder d
Essentie
Ondervragingsrecht en gebruik voor bewijs van ambtsedig proces-verbaal met getuigenverklaring. ‘In belangrijke mate’ cfm. HR NJ 1994, 427: voldoende is dat tenlastegelegde wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 oktober 1996 in de strafzaak tegen M. El M., te Utrecht, adv. mr. R.A. van der Velde te Utrecht.
Hof:
Bewezenverklaring en bewijsvoering
Ten laste van de verdachte is, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, bewezenverklaard dat:
(…)
9
hij op 9 maart 1995 te Almere ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.