NJ 1998, 388
Vervolgingsuitlevering aan BRD / oordeel over schending Nederlandse soevereiniteit voorbehouden aan minister tenzij gestelde schending zodanig is dat opgeëiste persoon door uitlevering zou worden blootgesteld aan risico flagrante schending 6 lid 1 EVRM
HR 16-12-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0888
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 december 1997
- Magistraten
Hermans, Corstens, Orie
- Zaaknummer
107391U
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
ZD0888
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Materieel strafrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZD0888, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑12‑1997
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1; UW art. 33
Essentie
Vervolgingsuitlevering aan BRD. Oordeel of sprake is van schending van de Nederlandse soevereiniteit is voorbehouden aan de minister van Justitie, tenzij de gestelde schending zodanig is dat de opgeëiste persoon door uitlevering zou worden blootgesteld aan een risico van flagrante schending van art. 6 lid 1 EVRM.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 19 juni 1997 omtrent een verzoek van de Bondsrepubliek Duitsland tot uitlevering van N.G., te Rotterdam, adv. mr. V.L. Koppe te Amsterdam.
Rechtbank:
Uitspraak
De Rechtbank heeft de gevraagde uitlevering van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.