Einde inhoudsopgave
Uitleveringswet
Artikel 33 [Beslissing Minister. Aanhouding beslissing]
Geldend
Geldend vanaf 03-04-1967
- Bronpublicatie:
09-03-1967, Stb. 1967, 139 (uitgifte: 14-03-1967, kamerstukken: 8054 )
- Inwerkingtreding
03-04-1967
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-03-1967, Stb. 1967, 139 (uitgifte: 14-03-1967, kamerstukken: 8054 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Buitenlandse Zaken
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
1.
Nadat Onze Minister de stukken overeenkomstig artikel 32 heeft terugontvangen, beslist hij zo spoedig mogelijk op het verzoek tot uitlevering.
2.
Voorzover de uitlevering bij rechterlijk gewijsde ontoelaatbaar is verklaard, wordt op het verzoek afwijzend beschikt.
3.
Is de uitlevering alleen wegens ongenoegzaamheid van de overgelegde stukken ontoelaatbaar verklaard, dan kan Onze Minister zijn beslissing aanhouden. Hetzelfde geldt, indien de uitlevering wel toelaatbaar is verklaard, doch Onze Minister nadere stukken nodig acht voor een verantwoorde beslissing zijnerzijds.
4.
In geval van aanhouding van zijn beslissing biedt Onze Minister de autoriteiten van de verzoekende staat gelegenheid om, binnen een door hem te stellen redelijke termijn, nadere stukken over te leggen.
5.
Worden de gevraagde nadere stukken niet binnen de daarvoor gestelde termijn overgelegd, dan beschikt Onze Minister afwijzend op het verzoek tot uitlevering.
6.
De beslissing van Onze Minister op een verzoek tot uitlevering wordt ter kennis van de verzoekende staat gebracht langs diplomatieke weg, tenzij bij verdrag in een andere weg is voorzien.