NJ 1994, 577:Dagvaarding (261 lid 3 Sv) heeft blijkens 314a Sv een zodanig voorlopig karakter dat daaraan niet het vertrouwen kan worden ontleend dat niet voor enig feit dat daaronder zou kunnen worden gebracht afzonderlijk zal worden vervolgd / verdachte niet in zijn verdediging geschaad: beginselen van behoorlijke procesorde geschonden? / Rapport Recherche Advies Commissie, geen recht van 99 RO / geen onrechtmatig verkregen bewijs bij gebruik gegevens ontleend aan geheim gedeelte zakcomputer

NJ 1994, 577

Dagvaarding (261 lid 3 Sv) heeft blijkens 314a Sv een zodanig voorlopig karakter dat daaraan niet het vertrouwen kan worden ontleend dat niet voor enig feit dat daaronder zou kunnen worden gebracht afzonderlijk zal worden vervolgd / verdachte niet in zijn verdediging geschaad: beginselen van behoorlijke procesorde geschonden? / Rapport Recherche Advies Commissie, geen recht van 99 RO / geen onrechtmatig verkregen bewijs bij gebruik gegevens ontleend aan geheim gedeelte zakcomputer

Documentgegevens:

HR 29-03-1994, ECLI:NL:HR:1994:AD2076, m.nt. T.M. Schalken

Instantie: Hoge Raad (Strafkamer)
Datum: 29 maart 1994
Magistraten: Hermans, Beekhuis, Mout, Davids, Keijzer, Fokkens
Zaaknummer: 96305
Noot: T.M. Schalken
LJN: AD2076
JCDI: JCDI:ADS74148:1
Vakgebied(en): Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal strafrecht (V)
Materieel strafrecht / Algemeen
Brondocumenten: ECLI:NL:HR:1994:AD2076, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑03‑1994
ECLI:NL:PHR:1994:AD2076, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑01‑1994
Wetingang: Sr art. 68; Sv art. 95; Sv art. 261 lid 3; Sv art. 314a lid 1; Sv art. 338; Sv art. 344 lid 1 onder 4; Sv art. 359 lid 5; Sv art. 359 lid 6; Sv art. 433 lid 2; EVRM art. 8; RO art. 99

Essentie

1. Een dagvaarding cfm art. 261 lid 3 Sv heeft blijkens art. 314a Sv een zodanig voorlopig karakter dat daaraan niet het vertrouwen kan worden ontleend dat niet voor enig feit dat daaronder zou kunnen worden gebracht afzonderlijk zal worden vervolgd. De stelling dat art. 314a lid 1 Sv geen toepassing kan vinden indien inmiddels voeging heeft plaatsgevonden met een zaak met een andere telastelegging, vervat in een tweede dagvaarding, vindt geen steun in het recht. 2. Na 's Hofs vaststelling dat verdachte door de gang van zaken niet in zijn verdediging is geschaad, is 's Hofs oordeel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.