Voor zover dit een beroep inhoudt op verontschuldigbare rechtsdwaling faalt dit beroep. Dat de verzoeker, op de hoogte van de aanwezigheid van zwartwerkers, de aannemelijke kans op de koop toe nam, dat er met op de opgaven voor loon- en omzetbelasting, die hij soms zelf ondertekende geknoeid werd, lijkt ook niet twijfelachtig.
HR, 27-05-1986, nr. 79349
ECLI:NL:PHR:1986:AC9380
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27-05-1986
- Zaaknummer
79349
- LJN
AC9380
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1986:AC9380, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑05‑1986; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:1986:AC9380
ECLI:NL:PHR:1986:AC9380, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑05‑1986
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:1986:AC9380
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑05‑1986
Inhoudsindicatie
-
27 mei 1986
Strafkamer
nr. 79.349
GK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
Op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage van 13 mei 1985 in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1937, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep – behoudens ten aanzien van de kwalificatie en de strafoplegging – met verbetering van gronden bevestigd een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 31 januari 1984 voor zover daarbij de verdachte tot straf is veroordeeld. Het Hof heeft de verdachte ter zake van 1. en 2. “valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd”, 3. “opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd”, 4. “valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging meermalen gepleegd” en 5. “opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf.
2. Het cassatieberoep
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Mr. P.J.G.M. van Gool, advocaat, te Dordrecht, het navolgende middel van cassatie voorgesteld:
Schending van recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving nietigheid met zich brengt, en in het bijzonder schending van artikelen 51 en 225 Wetboek van Strafrecht en artikel 68 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen.
Toelichting:
Het Hof heeft met overneming van gronden de beslissing in het vonnis van de Arrondissementsrechtbank Dordrecht d.d. 31 januari 1984 vervat, bewezen geoordeeld dat requirant de boven gekwalificeerde feiten heeft begaan.
Het Gerechtshof heeft overgenomen de beslissing van de Rechtbank Dordrecht, omschreven onder 1.3: “Zij verklaart het door de Officier van Justitie aan verdachte ten laste gelegde bewezen zoals onder 7.2 is omschreven”. Impliciet heeft het Gerechtshof daarmee overgenomen de beslissing van de Rechtbank ten aanzien van het bewijsverweer als omschreven in het vonnis van de Rechtbank onder 8.2.
Het Hof nam over de door de Rechtbank onder 8.1 geformuleerde bewijsmiddelen en vulde deze aan als omschreven in het arrest a quo.
De Rechtbank heeft overwogen onder 8.2 “naar uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid, heeft verdachte samen en in vereniging met anderen of een ander feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedragingen ….”
Rechtbank, en daarmee Hof, geeft hiermee een onjuiste uitleg aan het begrip “feitelijk leiding geven” en aan artikel 51 Sr.
Het voor toepassing van artikel 51 Sr noodzakelijk vereiste dat degene die feitelijk leiding geeft op de hoogte dient te zijn van de verboden gedraging mocht het Gerechtshof niet afleiden uit de gebezigde bewijsmiddelen. Met name de onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten werden gepleegd zonder dat requirant wetenschap had van het feit dat de rechtspersoon [A] daarmee in strijd handelde met het bepaalde in strafwetgeving. Bijvoorbeeld uit de wetenschap van requirant dat binnen het [A] -bedrijf personen tegen salarisbetaling werkzaam waren die gelijktijdig uitkeringen ontvingen, kan niet worden geconcludeerd dat hij noodzakelijkerwijs bekend diende te zijn met de onjuiste inhoud van de aangifte loonbelasting dan wel omzetbelasting. Ten onrechte wordt impliciet door het Gerechtshof bij requirant kennis aanwezig geacht omtrent opzet en uitvoering van de verweten verboden gedragingen. Uit de gebezigde bewijsmiddelen mag echter geen nadere betrokkenheid worden afgeleid dan dat requirant met name waar het aangifte omzetbelasting en loonbelasting betrof in opdracht van Usmani zonder enige nadere controlemogelijkheid een handtekening plaatste. Door de wetenschap van requirant omtrent de verboden gedragingen niet specifiek vast te stellen hebben Rechtbank en Gerechtshof het vonnis en arrest onvoldoende en onbegrijpelijk gemotiveerd.
3. De conclusie van het Openbaar Ministerie
De Advocaat-Generaal Leijten heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4. Bewezenverklaring en bewijsvoering
4.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
1. de vennootschap onder firma Las- en Constructiebedrijf [A] B.V. in oprichting, op tijdstippen in de periode van juni 1982 tot en met juli 1982, in de gemeente Dordrecht, telkens facturen en offertes gericht aan de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij B.V. te Amsterdam, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan, immers heeft [betrokkene 1] of een ander toen daar namens [A] voornoemd telkens op die facturen en offertes in elk geval op de facturen d.d. 22 juni 1982, no. 82.06.044 en d.d. 29 juni 1982 no. 82.06.053 en d.d. 6 juli 1982 no. 82.07.007 en d.d. 13 juli 1982 no. 82.07.027 en d.d. 21 juli 1982 no. 82.07.057 en d.d. 29 juli 1982 no. 82. 07.072 en de offertes d.d. 19 juni 1982 en d.d. 25 juni 1982 in strijd met de werkelijkheid vermeld dat door voornoemde vennootschap [A] op basis van aanneming van werk (zgn. onderaanneming) werkzaamheden waren verricht voor de Nederlands Scheepbouw Maatschappij B.V.; hebbende hij, verdachte, op tijdstippen in 1982 in de gemeente Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander (te weten [betrokkene 2] ), feitelijke leiding gegeven aan vorenomschreven verboden gedragingen.
2. de vennootschap onder firma Las- en Constructiebedrijf [A] B.V. in oprichting, op tijdstippen in de periode van oktober 1982 tot en met januari 1983, in de gemeente Dordrecht, telkens facturen aan Ravestein B.V. te Deest, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan;
Immers heeft [betrokkene 1] of een ander toen daar namens [A] voornoemd telkens op die facturen in elk geval op de facturen d.d. 21 oktober 1982 no. 82.10.039 en d.d. 17 januari 1983 no. 83.01.15 en d.d. 31 januari 1983 d.d. 83.01.42, in strijd met de werkelijkheid vermeld, dat door voornoemde vennootschap [A] op basis van aanneming van werk (zgn. onderaanneming) werkzaamheden waren verricht voor Ravestein B.V. te Deest;
hebbende hij, verdachte, op tijdstippen in 1982 en 1983 in de gemeente Dordrecht tezamen en in vereniging met een andere (te weten [betrokkene 2] ), feitelijke leiding gegeven aan vorenomschreven verboden gedragingen;
3. de vennootschap onder firma Las- en Constructiebedrijf [A] B.V. in oprichting, op tijdstippen in het jaar 1982 in Nederland telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte facturen van Las- en Constructiebedrijf [B] , gericht aan [A] B.V. i.o. voornoemd, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren zij echt en onvervalst, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan;
Immers heeft zij, [A] voornoemd, telkens opzettelijk die facturen in elk geval de facturen van het bedrijf [B] voornoemd d.d. 12 juli 1982 no. 88.82.07.033 en d.d. 12 juli 1982 no. 88.82.07.034 en d.d. 14 juli 1982 no. 88.82.07.035. -welk facturen zodanig waren opgesteld, dat daaruit bleek dat het bedrijf [B] voornoemd (op basis van een aanneemsom) werkzaamheden had uitgevoerd voor [A] voornoemd tegen een in die facturen genoemd prijs, terwijl in werkelijkheid geen werkzaamheden door [B] voornoemd voor het bedrijf [A] waren uitgevoerd- ter hand gesteld van (het administratiekantoor van) [betrokkene 3] , teneinde die facturen in de administratie van [A] voornoemd op te nemen en daarin te verwerken, waarna die Van Verseveld (mede) aan de hand van voornoemde facturen, de aangiften omzetbelasting over 1982 heeft opgesteld ten behoeve van het bedrijf [A] voornoemd; hebbende hij, verdachte, op tijdstippen in 1982, in de gemeente Dordrecht telkens tezamen en in vereniging met andere (te weten [betrokkene 4] en [betrokkene 2] ) feitelijke leiding gegeven aan vorenomschreven verboden gedragingen;
4. de vennootschap onder firma Las- en Constructiebedrijf [A] B.V. in oprichting, in de maand januari 1982 en de maand januari 1983, in Nederland, telkens een verzamelloonstaat bestemd voor de Bedrijfsvereniging voor de metaalnijverheid en bestemd voor de Inspecteur der Belastingen, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan;
immers heeft [betrokkene 3] toen daar, telkens namens [A] voornoemd op de verzamelloonstaan over 1981 en over 1982 valselijk en in strijd met de werkelijk vermeld dat in de periode waarop die verzamelloonstaat betrekking had, (respectievelijk) 63 en 102 werknemers in dienstbetrekking waren van [A] voornoemd gedurende een bepaalde periode in het betreffende jaar en dat aan die werknemers over die periode een bepaald bedrag aan loon was uitbetaald, zulks terwijl in werkelijkheid in de periode waarop die verzamelloonstaat betrekking had (1981 en 1982) meer werknemers in dienstbetrekking waren van [A] voornoemd en de op die verzamelloonstaten vermelde loonbedragen in werkelijkheid hoger waren;
hebbende hij, verdachte, op tijdstippen in de jaren 1982 en 1983 in de gemeente Dordrecht, telkens tezamen en in vereniging met anderen (te weten [betrokkene 2] en [betrokkene 4] ), feitelijke leiding gegeven aan vorenomschreven verboden gedragingen;
5. de vennootschap onder firma Las- en Constructiebedrijf [A] B.V. in oprichting, op tijdstippen in de jaren 1981 en 1982 in Nederland, telkens opzettelijk een bij de belastingwet, als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, voorziene aangifte onjuist heeft gedaan, terwijl daarvan het gevolgd zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven;
immers hebben anderen toen daar namens [A] voornoemd telkens:
A. op van de hieronder vermelde aan [A] voornoemd uitgereikte aangiftebiljetten omzetbelasting de daarachter vermelde bedragen als te betalen, dan wel terug te ontvangen, althans terug te vragen, vermeld:
Aangiftebiljet:
omzetbelasting 1e kwartaal 1982 te betalen | f 7. 011,00 |
omzetbelasting 2e kwartaal 1982 te betalen | - 11.454,00 |
omzetbelasting juli 1982 te betalen | -39.086,00 |
omzetbelasting augustus 1982 te betalen | -40.730,00 |
omzetbelasting september 1982 terug te vragen | -8.986.00 |
omzetbelasting oktober 1982 te betalen | -5.287,00 |
zulks terwijl in werkelijkheid die te betalen bedragen aanmerkelijk hoger, en die terug te ontvangen, althans terug te vragen, bedragen aanmerkelijk lager waren;
B. op van de hieronder vermelde aan [A] voornoemd uitgereikte aangiftebiljetten loonbelasting en premie de daarachter vermelde bedragen als “nog te betalen” vermeld:
Aangiftebiljet:
loonbelasting en premie | november 1981 | f 19.702,00 |
loonbelasting en premie | december 1981 | - 21.167.00 |
loonbelasting en premie | januari 1982 | - 24.091,00 |
loonbelasting en premie | februari 1982 | - 24.654,00 |
loonbelasting en premie | maart 1982 | - 32.536,00 |
loonbelasting en premie | april 1982 | - 32.522,00 |
loonbelasting en premie | mei 1982 | - 36.764,00 |
loonbelasting en premie | juni 1982 | - 41.521,00 |
loonbelasting en premie | juli 1982 | - 59.573,00 |
loonbelasting en premie | augustus 1982 | - 58.597,00 |
loonbelasting en premie | september 1982 | - 63.283,00 |
loonbelasting en premie | oktober 1982 | - 67.690,00 |
loonbelasting en premie | november 1982 | - 53.089,00 |
zulks terwijl in werkelijkheid die te betalen bedragen aanmerkelijk hoger waren;
hebbende hij, verdachte op tijdstippen in de jaren 1981 en 1982 in de gemeente Dordrecht telkens tezamen en in vereniging met andere (te weten [betrokkene 2] en [betrokkene 4] ), feitelijke leiding gegeven aan vorenomschreven verboden gedragingen.
4.2 Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek door de rechter-commissaris in strafzaken. [betrokkene 5] verklaart omtrent de taakverdeling bijv.o.f. [A] B.V. i.o. -zakelijk weergegeven-:
[betrokkene 2] was de baas van [A] B.V. i.o.
Alles liep via hem. Hij delegeerde echter bepaalde taken aan [verdachte] , [betrokkene 6] en ook aan mij. [verdachte] was de technische man. Hij onderhield de contacten met de opdrachtgevers voor was de technische en financiële aspecten betreft. [betrokkene 6] deed kantoorwerk, waarbij hij o.a. stukken tekende.
2. Een proces-verbaal, op 23 november 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] en[verbalisant 2] , respectievelijk opperwachtmeester der rijkspolitie-districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht en brigadier-rechercheur van de gemeentepolitie te Dordrecht, onder meer inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 1] – zakelijk weergegeven -;
Van de kamer van koophandel en Fabrieken te Dordrecht werden copieën ontvangen uit het handelregister. Hieronder volgt een samenvatting van hetgeen daarin is vermeld.
6 maart 1978: Inschrijven bij de kamer van Koophandel van Las- en Constructiebedrijf [A] B.V. i.o. [a-straat 1] te Dordrecht.
Vennoten zijn: [betrokkene 6] , [b-straat 1] te Cappelle a/d IJssel en [betrokkene 7] , [c-straat 1] te Alphen a/d Rijn.
15 oktober 1979: Op deze datum wordt vermeld dat [betrokkene 7] per 19 mei 1979 als vennoot is uitgeschreven.
10 oktober 1979: Met terugwerkende kracht per 19 mei 1979 wordt [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1937 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [d-straat 1] als nieuw vennoot ingeschreven.
12 mei 1980: Per 6 mei 1980 wordt de vennootschap ontbonden tengevolge van de uittreding van vennoot [betrokkene 6] . De onderneming wordt per 6 mei 1980 voortgezet door [verdachte] onder de handelsnaam Las- en Constructiebedrijf “ [A] ”.
15 oktober 1981: Voortzetting der onderneming door Las- en Constructiebedrijf [A] B.V. i.o. met [verdachte] als eigenaar.
15 oktober 1981: Voortzetting der onderneming door [verdachte] en [betrokkene 6] als vennoten.
3. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek door de rechter-commissaris in strafzaken. De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven:
Met ingang van 19 mei 1979 tot op heden ben ik vennoot van Las- en Constructiebedrijf [A] B.V. i.o., samen met mijn medevennoot [betrokkene 4] .
Laatstgenoemde is echter op 6 mei 1980 uit de vennootschap uitgetreden en op 15 oktober 1981 opnieuw vennoot geworden. In die periode was [A] B.V. i.o. dus een eenmaanszaak, die op mijn naam stond.
[betrokkene 2] was de grote baas echter [A] B.V. i.o. . Hij behartigde de financiële belangen van de firma en had de algemene leiding. In overleg met hem nam ik de technische kant van het werk voor mijn rekening. Het kwam wel voor dat [betrokkene 6] en ik samen geld van de bank gingen halen, maar dat deden wij ook wel ieder afzonderlijk. Ik had regelmatig werkbesprekingen met [betrokkene 2] . Mijn werkbesprekingen met [betrokkene 2] betroffen het door [A] B.V. i.o. uit te voeren werk voor diverse opdrachtgevers, zoals de NSM, ADM, Ravestein, RDM en Wilton-Fijenoord. Tot mijn taak behoorde verder het selecteren van het personeel.
U houdt mij voor dat ik heb verklaard: “Ik nam in eerste instantie mensen aan als zwartwerkers”. Ik bedoel daarmee te zeggen, dat het mij wel bekend was dat het merendeel van degenen die zich bij mij aanmeldden, uitkeringstrekker was en niet de bedoeling had bij [A] in vaste dienst te treden.
Ik maakte zo nu en dan samen met [betrokkene 2] de loonzakjes klaar en zag dan dat slechts in sommige daarvan een loonstrook zat. Ik betaalde ook lonen uit.
Het behoorde verder tot mijn taak uit te kijken naar nieuwe opdrachtgevers en daarmee zo nodig contacten te leggen, met andere woorden acquisitie te bedrijven.
Ik heb in de loop van de jaren 1980 tot en met 1982 diverse malen namens [A] B.V. i.o. stukken ondertekend. Met betrekking tot de bankzaken moet ik zeggen, dat deze zich beperkten tot het halen van geld van de bank, al dan niet samen met [betrokkene 6] . Ik heb inderdaad stukken als directeur ondertekend.
4. Een proces-verbaal, op 17 oktober 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3] en[verbalisant 4] , respectievelijk opperwachtmeester der rijkspolitie-districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht en looninspecteur van het Gemeenschappelijk Administratiekantoor, als bijlage 1/V 27.4 opgenomen echter proces-verbaal 5105/83, onder meer inhoudende als op17 oktober 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van verdachte:
Ik weet uiteraard, dat door mijn handelswijze van het “zwart” aannemen van personeel enig nadeel voor de staat zou ontstaan.
Met betrekking tot het ondertekenen van stukken met betrekking tot [A] B.V. i.o. kan ik zeggen dat of ik of [betrokkene 6] alles ondertekenden.
Ik deed samen met [betrokkene 6] de bankzaken voor [A] B.V. i.o..
Ik had en legde de kontakten met de opdrachtgevers en de personeelsleden, als dat zo uitkwam.
Meestal was [betrokkene 6] degene die ondertekende, maar als hij er niet was, deed ik dat wel. Het gebeurde in sommige gevallen weleens dat ik één van de meisjes op kantoor opdracht gaf om bijvoorbeeld een offerte uit te typen en te verzenden naar een eventuele nieuwe opdrachtgever. Een dergelijke offerte ondertekende ik dan wel als hij in mijn opdracht was getypt.
5. Een proces-verbaal, op 7 september 1983 respectievelijk op ambtseed en ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , respectievelijk ambtenaar bij de Loontechnische Dienst en hoofdcontroleur van de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst, als bijlage 1/V 22.2 opgenomen achter proces-verbaal 5105/83, onder meer inhoudende als op 7 september 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van [betrokkene 1] , wonende te [woonplaats] , [e-straat 1] :
U vraagt mij wat de plaats c.q. de taak was van [betrokkene 14] [verdachte] .
Hij was direkteur van [A] B.V. i.o. . Hij had de contacten met het personeel.
Hij heeft mij verschillende keren gevraagd om aanbevelingsbrieven uit te typen en te verzenden naar potentiële opdrachtgevers. Indien er personeel moest worden aangetrokken belde hij mensen, hij had hiervoor de nodige adressen in zijn agenda staan.
[verdachte] heeft ook de nodige handtekeningen gezet onder stukken, bijvoorbeeld ontslagbewijzen, offertes.
6. Een proces-verbaal, op 27 juni 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 5] , ambtenaar van de Loontechnische Dienst, als bijlage 1/7/8/G 17.1 opgenomen achter proces-verbaal 5111/83, inhoudende als op 9 juni 1983 aan verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 8] , wonende te [woonplaats] , beroep bankbeheerder, - zakelijk weergegeven -:
De relatie van [A] B.V. i.o. is op 22 september 1978 ontstaan, toen dit bedrijf zijn rekening bij onze vestiging aan [f-straat] te Dordrecht onderbracht (Alg. Bank Nederland). Het was de heer [betrokkene 6] die het bedrijf destijds bij mij introduceerde. Hij vertelde mij, dat deze firma met ideële oogmerken was opgericht met als doelstelling Molukkers aan het werk te helpen.
Op de bankrekening van de firma [A] waren, achtereenvolgens de volgende personen gemachtigd. Per 6 maart 1978 waren bevoegd: [betrokkene 6] en [betrokkene 7] . Per 9 juni 1978 treedt [betrokkene 7] uit en wordt [verdachte] de tweede vennoot. Per 12 mei 1980 wordt [A] een éénmanszaak; [betrokkene 6] treedt dan uit en [verdachte] is alleen gemachtigd op de rekening. Op 15 oktober 1981 wordt alleen [A] weer een vennootschap onder firma; [betrokkene 6] en[verdachte] zijn beiden weer gemachtigd op de rekening.
De bedragen die op de rekening van [A] B.V. i.o. werden gestort, werden, vooral in het begin, snel opgenomen.
Ik wil hier opmerken, dat [A] B.V. i.o. een nogal afwijkend “bankgedrag” vertoonde. Er was een spontaan gebruik van de rekening. Daarmee bedoel ik te zeggen, dat men plotseling een aanzienlijk bedrag in contanten nodig had. Ik kan mij herinneren, dat het wel eens voorkwam, dat [betrokkene 6] geld kwam storten op rekening van [A] in gezelschap van een mij onbekend persoon en dat geld direct daarna weer opnam en overdroeg aan die persoon. Een dergelijke handelwijze is, naar mijn mening, zeer ongebruikelijk. Ik weet dat [betrokkene 6] hier ooit eens is geweest in gezelschap van [betrokkene 9] . Over het algemeen deed ik zaken met [betrokkene 6] en [verdachte] , maar [betrokkene 2] is echter ook diverse keren op de bank geweest. Ten tijde dat [C] B.V. werkte voor [A] B.V. i.o. gebeurde het, dat [betrokkene 6] of [verdachte] in gezelschap van ene [betrokkene 10] van [C] , geld kwam halen, waarbij de balie-medewerkster het geld overhandigde aan genoemde [betrokkene 10] . Nederland werden er door [A] B.V. i.o. cheques uitgeschreven ten name van [C] , welke dan geincasseerd werden door [betrokkene 10] . Toen [C] kennelijk niet meer voor [A] werkte, diende zich twee andere bedrijven aan, te weten [B] B.V. en [D] B.V.. Van [betrokkene 2] ontving ik opdracht bedragen telefonisch over te maken ten gunste van laatstgenoemde B.V. ‘s, naar rekeningen bij een filiaal in Papendrecht.
7. Een proces-verbaal, op 31 oktober 1983 respectievelijk op ambtseed en ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 6] , respectievelijk opperwachtmeester der rijkspolitie-districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht, looninspecteur van het Gemeenschappelijk Administratiekantoor en hoofdcontroleur van de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst, als bijlage 1/41/V 30.1 opgenomen achter proces-verbaal 5108/83, onder meer inhoudende als op 31 oktober 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van [betrokkene 11] , wonende te [woonplaats] , [g-straat 1] :
Ik zal trachten uit te leggen hoe er door [A] B.V. i.o. bij de N.S.M. werd gewerkt: Als er werk voor ons was, kregen wij tekeningen mee, en werd door ons met de technische mensen van de N.S.M., overlegd over details in het uit te voeren werk. Daarna werd er een globale berekening gemaakt over hoeveel het werk mocht gaan kosten. Aan de hand hiervan werd bepaald of wij het werk mochten uitvoeren of niet. Dan ging ons personeel op het karwei aan het werk. Als het werk dan was uitgevoerd werden de uren opgeteld en ingediend bij de werfbaas of loodsbaas, net waar was gewerkt. Deze gaf het aantal uren dan door aan de heer van Brussel van het bureau onderaanneming en deze maakte dan een gele bon. Het bedrag op de gele bon kwam tot stand door het aantal gewerkte uren te vermenigvuldigen met het overeengekomen manuurbedrag. Aan de hand van de omschrijving en het bedrag wat op de gele bon stond vermeld, maakte ik een aanbieding. Deze aanbieding maakte ik dus als de gele bon al klaar was. Deze aanbieding gaf ik aan de heer van Brussel. Van hem kreeg ik dan de bij die aanbieding behorende gele bon. Deze bracht ik naar het kantoor van [A] B.V. i.o. waar aan de hand van deze gele bon een factuur werd gemaakt. De hele papierwinkel, die werd dus achteraf opgesteld, om te doen lijken of het werk werkelijk werd uitbesteed. Het enige waar volgens mij met de N.S.M. daadwerkelijk werd onderhandeld, was het manuurtarief. Het was dus gewoon het uitlenen van personeel aan de N.S.M. door [A] B.V. i.o.. Al het werk wat door [A] B.V. i.o. bij de N.S.M. is gedaan betreft het uitlenen van personeel van onze zijde en het inlenen van personeel van de zijde van de N.S.M. De N.S.M. bestelde bij ons gewoon een aantal mensen en die konden ze van ons geleverd krijgen. Als door ons van [A] B.V. i.o. mensen werden geleverd aan de N.S.M. hadden wij er geen zeggenschap in waar de mensen tewerk werden gesteld. Ik begrijp dat door deze wijze van handelen een verkeerde voorstelling van zaken werd gegeven, door naar buiten te laten lijken dat het aangenomen werk was.
8. Een proces-verbaal, op 1 november 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3] , opperwachtmeester der rijkspolitie-districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht, als bijlage 1/41/V 27.5 opgenomen achter proces-verbaal 5108/83, onder meer inhoudende als op1 november 1983 aan verbalisant afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van verdachte:
U confronteert mij met de verklaring van mijn broer [betrokkene 11] . Hetgeen hij in zijn verklaring zegt omtrent de werkwijze van [A] B.V. i.o. bij de N.S.M. wil ik bevestigen. Ik wist van deze gang van zaken. Ik heb hierover bepaalde afspraken gemaakt.
9. Een proces-verbaal. op 1 november 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 7] en[verbalisant 8] , respectievelijk hoofdcontroleur van de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst en hoofdcontroleur A ter Inspectie Invoerrechten en Accijnzen, als bijlage 1/41/V 29.2 opgenomen achter proces-verbaal 5108/83, onder meer inhoudende als op 1 november 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 2] , wonende te [woonplaats] , - zakelijk weergegeven -:
Op een paar kleine werkjes na, kan gesteld worden dat [A] B.V. I.o. bij de N.S.M. uitsluitend heeft gewerkt op basis van gewerkte uren. Het factuurbedrag kwam tot stand door het aantal gewerkte uren te vermenigvuldigen met het afgesproken uurbedrag. Er is dus vanaf dat moment steeds sprake geweest van het uitlenen van personeel. Dat moment zal ongeveer zijn aangevangen midden 1981. De omschrijving op de facturen aan deze opdrachtgever, waaruit de conclusie getrokken zou kunnen worden, dat er sprake zou zijn van “aangenomen werk” is dus niet overeenkomstig de waarheid.
10. Een proces-verbaal, op 17 oktober 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3] en[verbalisant 4] , respectievelijk opperwachtmeester der rijkspolitie-districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht en looninspecteur van het Gemeenschappelijk Administratiekantoor, als bijlage 1/41/V 27.1 opgenomen achter proces-verbaal 5108/83, onder meer inhoudende als op17 oktober 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van verdachte:
U vraagt mij nu over hoe er door [A] B.V. i.o. werd gewerkt bij de N.S.M. te Amsterdam. Ik had daar goede kontakten met de voorlieden van die werf. Daarnaast had ik ook goede kontakten op het bureau uitbesteding. Ik zal proberen uit te leggen hoe ik bij de N.S.M. werkte. Er was veelal een ploeg van gemiddeld, in het jaar 1982, een 100 man van ons bij de N.S.M. werkzaam. Om die ploeg aan het werk te houden moest er uiteraard steeds nieuw werk komen. Ik ging dan naar het bureau onderaannemers en sprak met de heren [naam 1] of van Brussel. Die hadden meestal al van tevoren werk klaarliggen wat ze aan een bepaald project mochten uitbesteden. Ik vroeg dan of er werk uit te besteden was en ik kreeg dan van hun een witte werkbon en een tekening van het betreffende project. Aan de hand van die witte bon ging mijn personeel dan al werken. De gele bon kreeg ik meestal wanneer het werk al was gedaan. Aan de hand van deze gele bon werd dan weer vanaf het kantoor van [A] B.V. i.o. een factuur gezonden aan de N.S.M.
11. Een proces-verbaal, op [geboortedatum] 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 9] en[verbalisant 8] , respectievelijk opperwachtmeester der rijkspolitie-districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht en hoofdcontroleur A ter Inspectie Invoerrechten en Accijnzen, als bijlage 1/41/G 12.1 opgenomen achter proces-verbaal 5108/83, inhoudende als op 19 april 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 12] , wonende te [woonplaats] , - zakelijk weergegeven -:
Op een gegeven moment kreeg ik een uitkering ingevolge de W.W.V. Via een kennis van mij, kwam ik in aanraking met [A] B.V. i.o. . Op een zondagavond werd ik opgebeld door [verdachte] van [A] B.V. i.o. die zei dat ik de volgende dag kon gaan werken bij de N.S.M. te Amsterdam. Met [verdachte] kwam ik het loon overeen. Dit bedroeg f 600,00 netto per week. Toen ik bij de N.S.M. te Amsterdam kwam, nam [verdachte] me mee naar het kantoor van [betrokkene 13] van de N.S.M. Van deze [betrokkene 13] kreeg ik een tijdkaartje met mijn naam er op. Ook kreeg ik van [betrokkene 13] een materialenbon, waarmee ik een overall haalde in het magazijn van de N.S.M. [betrokkene 13] stuurde mij vervolgens naar [betrokkene 14] , een baas van de N.S.M., die mij zei wat ik moest doen. Deze [betrokkene 14] liep in overall waarop de aanduiding N.S.M. stond, alsmede zijn naam. Ook op mijn overall stond de aanduiding N.S.M. Ik kreeg mijn opdrachten van [betrokkene 14] , de hellingbaas van de N.S.M. en niet van iemand van [A] B.V. i.o.. Ik werkte onder leiding en toezicht van mensen van de N.S.M.. Mijn loon kreeg ik van [betrokkene 15] , een broer van [verdachte] . Hij betaalde dit uit in het kantoor van [A] B.V. i.o. bij de N.S.M.. Noch van [verdachte] of [betrokkene 15] , noch van iemand anders van [A] B.V. i.o. kreeg ik opdrachten. Dezen bemoeiden zich niet met het werk. Op de werf was niet te onderscheiden of het personeel van [A] B.V. i.o. of van de N.S.M. betrof. Ik had duidelijk de indruk uitgeleend te zijn aan de N.S.M. Dit had [betrokkene 15] mij namelijk al eens verteld. U toont mij een lijst van personeelsleden van [B] N.V., die zijn uitgeleend aan [A] B.V. i.o., waarop mijn naam onder nr. 1 te lezen valt. Ik ken [B] N.V. niet en heb nooit bij [B] N.V. gewerkt. In de tijd dat ik voor [A] B.V. i.o. bij de N.S.M. werkte had ik een uitkering van de Gemeentelijke Sociale Dienst Rotterdam van f 230,00 per week.
12. Een proces-verbaal, op 25 maart 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 4] en[verbalisant 10] , respectievelijk looninspecteur van het Gemeenschappelijk Administratiekantoor en hoofdagent-rechercheur van de gemeentepolitie te Gorinchem, als bijlage 1/41/G 2.1 opgenomen achter proces-verbaal 5108/83, inhoudende als op 25 maart 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 16] , wonende te [woonplaats] – zakelijk weergegeven -:
Sinds anderhalf jaar heb ik een uitkering krachtens een werkloosheidsregeling. Ik kwam in contact met de heer [verdachte] van [A] B.V. i.o. te Dordrecht. Via wie dit contact is gegaan, weet ik niet precies, maar het is zo gegaan dat ik op een gegeven moment de heer [betrokkene 14] [verdachte] aan de telefoon kreeg. Ik werd aangenomen en mij werd medegedeeld dat ik de maandag daarna moest beginnen bij de N.S.M. te Amsterdam. Als weekloon werd overeengekomen een bedrag van f 550,00 netto per week en daarbij een reiskostenvergoeding van f 125,00 eveneens per week.
Eenmaal aan het werk voor [A] B.V. i.o. in Amsterdam, hoorde ik dat 80% van het [A] B.V. i.o. personeel zwart werkt. Ik was mij ook bewust da ik zwart werkte. De werkzaamheden door ons verricht stonden onder leiding van een voorman van de N.S.M.
De mensen die bij [A] B.V. i.o. deze zaak regelden, waren [betrokkene 14] [verdachte] op het technische vlak en [betrokkene 2] op het financiële vlak.
13. Een proces-verbaal met bijlagen (genummerd 1 tot en met 59), op 25 mei 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 10] en [verbalisant 4] , respectievelijk hoofdagent-rechercheur van gemeentepolitie te Gorinchem en looninspecteur van het Gemeenschappelijk Administratiekantoor, als bijlage 1/41/D 1 opgenomen achter proces-verbaal 5108/83, onder meer inhoudende zakelijk weergegeven- als verklaring van verbalisanten dan wel een hunner:
Tijdens de huiszoeking en de inbeslagnemingen op 24 februari 1983 werden urenlijsten aangetroffen in het [A] kantoor te Amsterdam. De daarop vermelde uren, in het bijzonder die van week 24 tot en met 29 van 1982, d.i. de periode van 14 juni 1982 tot en met 23 juli 1982 zijn de basis van een aantal facturen die hieronder zullen worden opgesomd.
Week 24: Is van 14 juni tot en met 18 juni 1982. Blijkens bijlage 3 zijn dat 481 uren maal f 35,-= f 16.835,-. De factuur is nr. 82.06.044. De offerte werd opgemaakt d.d. 18 juni 1982, offerte en opdracht worden dus gemaakt aan het einde van de periode waarin de werkzaamheden zijn verricht.
Week 25: Is van 21 juni tot en met 25 juni 1982. Blijkens bijlage 3 zijn dat 546 uren maal f 35,- = f 19.100,-. De offerte werd verstrekt op 25 juni 1982, dus aan het eind van de werkzaamheden.
Week 26: Is van 28 juni tot en met 2 juli 1982. Blijkens bijlage 3 werden 644 uren gemaakt à f 35,- per uur = f 22.540,-. Faktuur nr. 82.07.007 toont dat bedrag.
Week 27: Is van 5 juli 1982 tot en met 9 juli 1982. Blijkens bijlage 3 werden 705 ¼ uren gemaakt. De uren besteed aan object H.P. 202 werden doorgeschoven naar week 28. (zie bijlage 3). Berekend werden 618 uren à f 35,- = f 21.630,-. Afgerekend werd 617 ¼ uur à f 35,- = f 21.603,75 – hetgeen is afgerond op f 21.600,-. Zie factuur nr. 82.07.027.
Bon 09678, object 9007/10 700 uren maal f 35,- = f 24.500,- Object en aantal uren zijn vermeld op bijlage 3. De factuur vermeldt “aanneemsom” met dit bedrag.
Week 28: Is van 12 juli 1982 tot en met 16 juli 1982. Blijkens bijlage 3 werden 562 uren gemaakt maal f 35,- is f 19.670,-. De opdrachtbon is gedateerd op 17 mei 1982. De factuur nr. 82.07.057, met dezelfde tekst als op de opdrachtbon is ook bijgevoegd. Afrekening kan niet anders zijn dan op basis van uren.
Week 29: Is van 19 juli tot en met 23 juli 1982. Afgerekend werden 524 uren (zie bijlage 3 bij week 29) maal f 35,- = f 18.340,-. Op de achterzijde van de gele bon nr. 10676 worden echter nog eens 36 uren extra vermeld, zodat er totaal afgerekend werd 560 uren maal f 35,- = f 19.600,-.De opdracht werd gemaakt in week 30 en wel op 26 juli 1982, dus na de verrichte werkzaamheden.
8.1.14. Een urenlijst [A] B.V. i.o. kantoor N.S.M., als bijlage 3 gevoegd bij proces-verbaal 1/41/D 1, voor zover vermeldende:week 24Totaal aantal uren 481nummer 09648
week 25Totaal aantal uren 546nummer 9681
week 26Totaal aantal uren 644nummer 09695
week 27Totaal aantal uren 618 (na doorhaling van 706 uren)700
week 28Totaal aantal uren 562
week 29Totaal aantal uren 524
15. Een factuur als bijlage 4 gevoegd bij proces-verbaal 1/41/D 1 van [A] B.V. i.o. d.d. 22 juni 1982 bestemd voor N.S.M. Amsterdam nummer 82.06.044 voor zover inhoudende:Bonnr.: 09648Laswerk aan secties 8522/8523, lassen van boxes 2051/2052 slijpendiverse onderdelen in de panelenstraat f 16.835,-
16. Een offerte, als bijlage 5 gevoegd bij proces-verbaal 1/41/D 1, van [A] B.V. i.o. aan N.S.M. d.d. 19 juni 1982 voor zover inhoudende:
….. bieden wij U aan onderstaande werkzaamheden in eigen beheer op Uw bedrijf uit te voeren.…..Het verrichten van laswerk aan de secties 8522/8523.Het lassen van boxes 2051/2052 en het slijpen van diverse onderdelenin de panelenstraat f 16.835,-
17. Een offerte als bijlage 8 gevoegd bij proces-verbaal 1/41/D 1 van [A] B.V. i.o. aan N.S.M. d.d. 25 juni 1982 voor zover inhoudende:….. bieden wij U aan onderstaande werkzaamheden in eigen beheer op Uw bedrijf uit te voeren.….. vaste prijs f 19.100,- excl. B.T.W.
18. Een factuur, als bijlage 10 gevoegd bij proces-verbaal 1/41/D 1, van [A] B.V. i.o. aan N.S.M. Amsterdam d.d. 6 juli 1982, nummer 82.07.007, voor zover inhoudende:….. Bonnr.: 09695….. Aanneemsom f 22.540,-
19. Een factuur, als bijlage 12 gevoegd bij proces-verbaal 1/41/D 1, van [A] B.V. i.o. aan N.S.M. Amsterdam d.d. 13 juli 1982, nummer 82.07.027, voor zover inhoudende:….. Aanneemsom f 21.600,-
20. Een factuur, als bijlage 15 gevoegd bij proces-verbaal 1/41/D 1, van [A] B.V. i.o. aan N.S.M. Amsterdam d.d. 29 juni 1982, nummer 82.06.053, voor zover inhoudende:….. Aanneemsom f 24.500,-
21. Een factuur, als bijlage 17 gevoegd bij proces-verbaal 1/41/D 1, van [A] B.V. i.o. aan N.S.M. Amsterdam d.d. 21 juli 1982, nummer 82.07.057, voor zover inhoudende:….. Voor U uitgevoerd het slijpen van bovendekse boxgirders, sectiesvan tek. 30 en de halfprodukten in de hallen 2 en 7 f 12.040,-Voor het werken in avonddiensten en op zaterdag in de hallen van de scheepsbouwloods om het N.S.M. program te kunnen volgen.
F 7.630,-
F 19.670,-
22. Een factuur, als bijlage 20 gevoegd bij proces-verbaal 1/41/D 1, van [A] B.V. i.o. aan N.S.M. Amsterdam d.d. 29 juli 1982, nummer 82.07.072,voor zover inhoudende:….. Aanneemsom f 19.600,-
23. Een proces-verbaal, met bijlagen, op 4 mei 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3] en[verbalisant 7] , respectievelijk opperwachtmeester der rijkspolitie-districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht en hoofdcontroleur van de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst als bijlage 1/43/D 1 opgenomen achter proces-verbaal 5106/83, onder meer inhoudende als verklaring van verbalisanten dan wel een hunner:
Bij onderzoek naar de betrekkingen tussen [A] B.V. i.o. en Ravestein bleek ons het volgende:
Het vermoeden bestond, dat [A] personeel ter beschikking had gesteld van Ravestein B.V. en dat zowel [A] B.V. i.o. als door Ravestein B.V. werd voorgewend, dat er sprake was van het aannemen en uitbesteden van werk. Op 25 oktober 1982 werd via het telefoonnummer [001] een telefoongesprek gevoerd tussen [betrokkene 17] en iemand van de boekhouding van Ravestein B.V.. Dit gesprek handelt over een verschil van mening over het aantal gewerkte uren in week 40. Dit is de week van 4 tot en met 8 oktober 1982.Gezien de loop van het gesprek heeft [betrokkene 17] van zijn personeel doorgekregen hoeveel uren in de week 40 bij Ravestein B.V. zijn gemaakt. Hij heeft hiervan zijn berekening gemaakt en heeft voor zich zelf berekend dat er een factuur gemaakt moet worden, groot f 13420,-. Hij wacht echter op de opdracht en heeft die kennelijk voor zich als hij naar Ravestein B.V. belt. Hij blijkt, dat de opdracht gekregen te hebben, groot f 13200,-. Uit dit gesprek blijkt, dat de opdracht is gemaakt naar aanleiding van een optelling van gewerkte uren in week 40.Uit het gesprek blijkt, dat het gaat om de order de dato 29 september 1982, onder nummer 175.
Op 7 januari 1983 belt via telefoonnummer [002] [betrokkene 17] naar [betrokkene 18] , bedrijfsleider van Ravestein B.V. Kennelijk heeft eerder die dag [betrokkene 18] voor [betrokkene 2] gebeld en heeft hij gevraagd teruggebeld te worden. Uit het gesprek blijkt, dat [betrokkene 18] voor nog dezelfde avond 10 lassers kan gebruiken.Uiteindelijk belt [betrokkene 17] dan naar Ravestein B.V. en zegt, dat ze met zeven of negen komen vanavond. In het gesprek met [betrokkene 18] is er voor die avond een uurprijs van f 40,- bedongen. Volgens de crediteuren-administratie van Ravenstein B.V. is er op 7 januari 1983 een opdracht verstrekt aan [A] B.V. i.o. ad. f 1920,-. Dit moeten zijn 48 manuren van f 40,-.
In de administratie van [A] B.V. i.o. troffen wij twee opdrachten aan van Ravestein B.V. gericht aan [A] B.V. i.o. De eerste opdracht, gedateerd 10 januari 1983 is groot f 11.000,- en betreft ON 7265. De twee opdracht, gedateerd 12 januari 1983 is groot f 3000,- en betreft BN 187Beide opdrachten zijn geantidateerd en zijn opgemaakt naar aanleiding van de gemaakte uren in de weken 2 en 3 van 1983. (10 tot en met 21 januari 1983). Volgens [betrokkene 18] zou het werk zijn voor vier weken. Het werk zou worden uitgevoerd door 5 personen. Deze 5 personen zouden in vier weken totaal 160 uur werken per persoon. Per 5 personen is dat in totaal 800 uur maal het afgesproken uurtarief à f 35,-, is totaal f 28.000,-. De opdrachten van 10 en 12 januari 1983 bedragen de helft van het werk voor vier weken.verklaarde dat wanneer op urenbasis werd gewerkt, de opdrachten achteraf worden opgemaakt. Tevens zei hij dat de omschrijving op de opdrachten in zulke gevallen fictief was.
24. Een proces-verbaal, op 28 april 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 7] , respectievelijk opperwachtmeester der rijkspolitie districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht en hoofdcontroleur van de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst als bijlage 1/43/G 1.1 opgenomen achter proces-verbaal 5106/83, onder meer inhoudende als op 28 april 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van [betrokkene 18] , wonende te [woonplaats] , [h-straat 1] :
Sinds juni 1973 ben ik werkzaam bij de werf Ravenstein te Deest.Het bedrijf [A] B.V. i.o. werkt bij Ravestein. Bij [A] B.V. i.o. was naar mijn mening [betrokkene 2] de man op kantoor en [verdachte] was de man die verstand had van het werk. Met [verdachte] bedoel ik degene die [naam 2] werd genoemd. De opdrachten werden dan ook door [naam 2] aangenomen. In zijn algemeenheid kan ik stellen dat er voor ongeveer 25% op uurbasis is gewerkt.Wanneer op uurbasis werd gewerkt, werd de opdracht achteraf opgemaakt. De datering van de opdrachten gebeurde dan niet met nauwkeurigheid en daarom moet u zich daarop niet blind staren. Ook de omschrijving op de opdrachten was in zulke gevallen fictief.
De opdrachten werden beslist niet gemaakt naar aanleiding van de facturen van [A] B.V. i.o. maar achteraf naar het aantal uren wat er in één week werd gewerkt, althans wanneer er op urenbasis werd gewerkt.
Ik weet in elk geval wel dat een deel van onze bouwnummers 175 en 187 door [A] -personeel op uurbasis is gewerkt.De door mij gemaakte opdrachten werden naar [A] B.V. i.o. gezonden.Daar werden de opdrachten voor akkoord ondertekend en met de factuur weer teruggezonden naar Ravestein. Over het uurbedrag werd zo 3 maal per jaar met [A] B.V. i.o. onderhandeld.Meestal werd het uurtarief voor mij opnieuw inzet van onderhandelen wanneer [A] B.V. i.o. een tijdje niet op de werf was geweest. Ik was degene die onderhandelen met [A] B.V. i.o. over het uurtarief.
25. Een proces-verbaal, op 19 oktober 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3] opperwachtmeester der rijkspolitie-districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht als bijlage 1/43/V 27.1 opgenomen achter proces-verbaal 5106/83, onder meer inhoudende als op 19 oktober 1983 aan verbalisant afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van verdachte:
Als ik bij Ravestein zaken deed, deed ik deze altijd met de bedrijfsleider [betrokkene 18] of de lasbaas [betrokkene 14] van Londen. Wij werkten daar bij Ravestein op urenbasis . Wij hadden bij Ravestein vooraf een bepaalde manuur prijs afgesproken. Als [betrokkene 18] dan belde om bijvoorbeeld 10 lassers, dan kon hij die van ons geleverd krijgen. Als er dan een opdracht moest worden gemaakt, werd die soms wel vooraf gemaakt. Ik wist namelijk hoeveel mensen er werden ingezet en welke prijs er was bepaald. Dan telde ik het aantal uren en dat vermenigvuldigde ik met overeengekomen manuur prijs en dat was dan mijn prijs voor een bepaald object. Als er dan achteraf overuren of zaterdaguren bij waren gekomen, werden die uren opgeteld en dan weer vermenigvuldigd met de overeengekomen manuurprijs. Hier werd dan weer een opdracht van gemaakt door [betrokkene 18] , die wij dan steeds naar het kantoor gezonden kregen. Ik heb diverse van die opdrachten voor akkoord ondertekend.Ik begrijp dat wanneer er op deze wijze een opdracht tot stand wordt gebracht, niet meer kan worden gesproken van het aannemen van werk.
26. Een proces-verbaal, op 2 november 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 7] en[verbalisant 11] , respectievelijk hoofdcontroleur van de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst en hoofdcontroleur A ter Inspectie Invoerrechten en Accijnzen, als bijlage 1/43/V 29.1 opgenomen achter proces-verbaal 5106/83, onder meer inhoudende als op 2 november 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 2] , wonende te [woonplaats] , - zakelijk weergegeven -:
Met betrekking tot de opdrachtgever Ravestein B.V., Waalbandijk 11 te Deest verklaar ik, dat [A] B.V. i.o. bij deze opdrachtgever uitsluitend heeft gewerkt op basis van gewerkte uren.Het factuurbedrag kwam tot stand door het aantal gewerkte uren te vermenigvuldigen met het afgesproken uurbedrag. Er is dus steeds sprake geweest van het uitlenen van personeel. De omschrijving op de facturen aan deze opdrachtgever, waaruit de conclusie getrokken zou kunnen worden, dat er sprake zou zijn van “aangenomen werk”, is dus niet overeenkomstig de waarheid. De omschrijving had zodanig moeten zijn, dat duidelijk naar voren was gekomen, dat [A] B.V. i.o. personeel had uitgeleend. Dit werd echter niet gedaan, omdat bekend was, dat het uitlenen van personeel strafbaar was. De omschrijving op de facturen werd overgenomen van de opdrachten, welke door de opdrachtgever aan ons werden verstrekt. Aangezien zowel de opdrachtgever en [A] B.V. i.o. de bedoeling hadden om arbeidskrachten in- en uit te lenen, is de omschrijving op deze opdrachten evenmin overeenkomstig de waarheid. Van mij werd door de opdrachtgever niets meer verlengd dan het leveren van personeel.
27. Een proces-verbaal, op [geboortedatum] 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 7] , respectievelijk opperwachtmeester der rijkspolitie districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht, en hoofdcontroleur van de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst, als bijlage 1/43/G 3.1 opgenomen achter proces-verbaal 5106/83, inhoudende als op 19 april 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 19] , wonende te [woonplaats] , - zakelijk weergegeven -:Ik heb nagenoeg altijd voor [A] B.V. i.o. gewerkt bij Ravestein te Deest. Bij Ravestein heb ik altijd te maken gehad met de lasbaas. Deze was in dienst bij Ravestein. Op de werf bij Ravestein werkt ik gewoon samen met de mensen van Ravestein. De lasbaas was niet alleen onze baas maar ook de baas over de mensen van Ravestein. Het materiaal dat wij gebruikten werd door Ravestein verstrekt. Als we oude of versleten spullen hadden, gingen we naar het magazijn bij Ravestein en kregen tegen inlevering van de oude materialen nieuwe verstrekt.
28. Een proces-verbaal, op 25 april 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 7] , respectievelijk opperwachtmeester der rijkspolitie districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht en hoofdcontroleur van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, als bijlage 1/43/G 6.1 opgenomen achter proces-verbaal 5106/83, inhoudende als op 22 april 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 20] , wonende te [woonplaats] , - zakelijk weergegeven - :
Ik ben bij [A] B.V. i.o. aangenomen door [betrokkene 2] . Ik moest gelijk gaan werken bij Ravestein. [betrokkene 18] van Ravestein vertelde ons via een Ambonese jongen wat we moesten doen. De lasbaas van Ravestein controleerde ons werk. Het materiaal haalden we uit het magazijn van Ravestein. Ik werkte samen met mensen van Ravestein.
29. Een factuur als bijlage gevoegd bij proces-verbaal 1/43/D 1 van [A] B.V. aan Ravestein B.V., d.d. 21 oktober 1982 genummerd 82.10.039, voor zover inhoudende:
…..Betreft: Uw opdracht d.d. 29-9-1982…..Bouwnummer 175.…..Aanneemsom f 13.200,-.
30. Een factuur als bijlage gevoegd bij proces-verbaal 1/43/D 1, van [A] B.V. aan Ravestein B.V., d.d. 17 januari 1983 genummerd 83. 01.015, voor zover inhoudende:
…..Betreft: Uw opdracht B.N. 187, d.d. 7-1-1983.…..Aanneemsom f 1920,-.
31. Een factuur als bijlage gevoegd bij proces-verbaal 1/43/D 1, van [A] B.V. aan Ravestein B.V., d.d. 21 oktober 1982, nummer 83.01.042, voor zover inhoudende:
…..Betreft: Uw opdracht B.N. 7265, d.d. 10-01-1983.…..Aanneemsom f 11.000,-.
32. Een proces-verbaal met bijlage, op 31 mei 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 9] en [verbalisant 8] , respectievelijk opperwachtmeester der rijkspolitie-districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht en hoofdcontroleur A ter Inspectie Invoerrechten en Accijnzen, als bijlage 1/3/4/D 3 opgenomen achter proces-verbaal 5109/83, onder meer inhoudende als verklaring van verbalisanten – zakelijk weergegeven - :
Bij onderzoek in de inbeslaggenomen administratie van [A] B.V. i.o. welke zich bevond bij [E] te Sliedrecht alsmede bij onderzoek in de inbeslaggenomen administratie van [B] en van [betrokkene 21] , [I-straat 1] te Breda, bleek het volgende. Volgens de verzamelloonstaat van [B] P.v.b.A., werd er in het jaar 1982 door 18 verschillende werknemers, in totaliteit gedurende 1391 dagen arbeid verricht.Onder genoemde 18 werknemers zijn er 4, te weten [betrokkene 22] , [betrokkene 23] , [betrokkene 24] en [betrokkene 25] , die geen arbeid hebben verricht, terzake waarvan door [B] facturen werden afgegeven aan opdrachtgevers.De overige 14 werknemers hebben in totaliteit gedurende 1123 dagen arbeid verricht.
Terzake zou [B] maximaal kunnen doorbelasten aan opdrachtgevers: 1123 dagen x 8 uren x f 35,- uurloon = f 314.440,-.Uit de op 24 februari 1983 inbeslaggenomen administratieve bescheiden blijkt, dat in 1982 werd gefactureerd aan [A] B.V. i.o., [a-straat 1] te Dordrecht tot een bedrag van 2.694.085,-. Derhalve is er een verschil van f 2.379.645,-.
32A. Een proces-verbaal, met bijlage, op 24 augustus 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 8] en [verbalisant 7] , respectievelijk hoofdcontroleur A ter Inspectie Invoerrechten en Accijnzen en hoofdcontroleur van de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst, als bijlage 1/3/4/V 17.8 opgenomen achter proces-verbaal 5109/83, onder meer inhoudende als op 24 augustus 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van [betrokkene 21] , wonende te Breda, [I-straat 1] :
U toont mij een overzicht van een steekproef van facturen die door [B] zijn afgegeven aan [A] B.V. i.o.Tevens toont u mij de in dat overzicht opgenomen facturen en opdrachten en de daarbij behorende bankbescheiden. Ik herken deze bescheiden en ik verklaar uitdrukkelijk dat de facturen door mij werden vervaardigd en dat voor de in rekening gebrachte bedragen geen enkele prestatie is verricht door [B] .U zegt mij dat u in totaal voor een bedrag van f 2.694.058,- door [B] is gefactureerd aan [A] B.V. i.o.
Voor dit bedrag is door [B] geen enkele prestatie verricht aan [A] B.V. i.o. Het betreft allemaal valselijk opgemaakte facturen die door [B] werden verkocht aan [A] B.V. i.o.
33. Een factuur, als bijlage gevoegd bij proces-verbaal 1/3/4/D 3, van [B] N.V. aan [A] B.V. d.d. 12 juli 1982, genummerd 88.82.07.033, voor zover inhoudende:
Voor het lassen van flenzen aan pijpen,diverse verloopstukken en stuiken aflassenin de pijpen, het geheel volgens Uw opdrachtd.d. 24 juni 1982, berekenen wij U, de over-eengekomen aanneemsom van: | f 8.300,-- |
34. Een factuur, als bijlage gevoegd achter proces-verbaal 1/3/4/D 3, van [B] N.V. aan [A] B.V. d.d. 12 juli 1982, genummerd 88.82.07.034, voor zover inhoudende:
Voor het lassen van sectie 8523 in deOosthal van de lasloods, berekenen wij U,volgens Uw opdracht d.d. 28 juni 1982 deovereengekomen aanneemsom van: | f 54.700,- |
35. Een factuur, als bijlage gevoegd achter proces-verbaal 1/3/4/D 3, van [B] N.V. aan [A] B.V. d.d. 14 juli 1982, genummerd 88.82.07.035,voor zover inhoudende:
Volgens Uw opdracht d.d. 24 juni 1982, berekenen wij U, voor het compleet aflassen van bovendeksectie 2011 met alle daarop gebouwde langs en dwarsschotten, de overeengekomen aanneemsom van: | f 16.600,- |
36. Een lijst overzicht facturen als bijlag 2 gevoegd bij proces-verbaal 1/3/4/D 3, van [B] aan [A] B.V., voor zover inhoudende:
Factuurnummer | Factuurdatum | Datum opdracht | Bedrag |
88 82 07 033 | 120782 | 240682 | 8.300,- |
88 82 07 034 | 120782 | 280682 | 54.700,- |
88 82 07 035 | 140782 | 240682 | 16.600,- |
….
Totaal werd door [B] aan [A] gefactureerd f 2.694.085,-
37. Een proces-verbaal, op 19 november 1983 opgemaakt door [verbalisant 1] , opperwachtmeester der rijkspolitie-districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht, als bijlage 1/3/4/V 32.1 opgenomen achter proces-verbaal 5109/83, onder meer inhoudende als op 19 november 1983 aan verbalisant afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van [betrokkene 3] , wonende te [woonplaats] , [j-straat 1] :
De boekhouding van [A] werd in keurig bijgewerkte staat bij mijn kantoor afgeleverd en in mijn opdracht door mijn personeel verwerkt met het doel met deze gegevens de afsluiting te maken en de jaarstukken op te stellen. Aan de aangiften omzetbelasting van [A] B.V. i.o. over het eerste halfjaar 1982 per kwartaal en het tweede halfjaar 1982 maandelijks lagen de [B] facturen ten grondslag.
38. Een proces-verbaal op 21 oktober 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3] , opperwachtmeester der rijkspolitie-districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht als bijlage 1/3/4/V 27.1 opgenomen achter proces-verbaal 5109/83, onder meer inhoudende als op 21 oktober 1983 aan verbalisant afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van verdachte:
U vraagt mij nu naar de onderaannemer [B] . Als leidinggevende figuren van dit bedrijf ken ik de heren [betrokkene 21] , [betrokkene 24] en [betrokkene 26] . Met [betrokkene 26] of [betrokkene 24] had ik contact als ik [B] nodig had.Er is door [B] wel bij ons gewerkt maar niet voor een bedrag van 2,7 miljoen.Ik zie dat ik een aantal opdrachten aan [B] zelf heb ondertekend.Ik herken mijn handtekening.
39. Een proces-verbaal, op 7 november 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , respectievelijk hoofdcontroleur van de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst en hoofdcontroleur A ter Inspectie Invoerrechten en Accijnzen, als bijlage 1.3.4/V/ 29.1 opgenomen achter proces-verbaal 5109/83, onder meer inhoudende als op 4 en 7 november 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 2] , wonende te [woonplaats] ,- zakelijk weergegeven - :
[betrokkene 5] kwam op een dag bij mij en zei dat hij een afspraak had gemaakt in het Parkhotel te Rotterdam met ene [betrokkene 24] . Dit zal ongeveer zijn geweest begin 1982. Tijdens die ontmoeting in het Parkhotel te Rotterdam waar naast [betrokkene 24] tevens aanwezig waren [betrokkene 26] , [betrokkene 5] en ik, werden er afspraken gemaakt inzake de condities van levering van valse facturen. Na deze bijeenkomst verscheen enkele dagen later, [betrokkene 24] met [betrokkene 26] en ene heer van [betrokkene 26] bij [A] B.V. i.o. in Dordrecht facturen werden ter goedkeuring aan mij voorgelegd. Deze blanco facturen konden mijn goedkeuring wegdragen. Het bedrag wat op de valse factuur vermeld diende te worden werd door mij berekend. Dat ging op de volgende wijze.De loonsom verminderd met het loon van de witte werknemers was het bedrag dat op de valse factuur moest worden vermeld.De opdrachten werden meestal gehaald op de dinsdag voorafgaande aan de donderdag dat Van [betrokkene 26] en [betrokkene 26] met de facturen en het geld kwamen.[B] heeft éénmaal daadwerkelijk voor [A] B.V. i.o. gewerkt.Die periode zal ongeveer 2 weken geduurd hebben. Ik had toen ineens een heleboel lassers nodig. [betrokkene 26] heeft deze lassers aan [A] B.V. i.o. geleverd. Buiten die periode heeft [B] nimmer voor [A] B.V. i.o. gewerkt. De [B] -facturen zijn dan ook allemaal valselijk opgemaakt. Zelfs de facturen uit de periode dat [B] wel werkte voor [A] B.V. i.o., omdat de facturen in die periode werden verhoogd met de bedragen die ik tekort kwam voor het betalen van de zwarte lonen.De facturen van [B] zijn enkele en alleen maar gebruikt en in de administratie van [A] B.V. i.o. verwerkt met het doel de controlerende in stanties te misleiden en de afdrachte van de sociale laste en de belastingen zo laag mogelijk te houden.Het aantal lassers wat ik nodig had van [B] komt overeen met het aantal namen voorkomend op de brief van [B] d.d. 1 juli 1982 aan [A] B.V. i.o..Ik betaalde voor die ingeleende mensen f 32,50 per uur. Het totaalbedrag zal ongeveer f 120.000,-- zijn geweest. Al het meerdere gefactureerde door [B] is dus ter dekking van de zwarte lonen geweest die door [A] B.V. i.o. werden uitbetaald.De opdrachten van [A] B.V.i.o. aan [B] en de valse facturen van [B] aan [A] B.V. i.o. werden allemaal geantidateerd. Het betroffen steeds werkzaamheden die door [A] B.V.i.o. reeds waren verricht en waarvan het projekt bij de opdrachtgever reeds klaar was.
U toont mij een lijst met namen voorkomende op 3 bladen briefpapier van [B] N.V.. Deze brief is gedateerd 1 september 1982 en gericht aan [A] B.V. i.o. te Dordrecht. De lijst met namen omvat een 168-tal namen.Deze lijst met namen heb ik gegeven aan Van [betrokkene 26] of [betrokkene 26] . Op de gegeven lijst zullen een 100-tal namen door mij zijn geplaatst. Deze lijst zou door [B] verder worden aangevuld met namen van personeelsleden die gedurende een korte periode via [B] bij [A] B.V. i.o. hadden gewerkt. Deze lijst diende om te bewijzen dat [A] B.V. i.o. zogenaamd mensen had ingeleend van [B] om op die manier de geloofwaardigheid van de [B] -facturen te verhogen. Het aantonen van de geloofwaardigheid van die fictieve facturen moest gebeuren tegenover de officiële instanties zoals onder andere de belastingdienst en het G.A.K..
40. Een proces-verbaal, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 12] , wachtmeester der rijkspolitie te Schouwen-Duiveland, als bijlage 1/D 2 opgenomen achter proces-verbaal 5105/83, onder meer inhoudende als verklaring van verbalisant – zakelijk weergegeven -:
Bij onderzoeken naar het al dan niet juist zijn van de ingediende verzamelloonstaten 1982 en 1982 van de vennootschap onder firma Las- en Constructiebedrijf [A] , gevestigd te Dordrecht, [a-straat 1] , verder aan te duiden als [A] , is ons het volgende gebleken.
Door of namens [A] zijn de verzamelloonstaten voor de jaren 1981 en 1982 ingediend.De verzamelloonstaat van 1981 is gedateerd 13 januari 1982 en vermeldt 63 verschillende werknemers.De verzamelloonstaat van 1982 is gedateerd 25 januari 1983 en vermeldt 102 verschillende werknemers.
Uit de op 24 februari 1983 bij [A] en aanverwante bedrijven, c.q. personen, inbeslaggenomen administratie is ons gebleken dat er in genoemde jaren aanzienlijk meer werknemers voor [A] werkzaam zijn geweest dan op de verzamelloonstaten vermeld staan en tevens is gebleken dat er door werknemers die wel op de verzamelloonstaat voorkomen meer dagen gewerkt is dan vermeld en/of meer loon is ontvangen dan is vermeld.
Zo blijkt uit de door ons verzamelde gegevens dat er in 1980 buiten de opgegeven werknemers er 180 namen van werknemers voorkomen die voor korte- of langere perioden werkzaam zij geweest voor [A] .Voor 1981 bedraagt dit aantal, buiten de geregistreerden, 428 werknemers/namen en voor 1982 is dit 431 werknemers/namen.
41. Een door [betrokkene 3] op 17 november 1983 op schrift gestelde verklaring door verbalisant letterlijk overgenomen, in de bijlage 1/V 32/2 opgenomen achter proces-verbaal 5105/83, welke verklaring onder meer – zakelijk weergegeven – behelst:
In 1979 kwamen de heren [betrokkene 2] , [betrokkene 6] en [verdachte] op mijn kantoor in de Rijshoutstraat met het verzoek voor hen de administratie op te zetten.Op dit moment was er net een onderzoek aan de gang van het G.A.K. naar de loonadministratie, deze was onvolledig, dit wil zeggen loonlijsten ontbraken. Wij hebben zo goed en kwaad als het kon getracht deze op te zetten.
42. Een proces-verbaal met bijlagen, op 19 oktober 1983 op ambtseed opgemaakt door[verbalisant 7] en [verbalisant 8] , respectievelijk hoofdcontroleur van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en hoofdcontroleur A ter Inspectie Invoerrechten en Accijnzen, als bijlage 1/V 29.2 opgenomen achter proces-verbaal 5105/83, onder meer inhoudende als op 19 oktober 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van [betrokkene 2] , wonende te [woonplaats] , [k-straat 1] :
U toont mij de verzamelloonstaten van [A] B.V. i.o. 1981 en 1982, die zijn opgemaakt ten behoeve van de belastingdienst en het G.A.K.. Ik herken deze staten als zijnde de verzamelloonstaten die door [A] B.V. i.o. zijn opgemaakt. Deze verzamelloonstaten zijn opgemaakt om te zijner tijd te kunnen tonen aan de verschillende overheidsinstanties, wanneer deze instanties een controle zouden instellen bij [A] B.V. i.o..Van deze opgemaakte verzamelloonstaten kan ik zeggen dat deze staten niet volledig en overeenkomstig de waarheid zijn ingevuld. Ik weet dat de namenlijst op deze verzamelloonstaten veel langer had moeten zijn dan vermeld. Ook de bedragen zoals deze op die verzamelloonstaten zijn vermeld, werden niet ingevuld overeenkomstig de werkelijkheid.De brutolonen lagen namelijk veel hoger. Ik weet dat door deze handelswijze veel te weinig aan sociale lasten en loonbelasting is of zou worden afgedragen.
43. Een proces-verbaal, op 12 oktober 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3] en[verbalisant 4] , respectievelijk opperwachtmeester der rijkspolitie-districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht en looninspecteur van het Gemeenschappelijk Administratiekantoor, als bijlage 1/V 27.2 opgenomen achter proces-verbaal 5105/83, onder meer inhoudende als op12 oktober 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van verdachte:
U vraagt mij naar de verzamelloonstaten van [A] B.V. i.o.. Ik wil over mijn werkwijze verklaren. Voor ik verder verklaar, wil ik stellen dat ik als een “zwartwerker” zie, iemand die van twee wallen eet, dus die een uitkering geniet en daarnaast van ons loon ontving. Ik nam ook personeel aan. Ik mocht de mensen salarissen bieden van tussen de f 400,-- en f 650,-- per week. Als ze daar niet mee akkoord gingen, mochten ze verder onderhandelen met oom [betrokkene 17] . Als de mensen bij ons in dienst wilden komen, dan liet ik deze mensen een werknemersverklaring voor de loonbelasting invullen. Ik nam in eerste instantie de mensen aan als zwartwerkers. Als ze aan mij te kennen gaven dat ze bij ons vast in dienst wilden komen, dan gaf ik dat door aan oom [betrokkene 17] , die er dan zorg voor droeg volgens mij, dat die mensen ook inderdaad vast in dienst kwamen. Ik liet de mensen volledig vrij in het feit of ze wel of niet vast in dienst wilden komen. Daartoe werd ook niet de datum ingevuld op de werknemersverklaring. Dat werd pas ingevuld als de mensen te kennen gaven in vaste dienst te willen.
De lonen werden elke donderdag op kantoor of in de woning van oom [betrokkene 17] aan de [k-straat 1] in [woonplaats] klaargemaakt door [betrokkene 2] . Ik heb hier ook zelf wel eens aan meegeholpen. Alleen werknemers die bij ons vast in dienst waren kregen eens in de maand een loonstrook.De lonen werden voor een groot gedeelte door mij ook uitbetaald op de diverse werkadressen.
Het uitbetalen van de lonen was één van mijn werkzaamheden. Verder was ik, zoals ik al heb gezegd de technische man binnen het bedrijf. Ik was ook de kontaktman tussen [A] B.V. i.o. en de opdrachtgevers. Ik was ook de man die het werk aanbracht en die de kontakten legde. Ik nam in voorkomende gevallen, zoals ik ook al verklaarde personeel aan. Ik ging ook naar de opdrachtgevers toe om een uurprijs vast te stellen, waarvoor wij zouden werken. Het bijhouden van de gewerkte uren gebeurde door de voorlieden van [A] B.V. i.o. op de diverse werken.
Met betrekking tot het werken van personeel onder een valse naam kan ik het volgende zeggen. Het gebeurde inderdaad dat er mensen onder een andere naam werkten als hun eigen naam. Dat is met name het geval geweest met mensen die zwart wilden werken. Dit ging dan met mijn medeweten. Ik zei dan dat ik er geen bezwaar tegen had. De mensen gaven mij dan zelf een naam op, waaronder zij wilden gaan werken. Op die naam werd ook een werknemersverklaring door die mensen ingevuld.
44. Een proces-verbaal, op 13 oktober 1983 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3] en[verbalisant 4] , respectievelijk opperwachtmeester der rijkspolitie districtsrechercheur van de recherchegroep Dordrecht en looninspecteur van het Gemeenschappelijk Administratiekantoor, als bijlage 1/V 27.3 opgenomen achter proces-verbaal 5105/83, onder meer inhoudende als op13 oktober 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van verdachte:
U zegt dat uit een onderzoek aan uw bureau is gebleken dat een totaal aantal verschillende namen is ontdekt van 863. Al deze namen zegt u gevonden te hebben op urenstaten en dergelijke, waaruit zou blijken dat deze mensen voor [A] B.V. i.o. werk hebben verricht bij opdrachtgevers. U laat mij een aantal lijsten zien, met daarop alfabetisch de namen die u hebt aangetroffen. Ik zie dat een aantal van die namen mij bekend voorkomen. Van een zeker aantal kan ik met zekerheid zeggen dat ze bij [A] B.V. i.o. hebben gewerkt.U zegt dat van een aantal van deze mensen is aangetoond dat zij niet op de verzamelloonstaat staan vermeld, maar dat zij wel hebben gewerkt. Het is inderdaad mogelijk dat een aantal mensen niet is verantwoord in verband met het feit dat ook ik ze zwart heb aangenomen.
45. Verzamelloonstaat over de jaren 1981 en 1982 van [A] B.V. bestemd voor de Bedrijfsvereniging voor de metaalnijverheid en voor de Inspectie der Belastingen, ondertekend door [betrokkene 3] namens [A] B.V. met daarop vermeld respectievelijk 63 e 102 namen van werknemers, met daarbij ondermeer de bedragen van de aan deze werknemers uitbetaalde lonen, de ingehouden premie AOW/AWW, de ingehouden loonbelasting en de ingehouden premies werknemersverzekeringen.
46. Een proces-verbaal nummer 83.421, met bijlagen genummerd A tot en met N en 1 tot en met 94 op ambtseed danwel ambtsbelofte opgemaakt, ieder voorzover hem betreft, gesloten en getekend op 13 december door [verbalisant 7] en [verbalisant 6] , beiden hoofdcontroleur van’s Rijksbelastingen, werkzaam bij de afdeling Fiscale Recherche van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en L.J.M. [verbalisant 13] en [verbalisant 8] , beiden hoofdcontroleur A van’s Rijsbelastingen werkzaam op de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen onder meer inhoudende:
a) als op 1 december 1983 aan verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven – van [betrokkene 2] , wonende te Rotterdam, [k-straat 1] :U toont mij de aangiften loonbelasting en premie betreffende de maanden november 1981, december 1981 en januari 1982 tot en met november 1982. Alle ten name van vennootschap onder firma [A] te Dordrecht.De aangiften loonbelasting en premie over de maanden november 1981, december 1981 en voorts over de maanden januari 1982 tot en met november 1982 werden berekend en ingevuld door het administratiekantoor [betrokkene 3] B.V.. Meestal werden deze aangiften ondertekend door het administratiekantoor [betrokkene 3] B.V., te weten in de persoon [betrokkene 3] dan wel een medewerker van dat administratiekantoor.Soms werden de aangiften ondertekend door [betrokkene 6] , de direkteur van vennootschap onder firma [A] .Ik erken en herken deze aangiften als zijnde de aangiften van de vennootschap onder firma [A] te Dordrecht. De berekeningen op deze aangiften zijn geheel zelfstandig opgemaakt door het administratiekantoor [betrokkene 3] B.V. aan de hand van de gegevens die door de vennootschap onder firma [A] ter beschikking werden gesteld. Het ter beschikking stellen van de gegevens gebeurde door mij.De loongegevens en dergelijke waren dus van mij afkomstig.
Bij het verstrekken van de gegevens was ik mij er terdege van bewust dat ik niet alle gegevens verstrekte aan het administratiekantoor [betrokkene 3] B.V., zodat de aangifte loonbelasting en premie die op dat moment gedaan moest worden nooit tot een juiste aangifte kon leidenIk weet dat ik door deze handelswijze de Nederlandse Staat heb benadeeld.
Ik was mij er terdege van bewust dat de aangifte loonbelasting en premie die door het administratiekantoor [betrokkene 3] B.V. dan wel door de vennootschap onder firma [A] aan de belastingdienst werd ingezonden veel te laag was. Deze aangiften zijn door mij, dan wel in mijn opdracht opzettelijk te laag en onjuist ingevuld ter benadeling van de Nederlandse Staat en ter bevoordeling van de winst en/of door concurrerende prijzen de markt in handen te houden. De aangifte over de maand september 1982 is ondertekend door [verdachte] , omdat [betrokkene 6] in oktober 1982 niet op kantoor aanwezig was.
In november 1982 waren zowel [betrokkene 6] en [betrokkene 27] beide op kantoor van [A] en zij hebben toen beiden de aangifte loonbelasting en premie over de maand oktober 1982 ondertekend.
Vervolgens toont U mij de aangiften omzetbelasting1e kwartaal 1982 ten name van v.o.f. [A]2e kwartaal 1982 ten name van v.o.f. [A]maanden juli tot en met november 1982 ten name van v.o.f. [A] .Inzake de aangiften omzetbelasting verklaar ik dat de verschillende tenaamstellingen allemaal zijn aan te merken als aangiften omzetbelasting betrekking hebbende op één en dezelfde firma, namelijk de firma [A] , gevestigd te Dordrecht, [a-straat 1] .
De gedane aangiften zijn allemaal onjuist ingevuld en ingeleverd.Het was in de praktijk zo dat de aangifte werd opgesteld overeenkomstig de positie van de kas. Wanneer de afdracht te hoog was, werd middels fictieve facturen de afdracht verminderd door het opvoeren van de voorbelasting. De aangiften werden in samenwerking met kantoor [betrokkene 3] ingevuld.
Ik was mij er van bewust dat door [A] onjuiste aangiften werden gedaan. Ik wist dat de af te dragen omzetbelasting veel hoger moest zijn, omdat ik de omzetbelasting van de gekochte fictieve facturen ten onrechte als voorbelasting op de af te dragen omzetbelasting in mindering bracht.
b) Als op 30 november 1983 aan verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 13] afgelegde verklaring– zakelijk weergegeven – van verdachte:
U toont mij de aangiften voor de loonbelasting en premieheffing ten name van vennootschap onder firma [A] , [a-straat 1] te Dordrecht, betrekking hebbend op de maanden november 1981, december 1981 en over de maanden januari 1982 tot en met november 1982.De aangiften van september en oktober 1982 zijn door mij ondertekend. De invulling van de aangiften geschiedde op ons kantoor of dat van [betrokkene 3] .Ik wist dat er bij [A] “zwart” gewerkt werd.
U toont mij de aangiften voor de omzetbelasting ten name van vennootschap onder firma [A] , [a-straat 1] te Dordrecht over de periode 1e kwartaal 1982, een fotokopie van het 2e kwartaal 1982, juli, augustus en september 1982, een fotokopie van oktober 1982.
47. Een proces-verbaal, op 5 september 1983 respectievelijk op ambtseed en ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , respectievelijk ambtenaar bij de Loontechnische Dienst en hoofdcontroleur van de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst, als bijlage 1/V 22. 1 opgenomen achter proces-verbaal no 5105/83, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als op5 september 1983 aan verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Op 30 juni 1980 ben ik in loondienst gekomen bij [A] B.V. te Dordrecht. Ik ben aangenomen bij [A] door de heer [betrokkene 2] . Mijn werk bij [A] zou onder meer bestaan uit administratieve werkzaamheden.De administratieve werkzaamheden bestonden uit de volgende onderdelen:Het uittypen van facturen aan onze opdrachtgevers, dit deed ik aan de hand van eerder verkregen opdrachten van die bedrijven, bij de N.S.M. te Amsterdam, ook één van onze opdrachtgevers en voor wat betreft omzet een belangrijke, werden de facturen veelal getypt aan de hand van gele opdrachtbonnen. Het merendeel van de opdrachten om facturen te typen kreeg ik van de heer [betrokkene 2] .Nadat ik de facturen had getypt wilde de heer [betrokkene 2] deze altijd nog even zien. Daarna werden de facturen, behoudens die voor de N.S.M. te Amsterdam, door mij per post verzonden. De facturen gericht aan de N.S.M. werden altijd gebracht door of [betrokkene 15] [verdachte] of [betrokkene 14] [verdachte] of [betrokkene 2] .De opdrachten die [A] aan de onderaannemers gaf zijn aanvankelijk door mij getypt. Later toen […] er bij kwam door één van ons.
48. een door de griffier van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht voor afschrift conform origineel getekend afschrift van een ambtsedig verklaring d.d. 8 december 1983 van [betrokkene 28] , hoofdinspecteur titulair van ’s Rijksbelastingen, hoofd van de inspectie der invoerrechten en accijnzen te Dordrecht, voor zover inhoudende, dat de navolgende voor de omzetbelasting van V.o.f. [A] B.V. i.o. uitgereikte aangiftebiljetten, op of omstreeks de daarachter vermelde data uitgereikt en werden terugontvangen:Aangiftebiljet:
Datum uitgereikt | Datum ontvangst | ||
Omzetbelasting | 1e kwartaal 1982 | In de week van 16-19 maart | 4 mei 1982 |
‘’ ‘’ | 2e kwartaal 1982 | In de week van 21-25 juni 1982 | 20 aug. 1982 |
‘’ ‘’ | Juli 1982 | 23 juli 1982 | 26 augustus 1982 |
‘’ ‘’ | Augustus 1982 | 24 augustus 1982 | 5 oktober 1982 |
‘’ ‘’ | September 1982 | 24 september 1982 | 4 november 1982 |
‘’ ‘’ | Oktober 1982 | 27 oktober 1982 | 6 december 1982 |
‘’ ‘’ | November 1982 | 24 november 1982 | 10 januari 1983. |
49. een zestal fotocopieën van aangiftebiljetten omzetbelasting ten name van v.o.f. [A] , [a-straat 1] , Dordrecht, voor zover die fotocopieën telkens ieder voor zich inhouden zakelijk weergegeven:
Deze aangifte heeft betrekking op het tijdvak: | Totaal te betalen belasting: |
1. 1e kwartaal 1982 | f. 7011,- |
2. 2e kwartaal 1982 | f. 11.454,- |
3. juli 1982 | f. 39.086,- |
4. augustus 1982 | f. 40.730,- |
5. september 1982 | f. 8.986,- terug te vragen belasting |
6. oktober 1982 | f. 5.287,- totaal te betalen belasting |
50. een door de griffier van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht voor afschrift conform origineel getekend afschrift van een ambtsedige verklaring van 8 december 1983 opgemaakt door [betrokkene 29] , hoofdinspecteur van ’s Rijksbelastingen, hoofd van de inspectie der directe belastingen te Dordrecht, 1e afdeling, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
dat de navolgende voor de loonbelasting en premieheffing volksverzekering aan v.o.f. [A] , [a-straat 1] te Dordrecht, uitgereikte aangiftebiljetten, op of omstreeks de daarachter vermelde data uitgereikt en werden terugontvangen:
Aangiftebiljet: | Datum uitgereikt | Datum ontvangst |
Loonbelasting en premie november 1981 | 16 november 1981 | 8 december 1981 |
Loonbelasting en premie december 1981 | 14 december 1981 | 14 januari 1982 |
Loonbelasting en premie januari 1982 | 20 januari 1982 | 22 februari 1982 |
Loonbelasting en premie februari 1982 | 17 februari 1982 | 23 maart 1982 |
Loonbelasting en premie maart 1982 | 12 maart 1982 | 8 april 1982 |
Loonbelasting en premie april 1982 | 14 april 1982 | 4 mei 1982 |
Aangiftebiljet: | Datum uitgereikt | Datum ontvangst |
Loonbelasting en premie mei 1982 | 25 mei 1982 | 9 juni 1982 |
Loonbelasting en premie juni 1982 | 11 juni 1982 | 20 juli 1982 |
Loonbelasting en premie juli 1982 | 19 juli 1982 | 25 augustus 1982 |
Loonbelasting en premie augustus 1982 | 18 augustus 1982 | 4 oktober 1982 |
Loonbelasting en premie september 1982 | Medio september 1982 | 18 oktober 1982 |
Loonbelasting en premie oktober 1982 | Medio oktober 1982 | 17 november 1982 |
Loonbelasting en premie november 1982 | Medio november 1982 | 14 december 1982 |
51. een dertiental fotocopieën van aangiftebiljetten loonbelasting en premie ten name van v.o.f. [A] , [a-straat 1] , Dordrecht voor zover die fotocopieën telkens ieder voor zich inhouden:
Deze aangifte heeft betrekking op het tijdvak: | Nog te betalen: |
November 1981 | f. 19.702,- |
December 1981 | f. 21.167,- |
Januari 1982 | f. 24.091,- |
Februari 1982 | f. 24.654,- |
Maart 1982 | f. 32.536,- |
April 1982 | f. 32.522,- |
Mei 1982 | f. 36.764,- |
Juni 1982 | f. 41.521,- |
Juli 1982 | f. 59.573,- |
Augustus 1982 | f. 58.597,- |
September 1982 | f. 63.283,- |
Oktober 1982 | f. 67.690,- |
November 1982 | f. 53.089,-; |
4.3. In haar hiervoren onder 1 vermelde – in zoverre met overneming van de gronden door het Hof bevestigde – vonnis heeft de Rechtbank bij de bewijsvoering nog het volgende overwogen:
Naar uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid, heeft verdachte tezamen en in vereniging met anderen of een ander feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedragingen vermeld in hetgeen verdachte in de dagvaarding onder 1 tot en met 5 is telastegelegd.Verdachte was - onder meer – als directeur van [A] degene, die contacten onderhield met opdrachtgevers en met opdrachtgevers ook tot bindende afspraken kwam, de werkzaamheden regelde, personeel aannam en lonen aan werknemers uitbetaalde. Verdachte was op de hoogte van de verboden gedragingen en heeft als directeur met betrekking tot die verboden gedragingen relevante bescheiden ondertekend.
Anders dan door de raadsman van verdachte betoogd, heeft verdachte dan ook tezamen en in vereniging met andere of een ander feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedragingen, waaraan naar het oordeel van de rechtbank niet afdoet de omstandigheid, dat een onder degenen, die aan de verboden gedragingen feitelijk leiding gaven, de initiërende hoofdrol heeft gespeeld.
5. Beoordeling van het middel
5.1. Uit de onder 4.2 weergegeven inhoud van de aldaar vermeld bewijsmiddelen heeft het Hof kunnen afleiden, dat de verdachte telkens tezamen en in vereniging met [betrokkene 2] feitelijke leiding heeft gegeven aan de in het bewezenverklaarde onder 1 en 2 omschreven verboden gedragingen en telkens tezamen en in vereniging met [betrokkene 4] en [betrokkene 2] feitelijke leiding heeft gegeven aan de in het bewezenverklaarde onder 3, 4 en 5 omschreven verboden gedragingen. Het Hof heeft een en ander in het bijzonder kunnen afleiden uit de – in onderlinge samenhang te beschouwen – inhoud van de bewijsmiddelen 3, 4, 5, 7, 8, 9, 25, 26, 38, 39, 42, 43, 44 en 46.
5.2 Terecht heeft het Hof – blijkens zijn onder 4.3 weergegeven, van de Rechtbank overgenomen overwegingen – voor zijn beslissing dat de verdachte, in voege als onder 5.1 vermeld feitelijke leiding heeft gegeven van beslissende betekenis geacht dat – naar het op grond van de gebezigde bewijsmiddelen heeft kunnen aannemen – de verdachte op de hoogte was van de verboden gedragingen en als directeur bescheiden heeft ondertekend welke relevant waren met betrekking tot die verboden gedragingen. Kennelijk heeft het Hof met laatstbedoelde vaststelling mede tot uitdrukking willen brengen dat – gelijk het eveneens op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen heeft kunnen aannemen – de verdachte met name ook op de hoogte was van de inhoud en de strekking van evenbedoelde door hem ondertekende bescheiden.5.3. Bij de onder 4.2 en 4.3 weergegeven bewijsvoering heeft het Hof niet doen blijken in enig opzicht van een onjuiste rechtsopvatting te zijn uitgegaan. Met name heeft het Hof geen blijk gegeven van miskenning van het bepaalde in art. 51 Sr. en het begrip “feitelijke leiding geven” in de zin van het tweede lid onder 2° van gemelde wetsbepaling.5.4. Anders dan het middel tenslotte nog betoogt was het Hof niet gehouden de wetenschap van de verdachte met betrekking tot de verboden gedragingen meer “specifiek vast te stellen” dan het binnen het kader van de onder 4.2 en 4.3 weergegeven bewijsvoering heeft gedaan. De in die bewijsvoering vervatte motivering is noch onvoldoende noch onbegrijpelijk.5.5. Het middel treft derhalve geen doel.
6. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
7. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de president Moons als voorzitter, de vice-president Van der Ven, en de raadsheren De Waard, Jeukens en Beekhuis, in bijzijn van de griffier Sillevis Smitt-Mülder, en uitgesproken op 27 mei 1986.
Conclusie 27‑05‑1986
Inhoudsindicatie
-
A.T.
Nr. 79.349
Zitting 8 april 1986
Mr. Leijten
Conclusie inzake:
[verdachte]
Edelhoogachtbare Heren,
1. De rechtbank te Dordrecht heeft de verzoeker tot cassatie wegens de hem bij inleidende dagvaarding onder 1 t/m 5 telastegelegde feiten veroordeeld tot gevangenisstraf voor de tijd van één jaar en zes maanden en hem vrij gesproken van het hem bij die dagvaarding onder 6 telastegelegde.
2. In hoger beroep heeft het hof te ’s-Gravenhage bij arrest van 13 mei 1985 het vonnis van de rechtbank voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen met verbetering en overigens met overneming van gronden bevestigd behoudens wat de opgelegde straf betreft (die verlaagd werd tot één jaar gevangenisstraf) èn wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde, die kwam te luiden:
ad 1 en 2:
“valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen, meermalen gepleegd”,
ad 3:
“opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225 eerst lid van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd”,
ad 4:
“valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd”,
ad 5:
“opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd”.
3. Kennelijk heeft het hof geoordeeld, dat de vrijspraak terzake van het onder 6 telastegelegde niet aan zijn oordeel was onderworpen, hoewel ook de officier van justitie van het vonnis in hoger beroep was gegaan. Ik meen dat het hof uit de houding van het O.M. ter zitting heeft kunnen opmaken, dat het O.M.-appel niet gericht was tegen de vrijspraak.
4. Het in cassatie bij schriftuur van 28 februari 1986 aangevoerde middel (de schriftuur van 31 januari 1986 werd ingetrokken) houdt het betoog in, dat het hof – mede door overneming van gronden uit het vonnis der rechtbank – bewezen heeft verklaard, dat de verzoeker feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen, hoewel het hof daartoe met name met betrekking tot de onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde niet kòn besluiten, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kon voortvloeien dat de verzoeker van de gedragingen, waarbij hij feitelijk leiding gaf, op de hoogte was.
5. In de toelichting op het middel wordt aangevoerd:
Met name de onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten werden gepleegd zonder dat requirant wetenschap had van het feit dat de rechtspersoon [A] daarmee in strijd handelde met het bepaalde in strafwetgeving1.). Bijvoorbeeld uit de wetenschap van requirant dat binnen het [A] -bedrijf personen tegen salarisbetaling werkzaam waren die gelijktijdig uitkeringen ontvingen kan niet worden geconcludeerd dat hij noodzakelijkerwijs bekend diende te zijn met de onjuiste inhoud van de aangifte loonbelasting danwel omzetbelasting …. Uit de gebezigde bewijsmiddelen mag echter geen nadere betrokkenheid worden afgeleid dan dat requirant met name waar het de aangifte omzetbelasting en loonbelasting betrof in opdracht van U zonder enige nadere controlemogelijkheid een handtekening te plaatsen.
6. Dat men om ingevolge art. 51 lid 2 onder 2e Sr. Strafbaar te zijn wegens feitelijk leiding geven aan de verboden gedraging, daarvan – van die gedraging – op de hoogte moet zijn, volgt – voor zover het al niet vanzelfsprekend is – uit HR 20 november 1984 NJ 1985, 355 en dat zulks niet mag worden uitgebreid tot op de hoogte kunnen of behoren te zijn uit HR 19 november 1985 nr. 1660 (NJB1. 1986, afl. 3 nr. 15, blz. 110).
7. Ik meen dat ik kan volstaan met te bezien of het hof met betrekking tot het onder 3, 4 en 5 telastegelegde tot het oordeel kon komen, dat de verzoeker van de verboden gedragingen op de hoogte was. De klacht is niet voldoende aangedrongen waar het gaat over het onder 1 en 2 telastegelegde. Ambtshalve zie ik hier voor de Hoge Raad evenmin een taak weggelegd.
8.1 Wat betreft het feit onder 3 (facturen van [B] voor door dat bedrijf op basis van een aanneemsom voor [A] uitgevoerde werkzaamheden) het volgende.
8.2 Dat de verzoeker ervan op de hoogte was, dat door [A] van facturen met gefingeerde werkzaamheden gebruik werd gemaakt, kon het hof (evenals de rechtbank) afleiden uit de omstandigheid dat de verzoeker, die in [A] de positie in nam geschetst in 8.1.3-8.1.5 van het vonnis van de rechtbank, voorts onder 8.1.38 heeft verklaard, dat hij een aantal opdrachten aan [B] zelf heeft ondertekend.
8.3 Zijn opmerking dat er door [B] wel “bij ons” gewerkt is, maar niet voor een bedrag van 2,7 miljoen heeft het hof m.i., in het kader van de overige hiervoor aangeduide verklaringen en de verklaringen van [betrokkene 2] onder 8.1.39 (er op neerkomende dat de [B] facturen allemaal valselijk zijn opgemaakt) zo kunnen begrijpen, dat de verzoeker van de valsheid van de facturen op de hoogte was.
9. Met betrekking tot het onder 4 telastegelegde, de bewezenverklaard, (het opnemen van te weinig werknemers in de verzamelloonstaat) kon het hof de wetenschap van de verzoeker afleiden uit de bewijsmiddelen met name uit de verklaring van de verzoeker als in het rechtbankvonnis opgenomen onder 8.1.43 mede gelet op zijn onder bewijsmiddel 8.1.3 en 8.1.4 opgenomen verklaring omtrent zijn bemoeienis met al dan niet “zwarte” werknemers, en zijn wijze van functioneren dienaangaande.
10.1 Tenslotte inzake punt 5. Dit gaat over het opzettelijk onjuist doen van opgaven voor de omzetbelasting en loonbelasting (A en B).
10.2 Ik ben van mening, dat uit de bewijsmiddelen kon worden afgeleid dat de verzoeker van het opzettelijk onjuist doen van die opgaven op de hoogte was.
10.3 Hij wist immers dat er bij [A] “zwart” gewerkt werd (vonnis 8.1.46 onder b). Hij heeft de aangifte voor de loonbelasting ten dele zelf ondertekend, en wat de kwartaal aangifte voor de omzetbelasting betreft, deze stonden deels te zijnen name, waaruit het hof – mede gelet op het feit dat àls de aangifte voor de loonbelasting opzettelijk onjuist waren opgesteld die voor de omzetbelasting ook onjuiste opgaven moeten vermelden – heeft kunnen opmaken, dat de verzoeker ook op dit punt van de strafbare handelingen op de hoogte was.
11. Daarbij zou ik willen opmerken, aantekenende dat het formele bewijs van verzoekers wetenschap met name met betrekking tot punt 3, m.i. maar juist de toets der kritiek kan doorstaan, dat de eis dat wie leiding geeft van de verboden gedraging op de hoogte moet zijn, redelijkerwijs zo zal moeten worden uitgelegd, dat hij weet heeft dat deze verkeerde gedragslijn wordt gevolg of pleegt te worden gevolgd in de periode waar het over gaat. Zou men als eis stellen, dat hij van elke verschrijving of onjuiste opgave binnen een groot geheel concreet op de hoogte is, dat zou praktisch de strafbaarheid van leidinggevende personen in grote en zeer grote bedrijven en ook in kleinere waar voortdurend (en ik zou bijna zeggen: alléén maar) geknoied wordt, worden opgeheven.
12. Ik concludeer tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 27‑05‑1986