NJ 1984, 790
HR, 26-06-1984, nr. 77001
HR 26-06-1984, ECLI:NL:PHR:1984:AC8462, m.nt. G.E. Mulder
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 juni 1984
- Magistraten
Moons, Bronkhorst, De Waard, Hermans, Haak, Remmelink
- Zaaknummer
77001
- Noot
G.E. Mulder
- LJN
AC8462
- JCDI
JCDI:ADS146387:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1984:AC8462, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑06‑1984
ECLI:NL:PHR:1984:AC8462, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑06‑1984
- Wetingang
Sv art. 339 lid 2; Sv art. 344 lid 1 onder 2°; Sv art. 359 lid 1; Sv art. 359 lid 3; Sr art. 177
Essentie
1. De verklaring in het ambtsedig p.-v. berust op eigen waarneming of ondervinding.
2. De inhoud van het bewijsmiddel is niet innerlijk tegenstrijdig of onbegrijpelijk.
3. Toereikend bewijs dat: 1. S. ambtenaar was van de gem. Rotterdam, in aanmerking genomen dat het van algemene bekendheid is dat de Rotterdamse Elektrische Tram een gemeentedienst is; 2. S. in strijd met zijn plicht onvoldoende controle uitoefende.
4. Overwegingen onder de streep ‘naar aanleiding van namens verdachte gevoerde verweren, deels ten overvloede’: het Hof heeft voldoende tot uitdrukking gebracht welke overwegingen ten overvloede zijn gegeven.
5. Toereikend bewijs dat degenen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.