De steller van het middel merkt terecht op dat dit arrest op een ander geval dan het onderhavige ziet.
HR, 01-11-2011, nr. 10/03331
ECLI:NL:PHR:2011:BR2337
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
01-11-2011
- Zaaknummer
10/03331
- Conclusie
Mr. Hofstee
- LJN
BR2337
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BR2337, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑11‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BR2337
ECLI:NL:PHR:2011:BR2337, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑11‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BR2337
- Wetingang
art. 450 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2011/377
Uitspraak 01‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid verdachte in hoger beroep. Art. 450.1 aanhef en onder a Sv. HR LJN BJ7810 heeft betrekking op een door een advocaat schriftelijk ingesteld beroep. In de onderhavige zaak is de advocaat ter griffie verschenen om hoger beroep in te stellen. De akte instellen hoger beroep is klaarblijkelijk door de griffier van de Rechtbank opgesteld en ter ondertekening voorgelegd aan de advocaat van verdachte. De akte bevat niet de verklaring dat de advocaat door verdachte bepaaldelijk gevolgmachtigd is om het rechtsmiddel aan te wenden. Voor zover het Hof heeft geoordeeld dat dit tot niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het hoger beroep moet leiden, heeft het miskend dat, nu de akte is opgesteld en ter ondertekening is aangeboden door een justitiële autoriteit, de ondertekenaar - ook als hij advocaat is - erop mag vertrouwen dat het geen later fataal blijkende fouten of leemten bevat en dat door ondertekening en inlevering het rechtsmiddel rechtsgeldig wordt ingesteld (vgl. HR LJN BL9116).
1 november 2011
Strafkamer
nr. 10/03331
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 25 juni 2010, nummer 24/002155-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel keert zich tegen de niet-ontvankelijk-verklaring van de verdachte in het hoger beroep.
2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer in:
" De advocaat-generaal verklaart - zakelijk weergegeven -:Ik vorder dat de verdachte niet-ontvankelijk in haar hoger beroep wordt verklaard nu in de appelakte niet is vermeld dat de raadsman bepaaldelijk was gevolmachtigd om namens de verdachte hoger beroep in te stellen. Ik wijs in dit verband op de arresten van de Hoge Raad van 22 december 2009, LJN BJ7810 en 2 februari 2010, LJN BK2971. Die houden onder meer in dat wanneer er gebreken kleven aan de brief waardoor aan een medewerker van de griffie volmacht wordt verleend tot het aanwenden van een rechtsmiddel deze binnen de appeltermijn kunnen worden gerepareerd. In de appelschriftuur van de raadsman is weliswaar vermeld dat de raadsman bepaaldelijk is gevolmachtigd om namens de verdachte de appelschriftuur te ondertekenen en in te dienen, doch nu deze twee weken na het einde van de appeltermijn is ingediend kan daarop geen acht worden geslagen.
De raadsman van de verdachte verklaart - zakelijk weergegeven -
De vordering van de advocaat-generaal overvalt mij. Het was mij niet opgevallen dat de appelakte niet goed was. Ik had het op prijs gesteld indien ik eerder op dit gebrek in de akte was gewezen zodat ik dit had kunnen onderzoeken.
Ik verklaar dat de comparant K.S. Suls bepaaldelijk door mijn cliënt gevolmachtigd was om namens haar hoger beroep in te stellen.
De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven -:
Het is juist dat ik de advocaat K.S. Suls bepaaldelijk heb gevolmachtigd om namens mij hoger beroep in te stellen.
De advocaat-generaal verklaart - zakelijk weergegeven -:
Ik heb pas kort voor deze zitting ontdekt dat de appelakte een verzuim bevatte. Ik beroep mij op het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2009, LJN BJ7810. Ik leid hieruit af dat het verzuim na het einde van de beroepstermijn niet kan worden hersteld. Het had de verdachte daarom niet gebaat indien de raadsman voorafgaand aan de zitting was geïnformeerd over het verzuim.
Hierop onderbreekt het Hof de zitting voor korte tijd.
Na hervatting van de zitting wordt de verdachte het recht gelaten het laatst te spreken.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat het hof direct uitspraak doet. De uitspraak luidt - zakelijk weergegeven -:
Het hof stelt vast dat in de appelakte niet is vermeld dat de comparant K.S. Suls bepaaldelijk was gevolmachtigd om namens de verdachte hoger beroep in te stellen en dat dit verzuim niet binnen de beroepstermijn is hersteld. In aanmerking genomen de huidige lijn in de rechtspraak van de Hoge Raad, zoals die ook blijkt uit het recente arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2010, LJN BL2831, is in een geval als dit, waarin het rechtsmiddel is ingesteld door een professionele procesdeelnemer de akte rechtsmiddel bepalend. Daaraan kan niet afdoen dat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat zij de comparant K.S. Suls bepaaldelijk had gevolmachtigd om namens haar het hoger beroep in te stellen.
Het hof verklaart de verdachte daarom niet-ontvankelijk in het hoger beroep."
2.3. De bestreden uitspraak houdt in:
"Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep, nu uit de appelakte niet blijkt dat de comparant mr. K.S. Suls bepaaldelijk door de verdachte was gevolmachtigd om namens deze hoger beroep in te stellen en dit verzuim niet binnen de beroepstermijn is hersteld. De advocaat-generaal beroept zich daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2009, LJN BJ7810. Hij leidt hieruit onder meer af dat bedoeld verzuim na het einde van de beroepstermijn niet kan worden hersteld zodat het de verdachte niet had gebaat indien het openbaar ministerie de raadsman van de verdachte voorafgaand aan de zitting had geïnformeerd omtrent het verzuim.
De raadsman van de verdachte heeft ter zitting gesteld dat hij door de stellingname van de advocaat-generaal is overvallen. De door hem ingeschakelde advocaat was wel degelijk bepaaldelijk door de verdachte gevolmachtigd om namens haar het beroep in te stellen. De verdachte heeft dit ter zitting van het hof bevestigd. De raadsman gaat ervan uit dat het enkele verzuim in de akte niet zonder meer tot niet-ontvankelijkheid behoeft te leiden.
De akte hoger beroep houdt in dat K.S. Suls, advocaat te Assen, heeft verklaard namens [verdachte] hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis van de kantonrechter d.d. 19 augustus 2009.
Als uitgangspunt heeft te gelden het bepaalde bij artikel 450, eerste lid onder a, van het Wetboek van Strafvordering dat inhoudt dat het aanwenden van het rechtsmiddel hoger beroep ook kan geschieden door een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
Het hof stelt vast dat de comparant de opgemaakte akte
- niettegenstaande de daarin vervatte omissie - heeft ondertekend en dat de comparant noch de raadsman de beroepstermijn heeft gebruikt om de omissie te herstellen.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat de akte onvolledig is voor rekening komt van de verdachte, zodat zij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het niet op rechtsgeldige wijze ingestelde hoger beroep.
Daaraan doet niet af dat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat zij de door haar raadsman ingeschakelde advocaat bepaaldelijk had gevolmachtigd om namens haar hoger beroep in te stellen, nu in een geval als dit, waarin het rechtsmiddel is ingesteld door een professionele procesdeelnemer, de akte rechtsmiddel in dit opzicht bepalend moet worden geacht. Het hof acht zich in dit oordeel gesteund door het door de advocaat-generaal aangehaalde arrest van de Hoge Raad alsmede door het arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2010, LJN BL2831."
2.4. Tot de stukken van het geding behoort een door de griffier van de Rechtbank Assen en mr. K.S. Suls ondertekende akte, die het volgende inhoudt:
"Op 31 augustus 2009 kwam ter griffie van deze rechtbank Suls, K.S. advocaat te Assen die verklaarde namens
naam [achternaam verdachte]
voornamen [voornaam verdachte]
geboren [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats]
wonende te [a-straat 1]
[woonplaats]
hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis door de kantonrechter in deze rechtbank op 19 augustus 2009 gewezen, alsmede tegen alle eventuele tussenbeslissingen.
Waarvan akte."
2.5. Art. 450, eerste lid aanhef en onder a, Sv houdt in:
"1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd."
2.6. Voor zover het Hof heeft geoordeeld dat op de onderhavige zaak van toepassing is het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2009, LJN BJ7810 heeft het Hof miskend dat genoemd arrest betrekking heeft op een door een advocaat schriftelijk ingesteld beroep terwijl de advocaat mr. Suls in de onderhavige zaak ter griffie is verschenen teneinde hoger beroep in te stellen.
2.7. De akte instellen hoger beroep is klaarblijkelijk door de griffier van de Rechtbank opgesteld en ter ondertekening voorgelegd aan mr. Suls. De akte bevat niet de verklaring als bedoeld in art. 450, eerste lid aanhef en onder a, Sv. Voor zover het Hof heeft geoordeeld dat dit gebrek tot de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep moet leiden, heeft het miskend dat, aangezien de akte is opgesteld en ter ondertekening is aangeboden door een justitiële autoriteit, de ondertekenaar - ook wanneer deze advocaat is - erop mag vertrouwen dat het geen later fataal blijkende fouten of leemten bevat en dat door de ondertekening en inlevering ook het beoogde doel, te weten: het rechtsgeldig instellen van het rechtsmiddel wordt bereikt (vgl. HR 1 juni 2010, LJN BL9116).
2.8. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Het vorenoverwogene brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 1 november 2011.
Conclusie 01‑11‑2011
Mr. Hofstee
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verzoekster = verdachte]
1.
Verzoekster is bij arrest van 25 juni 2009 door het Gerechtshof te Leeuwarden niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.
2.
Namens verzoeker heeft mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat het Hof verzoekster ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar hoger beroep, althans dat het Hof deze beslissing onvoldoende (begrijpelijk) heeft gemotiveerd.
4.
In het bestreden arrest van het Hof is onder meer het volgende te lezen:
‘Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep, nu uit de appelakte niet blijkt dat de comparant mr. K.S. Suls bepaaldelijk door de verdachte was gevolmachtigd om namens deze hoger beroep in te stellen en dit verzuim niet binnen de beroepstermijn is hersteld. De advocaat-generaal beroept zich daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2009, LJN BJ7810. Hij leidt hieruit onder meer af dat bedoeld verzuim na het einde van de beroepstermijn niet kan worden hersteld zodat het de verdachte niet had gebaat indien het openbaar ministerie de raadsman van de verdachte voorafgaand aan de zitting had geïnformeerd omtrent het verzuim.
De raadsman van de verdachte heeft ter zitting gesteld dat hij door de stellingname van de advocaat-generaal is overvallen. De door hem ingeschakelde advocaat was wel degelijk bepaaldelijk door de verdachte gevolmachtigd om namens haar het beroep in te stellen. De verdachte heeft dit ter zitting van het hof bevestigd. De raadsman gaat ervan uit dat het enkele verzuim in de akte niet zonder meer tot niet-ontvankelijkheid behoeft te leiden.
De akte hoger beroep houdt in dat K.S. Suls, advocaat te Assen, heeft verklaard namens [verdachte] hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis van de kantonrechter d.d. 19 augustus 2009.
Als uitgangspunt heeft te gelden het bepaalde bij artikel 450, eerste lid onder a, van het Wetboek van Strafvordering dat inhoudt dat het aanwenden van het rechtsmiddel hoger beroep ook kan geschieden door een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
Het hof stelt vast dat de comparant de opgemaakte akte — niettegenstaande de daarin vervatte omissie — heeft ondertekend en dat de comparant noch de raadsman de beroepstermijn heeft gebruikt om de omissie te herstellen.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat de akte onvolledig is voor rekening komt van de verdachte, zodat zij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het niet op rechtsgeldige wijze ingestelde hoger beroep.
Daaraan doet niet af dat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat zij de door haar raadsman ingeschakelde advocaat bepaaldelijk had gevolmachtigd om namens haar hoger beroep in te stellen, nu in een geval als dit, waarin het rechtsmiddel is ingesteld door een professionele procesdeelnemer, de akte rechtsmiddel in dit opzicht bepalend moet worden geacht.
Het hof acht zich in dit oordeel gesteund door het door de advocaat-generaal aangehaalde arrest van de Hoge Raad alsmede door het arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2010, LJN BL2831.’1.
5.
Gezien de ‘aantekening mondeling vonnis’ is verzoekster op 19 augustus 2009 door de Kantonrechter in de Rechtbank te Assen veroordeeld voor overtreding van art. 5 WVW 1994 tot een geldboete van € 150,-, subsidiair 3 dagen hechtenis. Blijkens de akte ‘instellen hoger beroep’ heeft mr. Suls op 31 augustus 2009 namens verzoekster tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Uit deze akte blijkt inderdaad niet dat mr. Suls heeft verklaard tot het instellen van dit hoger beroep bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd. Ter terechtzitting van 25 juni 2010 heeft verzoekster echter verklaard dat zij mr. Suls wel degelijk bepaaldelijk heeft gevolmachtigd om namens haar hoger beroep in te stellen.
6.
Op grond van art. 450, eerste lid aanhef en onder a, Sv kan een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd, namens een verdachte hoger beroep instellen. Meer dan een verklaring van de advocaat, zoals bijvoorbeeld een schriftelijke machtiging, is niet nodig. Ingevolge art. 451, eerste lid, Sv maakt de griffiemedewerker de akte op waaruit tevens blijkt dat de advocaat de bedoelde verklaring heeft afgelegd.
7.
In de onderhavige zaak is niet in de akte ‘instellen hoger beroep’ vermeld dat de advocaat bepaaldelijk was gevolmachtigd hoger beroep in te stellen. Ik meen evenwel dat op grond van de verklaring van verzoekster ter terechtzitting van het Hof dat zij haar advocaat wel bepaaldelijk had gevolmachtigd, het Hof haar niet zonder meer niet-ontvankelijk had mogen verklaren in haar hoger beroep.2. Duidelijk is immers dat het de bedoeling van verzoekster is geweest om door middel van een volmachtiging (tijdig) hoger beroep in te stellen.3. Het vormverzuim kan, lijkt mij, niet aan verzoekster worden tegengeworpen, nu dit verzuim ter terechtzitting door verzoekster is hersteld.4.
8.
Het middel is dus terecht voorgesteld.
9.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
10.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑11‑2011
Los van de vraag die in cassatie aan de orde is, merk ik op dat het Hof op 28 januari 2010 een beschikking heeft gewezen, waarin het Hof van oordeel is dat in het belang van een goede rechtsbedeling is vereist dat de zaak in hoger beroep wordt behandeld. In deze beschikking wordt niets opgemerkt over enig vormverzuim.
Vgl. HR 8 februari 1983, LJN AC0209, NJ 1983, 501. Anders dan in de onderhavige zaak werd in die zaak de verdachte niet ontvangen in het hoger beroep, nadat hij ter terechtzitting had verklaard dat hij aanvankelijk geen bezwaar tegen het veroordelend vonnis had en dat zijn raadsman zelfstandig hoger beroep had ingesteld.
Zie hierover Melai-Groenhuijsen e.a., Het Wetboek van Strafvordering, aant. 3 op art. 450 (bewerkt door mr H.K. Elzinga & prof. mr J. de Hullu; bij t/m 1 augustus 2005). Zie ook A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, zesde druk, 2009, p. 35 e.v. en p. 119. Vgl. HR 8 april 2008, LJN BC5971, NJ 2008, 232 en HR 29 januari 2002, LJN AD6200.