Deze zaak hangt samen met nr. 08/05132 ([betrokkene]) waarin ook vandaag concludeer.
HR, 22-06-2010, nr. 08/03212
ECLI:NL:HR:2010:BL2831
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-06-2010
- Zaaknummer
08/03212
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BL2831
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2010:BL2831, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑06‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BL2831
ECLI:NL:HR:2010:BL2831, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑06‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BL2831
- Wetingang
art. 449 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2010/269
Conclusie 22‑06‑2010
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]1.
1.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 11 juni 2008 het OM niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een door de Rechtbank Haarlem op 23 december 2005 uitgesproken vrijspraak.
2.
Mr. K.P.J. Janssen, AG bij het Amsterdamse hof, heeft cassatie ingesteld. Mr. L. Plas, plaatsvervangend AG bij het ressortsparket te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.
3.1.
Het hof heeft de niet-ontvankelijkverklaring aldus gemotiveerd:
‘Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
In de onderhavige zaak heeft de rechtbank vonnis gewezen op 23 december 2005. Door of namens de verdachte is daartegen geen hoger beroep ingesteld.
Tot de stukken van het geding behoort een door de griffier van de rechtbank Haarlem opgemaakte akte rechtsmiddel, inhoudende dat officier van justitie mr. K.W. van Damme op 2 januari 2006 ter griffie verklaarde ‘het ingestelde hoger beroep in te trekken’, welke akte door de officier van justitie en de griffier is ondertekend.
Bij proces-verbaal van bevindingen van 3 juni 2008 heeft mr. F.W. van Dongen, de zaaksofficier van justitie, verklaard dat op genoemde akte ten onrechte is vermeld dat het ingestelde hoger beroep werd ingetrokken —in plaats van dat hoger beroep werd ingesteld—, aangezien niet eerder hoger beroep was ingesteld, zodat zodanig beroep niet kon worden ingetrokken. Ter adstructie van haar stelling dat door de desbetreffende griffiemedewerker een verkeerde akte is opgemaakt, heeft mr. Van Dongen gewezen op de informatie in een bijgevoegde Compas-uitdraai uit het appellenregister en op de mededeling van medewerksters van de Centrale Balie van de rechtbank dat het een vergissing zou betreffen. Aan het proces-verbaal is voorts gehecht een ongetekende akte rechtsmiddel, inhoudende dat mr. F.W. van Dongen op 2 januari 2006 beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal betoogd dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in het hoger beroep, nu de opgemaakte akte op een kennelijke vergissing of fout van de desbetreffende griffiemedewerkster berust.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie in het hoger beroep niet ontvankelijk moet worden verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Als uitgangspunt heeft het gesloten stelsel van rechtsmiddelen te gelden.
Het staat vast dat zich in het dossier geen ondertekende akte bevindt, waarbij door het Openbaar Ministerie hoger beroep is ingesteld. Het hof neemt aan dat bij de officier van justitie wel degelijk de intentie heeft voorgelegen hoger beroep in te stellen, doch dat dit in het onderhavige geval niet heeft geresulteerd in het opmaken en ondertekenen van de daartoe vereiste akte. Het hof merkt daarbij op dat in zaken als de onderhavige bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van het instellen van een rechtsmiddel dient te worden uitgegaan van de door de griffier opgemaakte akte en niet van een uitdraai van het door het Openbaar Ministerie zelf beheerde Compas-systeem.
In beginsel komen de door griffiemedewerkers bij het opmaken van een akte rechtsmiddel gemaakte fouten niet voor rekening van de partij ten behoeve van wie die akte wordt opgemaakt, zij het dat aan professionele procesdeelnemers meer eisen kunnen en mogen worden gesteld dan aan niet juridisch geschoolden. Ten deze moet evenwel worden geconstateerd dat mr. Van Damme de opgemaakte akte —waarbij het beroep werd ingetrokken— niettegenstaande de daarin vervatte en kennelijk onjuiste informatie- heeft ondertekend, alsmede dat door deze officier van justitie noch door een van zijn collega's de resterende beroepstermijn, die nog liep tot 7 januari 2006, is gebruikt om de gemaakte fout te herstellen. Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat een onjuiste akte is opgemaakt voor rekening komt van het Openbaar Ministerie, zodat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk zal worden verklaard in zijn niet op rechtsgeldige wijze ingestelde hoger beroep.’
3.2.
Het middel stelt de vraag aan de orde welke gevolgen het foutief opmaken van een akte dient te hebben. Weliswaar is het opmaken van een akte een zelfstandig vormvereiste, maar in de rechtspraak is een tendens te ontwaren die de inhoud van een akte niet beslissend acht wanneer er duidelijk sprake is van een vergissing. Fouten die de griffier maakt bij het opmaken van akte worden niet aan degene die het rechtsmiddel instelt tegengeworpen. Dat geldt volgens de steller van het middel evenzeer wanneer het OM een rechtsmiddel in wil stellen. Dat de officier die het rechtsmiddel heeft ingesteld niet aanstonds de fout heeft ontdekt en nog binnen de beroepstermijn heeft doen herstellen is geen reden dit standpunt te verlaten, zeker nu het in wezen maar gaat om een verschil in één woord binnen een tekstblok. Niet alleen de officier heeft niet meteen de fout ontdekt, maar ook aan anderen binnen de rechterlijke organisatie is de fout niet opgevallen. Er heeft zich een advocaat voor verdachte gesteld, het dossier is na de griffie van het hof verzonden en pas bij de tweede behandeling ter terechtzitting op 11 juni 2008 is de akte uitdrukkelijk aan de orde gesteld. Een verbeterde lezing van de akte zou verdachte niet in zijn belangen hebben geschaad en zou niet in strijd zijn met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Het hof had, na ontdekking van de fout in de akte, nader onderzoek moeten doen naar de inhoud van het appellenregister.
3.3.
In de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot stroomlijning van het hoger beroep heeft de minister het belang van de akte benadrukt:
‘Een wezenlijk onderdeel van de vormvoorschriften rond het instellen van een rechtsmiddel is dat de griffier van de afgelegde verklaring een akte opmaakt, artikel 451 Sv. Eerst door het opmaken en, behoudens een beletsel waarvan melding zal moeten worden gemaakt, door de comparant ondertekenen van die akte is het rechtsmiddel werkelijk ingesteld.’ 2.
Van Dorst beklemtoont dat de Hoge Raad geen verontschuldiging accepteert bij verzuimen aan de kant van het OM. Hij geeft een aantal voorbeelden uit de rechtspraak van de Hoge Raad waaruit is op te maken dat de Hoge Raad niet geneigd is het OM de helpende hand te bieden. Uitdrukkelijk stelt deze gezaghebbende auteur dat dit ook geldt voor de niet-naleving van de formaliteiten rond het instellen van een rechtsmiddel. De Hoge Raad slaat kennelijk de kennis en kunde van het OM hoger aan dan die van een advocaat.3.
3.4.
De rechtspraak die in de schriftuur wordt aangehaald en waaruit de steller afleidt dat de Hoge Raad de comparant die bijvoorbeeld een verkeerd rechtsmiddel instelt of anderszins heeft vertrouwd op mededelingen van het griffiepersoneel, tegemoetkomt heeft geen betrekking op het OM.
De steller van het middel noemt onder 7 een aantal arresten waarin het rechtsmiddel van het OM niet-ontvankelijk is verklaard. De eerste twee zaken betreffen het instellen van een verkeerd rechtsmiddel. De Hoge Raad heeft in deze zaken geen conversie toegepast. De derde zaak, HR 2 juni 1998, NJ 1998, 679, betreft het instellen van cassatie in een verzetprocedure als bedoeld in artikel 575 Sv. Een cassatieakte ontbrak, wel was er een binnen de termijn ingediende cassatieschriftuur. De Hoge Raad overwoog:
‘3.3.
Tot de aan de Hoge Raad toegezonden stukken behoort niet een overeenkomstig het bepaalde in art. 451, eerste lid, Sv door de Griffier van het Kantongerecht van het instellen van het cassatieberoep opgemaakte akte, zodat het ervoor moet worden gehouden dat het beroep niet is ingesteld op de in de artikelen 449 en 450 Sv voorgeschreven wijze. Dat brengt mee dat de Officier van Justitie in het cassatieberoep niet kan worden ontvangen.’
3.5.
Ik moet toegeven dat in de onderhavige zaak veel duidelijker sprake is geweest van een gebrek als gevolg van een vergissing maar ik zie niet in dat de door de Hoge Raad getrokken lijn hier moet worden verlaten. Het gaat immers om een gebrek dat duidelijk te constateren was, niet alleen onmiddellijk nadat de akte was opgemaakt, maar ook nadien. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 juni 2008 heeft de AG medegedeeld dat het systeem Compas is aangepast toen de officier van justitie bemerkte dat een verkeerde akte was opgemaakt. De aanpassing hield in dat in het systeem werd vermeld dat er wel appel was ingesteld. Als de akte vanuit Compas wordt opgemaakt zal aanvankelijk in Compas zijn opgenomen dat het hoger beroep is ingetrokken. Meteen na het opmaken van een akte rechtsmiddel kan het OM nagaan of het rechtsmiddelenregister, welk register immers kennelijk met Compas in verbinding staat, wel op correcte manier daarvan melding maakt. Dat het hof niet uit eigen beweging is overgegaan tot het onderzoeken van de inhoud van het rechtsmiddelenregister wekt dan ook geen verwondering. Compas is aangepast en daarmee ook het rechtsmiddelenregister. In ieder geval is er niet binnen de appeltermijn een nieuwe akte opgemaakt. Ik neem aan dat tijdige raadpleging van Compas door het OM binnen de appeltermijn het OM een niet-ontvankelijkverklaring had kunnen besparen.
Het middel faalt.
4.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑06‑2010
Uitspraak 22‑06‑2010
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid OM in hoger beroep. Het Hof heeft geoordeeld dat het OM niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn ingestelde h.b., aangezien zich in het dossier geen ondertekende akte bevindt waarbij door het OM h.b. is ingesteld. Het Hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de door de griffier opgemaakte akte - die inhoudt dat de OvJ verklaarde “het ingestelde beroep in te trekken”- door de OvJ is ondertekend en dat de resterende beroepstermijn niet door het OM is gebruikt om deze fout te herstellen. Dat oordeel is onjuist, noch onbegrijpelijk.
22 juni 2010
Strafkamer
Nr. 08/03212
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 juni 2008, nummer 23/000174-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep.
2.2. Het bestreden arrest houdt, voor zover van belang, het volgende in:
"In de onderhavige zaak heeft de rechtbank vonnis gewezen op 23 december 2005. Door of namens de verdachte is daartegen geen hoger beroep ingesteld.
Tot de stukken van het geding behoort een door de griffier van de rechtbank Haarlem opgemaakte akte rechtsmiddel, inhoudende dat officier van justitie mr. K.W. van Damme op 2 januari 2006 ter griffie verklaarde "het ingestelde hoger beroep in te trekken", welke akte door de officier van justitie en de griffier is ondertekend.
Bij proces-verbaal van bevindingen van 3 juni 2008 heeft mr. F.W. van Dongen, de zaaksofficier van justitie, verklaard dat op genoemde akte ten onrechte is vermeld dat het ingestelde hoger beroep werd ingetrokken -in plaats van dat hoger beroep werd ingesteld-, aangezien niet eerder hoger beroep was ingesteld, zodat zodanig beroep niet kon worden ingetrokken. Ter adstructie van haar stelling dat door de desbetreffende griffiemedewerker een verkeerde akte is opgemaakt, heeft mr. Van Dongen gewezen op de informatie in een bijgevoegde Compas-uitdraai uit het appellenregister en op de mededeling van medewerksters van de Centrale Balie van de rechtbank dat het een vergissing zou betreffen. Aan het proces-verbaal is voorts gehecht een ongetekende akte rechtsmiddel, inhoudende dat mr. F.W. van Dongen op 2 januari 2006 beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal betoogd dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in het hoger beroep, nu de opgemaakte akte op een kennelijke vergissing of fout van de desbetreffende griffiemedewerkster berust.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie in het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Als uitgangspunt heeft het gesloten stelsel van rechtsmiddelen te gelden. Het staat vast dat zich in het dossier geen ondertekende akte bevindt, waarbij door het Openbaar Ministerie hoger beroep is ingesteld. Het hof neemt aan dat bij de officier van justitie wel degelijk de intentie heeft voorgelegen hoger beroep in te stellen, doch dat dit in het onderhavige geval niet heeft geresulteerd in het opmaken en ondertekenen van de daartoe vereiste akte. Het hof merkt daarbij op dat in zaken als de onderhavige bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van het instellen van een rechtsmiddel dient te worden uitgegaan van de door de griffier opgemaakte akte en niet van een uitdraai van het door het Openbaar Ministerie zelf beheerde Compas-systeem.
In beginsel komen de door griffiemedewerkers bij het opmaken van een akte rechtsmiddel gemaakte fouten niet voor rekening van de partij ten behoeve van wie die akte wordt opgemaakt, zij het dat aan professionele procesdeelnemers meer eisen kunnen en mogen worden gesteld dan aan niet juridisch geschoolden. Ten deze moet evenwel worden geconstateerd dat mr. Van Damme de opgemaakte akte -waarbij het beroep werd ingetrokken- niet tegenstaande de daarin vervatte en kennelijk onjuiste informatie- heeft ondertekend, alsmede dat door deze officier van justitie noch door een van zijn collega's de resterende beroepstermijn, die nog liep tot 7 januari 2006, is gebruikt om de gemaakte fout te herstellen. Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat een onjuiste akte is opgemaakt voor rekening komt van het Openbaar Ministerie, zodat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn niet op rechtsgeldige wijze ingestelde hoger beroep."
2.3. Het Hof heeft geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn ingestelde hoger beroep, aangezien zich in het dossier geen ondertekende akte bevindt waarbij door het Openbaar Ministerie hoger beroep is ingesteld. Het Hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de door de griffier opgemaakte akte - die inhoudt dat de Officier van Justitie verklaarde "het ingestelde beroep in te trekken" - door de Officier van Justitie is ondertekend en dat de resterende beroepstermijn niet door het Openbaar Ministerie is gebruikt om deze fout te herstellen. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.
2.4. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, W.F. Groos, M.A. Loth in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 22 juni 2010.