Het betreft een op promis-wijze opgemaakt arrest. De in de voetnoten 2 tot en met 10 opgenomen bewijsmiddelen waaraan het hof de in deze bewijsvoering weergegeven feiten en omstandigheden heeft ontleend, zal ik hier niet weergeven.
HR, 19-11-2019, nr. 18/04120
ECLI:NL:HR:2019:1796
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-11-2019
- Zaaknummer
18/04120
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1796, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑11‑2019; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:960
ECLI:NL:PHR:2019:960, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑10‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:1796
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2019-0394 met annotatie van J.H.J. Verbaan
NbSr 2019/373
NbSr 2019/378
NbSr 2020/373
NbSr 2020/378
Uitspraak 19‑11‑2019
Inhoudsindicatie
Schietpartij in woonwijk Spijkenisse in 2016. Poging doodslag (art. 287 Sr) en voorhanden hebben alarmpistool en bijhorende munitie (art. 26.1 WMM). Voorwaardelijk opzet. Hof heeft vastgesteld dat: (i) verdachte op een in een woonwijk, bij een flatblok gelegen parkeerplaats meermalen met een vuurwapen heeft geschoten; (ii) in en nabij een auto een kogel en hulzen zijn aangetroffen die met het door verdachte gebruikte wapen zijn verschoten; (iii) deze auto zich bevond haaks op de parkeervakken met de witte caravan en schuin tegenover de witte caravan; (iv) aan weerszijden van deze caravan zich drie mannen bevonden; (v) verdachte “een stukje verderop” stond ter hoogte van het tunneltje dat onder het flatblok loopt en (vi) een getuige heeft verklaard dat die mannen en verdachte over en weer in elkaars richting schoten. Op grond hiervan heeft Hof kennelijk geoordeeld dat verdachte zich op korte afstand van de andere mannen bevond en zodanig was gepositioneerd dat hij met het schieten in de richting van de auto ook in de richting van de andere mannen heeft geschoten en dat dus de aanmerkelijke kans bestond dat hij (een van) deze personen zou raken in vitale delen met dodelijk gevolg, terwijl verdachte door op deze wijze op de parkeerplaats te schieten, klaarblijkelijk bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping. CAG: anders.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/04120
Datum 19 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 22 augustus 2018, nummer 22/000582-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige beslissing met betrekking tot terugwijzing of verwijzing als de Hoge Raad gepast voorkomt.
2. Beoordeling van het middel
2.1
Het middel klaagt dat het onder 1 bewezenverklaarde opzet niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
“hij op 4 november 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een of meer (tot op heden onbekend gebleven) personen van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen een of meer kogels op een of meer (tot op heden onbekend gebleven) personen heeft afgeschoten/afgevuurd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - op de volgende bewijsvoering:
“Feiten en omstandigheden
De verdachte heeft in het kader van een andere strafzaak bekend dat hij een vuurwapen heeft gebruikt bij een schietincident op 26 februari 2017 aan de [a-straat] te [plaats].
Naar aanleiding van dit schietincident is het vuurwapen (pistool) in beslag genomen en gewaarmerkt met SIN AAKC5637NL. (...)
Op 4 november 2016 kreeg de politie omstreeks 21:54 uur een melding dat er zou zijn geschoten op een parkeerplaats aan de [b-straat], ter hoogte van nummer [1], in de wijk […] te [plaats]. Een vrouw die ten tijde van het incident in haar woning aan de [b-straat 1] aanwezig was verklaarde dat zij zag dat er drie mannen met allemaal een pistool in hun handen naar een man aan het schieten waren en dat de andere man, met ook een pistool in handen, terugschoot, richting de drie mannen. Twee mannen stonden tussen een camper (naar het hof telkens begrijpt: een caravan) en een rode auto op een lege parkeerplaats. Aan de andere kant van de camper stond ook een man. De vierde man (naar het hof begrijpt: de verdachte) stond een stukje verderop ter hoogte van het tunneltje dat onder het flatblok loopt.
Op de parkeerplaats waar het schietincident heeft plaatsgevonden zijn meerdere hulzen en een kogel gevonden. Op die parkeerplaats stond - haaks op de parkeervakken met de witte caravan, schuin tegenover de witte caravan - een grijze Renault Clio geparkeerd waarvan de ruit van het rechterportier kapot was. In de rugleuning van de bestuurdersstoel van dit voertuig bleek een inschotbeschadiging aanwezig te zijn. Bij het verwijderen van de stoelhoes werd een uitschotbeschadiging zichtbaar. Op de bodemplaat achter de bestuurdersstoel was een gedeformeerde kogel aanwezig. De kogel is veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN AADX3499NL. Schuin naast de beschadigde Renault Clio waren op de straat twee hulzen aanwezig. De hulzen zijn afzonderlijk veiliggesteld, verpakt en gewaarmerkt met SIN AADU5587NL en SIN AADU5595NL. Aan het einde van de doorgang werd een huls aangetroffen. De huls is veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN AADX4427NL. In de nabijheid van de caravan zijn nog andere hulzen veilig gesteld.
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut van 13 april 2017 is gebleken dat er aanwijzingen zijn dat de hierboven genoemde drie hulzen (AADU5587NL, -95NL en AADX4427NL) en de kogel (AADX3499NL) zijn verschoten met het vuurwapen (AAKC5637NL) dat de verdachte heeft gebruikt bij eerder genoemd schietincident op 26 februari 2017. De bevindingen uit het vergelijkend hulsonderzoek zijn minimaal zeer veel waarschijnlijker wanneer de hulzen zijn verschoten met dat vuurwapen, dan wanneer deze zijn verschoten met een ander vuurwapen met hetzelfde kaliber en dezelfde systeemkenmerken. Datzelfde geldt voor het vergelijkend kogelonderzoek.
[getuige] heeft als getuige verklaard dat er op 3 november 2016 - zijnde een dag voor de tenlastegelegde schietpartij - een Antilliaanse man bij haar woning aanbelde. Hij was boos en vroeg naar haar broertje. Deze persoon heeft toen de kolf en een stukje van de loop van een vuurwapen aan haar getoond. Ze kende deze persoon, als zijnde [verdachte] en/of [verdachte].
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat [verdachte] en [verdachte] bijnamen van hem zijn.
Rond het tijdstip van het schietincident aan de [b-straat] straalde de telefoon van de verdachte de zendmast aan op de [c-straat 1] te [plaats]. De plaats delict valt binnen het aanstralingsgebied van deze zendmast.
Oordeel hof
(...)
Het hof acht op grond van voormelde feiten en omstandigheden met de advocaat-generaal en de rechtbank (...) wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte minst genomen met voorwaardelijk opzet heeft gepoogd een of meerdere personen van het leven te beroven, waarbij de verdachte een vuurwapen met munitie heeft gebruikt. Door immers op een in een woonwijk gelegen, parkeerplaats meermalen met een vuurwapen gericht en op korte afstand, op één of meer personen te schieten heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij (een van) deze personen zou raken in vitale delen met dodelijk gevolg en heeft hij klaarblijkelijk bewust die aanmerkelijke kans aanvaard.”
2.3
Het Hof heeft vastgesteld dat:- de verdachte op een in een woonwijk, bij een flatblok gelegen parkeerplaats meermalen met een vuurwapen heeft geschoten;- in en nabij een Renault Clio een kogel en hulzen zijn aangetroffen die met het door de verdachte gebruikte wapen zijn verschoten;- deze Renault Clio zich bevond haaks op de parkeervakken met de witte caravan en schuin tegenover de witte caravan;- aan weerszijden van deze caravan zich drie mannen bevonden;- de verdachte “een stukje verderop” stond ter hoogte van het tunneltje dat onder het flatblok loopt;- een getuige heeft verklaard dat die mannen en de verdachte over en weer in elkaars richting schoten.Op grond hiervan heeft het Hof kennelijk geoordeeld dat de verdachte zich op korte afstand van de andere mannen bevond en zodanig was gepositioneerd dat hij met het schieten in de richting van de Renault Clio ook in de richting van de andere mannen heeft geschoten en dat aldus de aanmerkelijke kans bestond dat hij (een van) deze personen zou raken in vitale delen met dodelijk gevolg, terwijl de verdachte door op deze wijze op de parkeerplaats te schieten, klaarblijkelijk bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk.
2.4
Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2019.
Conclusie 01‑10‑2019
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Poging tot doodslag. Schietincident in een woonwijk waarbij verdachte (terug)schoot op drie mannen die op hem aan het schieten waren. (Voorwaardelijk) opzet bij verdachte op dood van (een van) de mannen? De AG is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die het hof heeft vastgesteld, niet toereikend zijn voor het oordeel dat verdachte op korte afstand op één of meer personen heeft geschoten en/of willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij (een van) deze personen zou kunnen raken in vitale delen. De AG adviseert de Hoge Raad het bestreden arrest te vernietigen.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 18/04120
Zitting 1 oktober 2019
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.
1. Inleiding
1.1
De verdachte is bij arrest van 22 augustus 2018 door het gerechtshof Den Haag wegens 1. “poging tot doodslag” en 2. “handelen in strijd met art. 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met art. 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.”
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem, heeft één middel van cassatie voorgesteld dat betrekking heeft op het bewezenverklaarde voorwaardelijk opzet op de doodslag.
2. De bewezenverklaring en de bewijsvoering
2.1
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezen verklaard dat:
“1.
hij op 04 november 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, een of meer (tot op heden onbekend gebleven) personen van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen een of meer kogels op een of meer (tot op heden onbekend gebleven) personen heeft afgeschoten/afgevuurd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.”
2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering1.:
“De beoordeling van de tenlastelegging
Het hof zal bij de beoordeling uitgaan van de hierna weergegeven feiten en omstandigheden.
(…)
Feiten en omstandigheden
De verdachte heeft in het kader van een andere strafzaak bekend dat hij een vuurwapen heeft gebruikt bij een schietincident op 26 februari 2017 aan de [a-straat] te Spijkenisse.
Naar aanleiding van dit schietincident is het vuurwapen (pistool) in beslag genomen en gewaarmerkt met SIN AAKC5637NL.
(…)
Op 4 november 2016 kreeg de politie omstreeks 21:54 uur een melding dat er zou zijn geschoten op een parkeerplaats aan de [b-straat] , ter hoogte van nummer [1] , in de wijk […] te Spijkenisse. Een vrouw die ten tijde van het incident in haar woning aan de [b-straat 1] aanwezig was verklaarde dat zij zag dat er drie mannen met allemaal een pistool in hun handen naar een man aan het schieten waren en dat de andere man, met ook een pistool in handen, terugschoot, richting de drie mannen. Twee mannen stonden tussen een camper (naar het hof steeds begrijpt: een caravan) en een rode auto op een lege parkeerplaats. Aan de andere kant van de camper stond ook een man. De vierde man (naar het hof begrijpt: de verdachte) stond een stukje verderop ter hoogte van het tunneltje dat onder het flatblok loopt.
Op de parkeerplaats waar het schietincident heeft plaatsgevonden zijn meerdere hulzen en een kogel gevonden. Op die parkeerplaats stond - haaks op de parkeervakken met de witte caravan, schuin tegenover de witte caravan - een grijze Renault Clio geparkeerd – waarvan de ruit van het rechterportier kapot was. In de rugleuning van de bestuurdersstoel van dit voertuig bleek een inschotbeschadiging aanwezig te zijn. Bij het verwijderen van de stoelhoes werd een uitschotbeschadiging zichtbaar. Op de bodemplaat achter de bestuurdersstoel was een gedeformeerde kogel, aanwezig. De kogel is veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN AADX3499NL. Schuin naast de beschadigde Renault Clio, waren op de straat twee hulzen aanwezig. De hulzen zijn afzonderlijk veiliggesteld, verpakt en gewaarmerkt met SIN AADU5587NL en SIN AADU5595NL. Aan het einde van de doorgang werd een huls aangetroffen. De huls is veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN AADX4427NL. In de nabijheid van de caravan zijn nog andere hulzen veilig gesteld.
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut van 13 april 2017 is gebleken dat er aanwijzingen zijn dat de hierboven genoemde drie hulzen (AADU5587NL, -95NL en (AADX4427NL) en de kogel (AADX3499NL) zijn verschoten met het vuurwapen (AAKC5637NL) dat de verdachte heeft gebruikt bij eerder genoemd schietincident op 26 februari 2017. De bevindingen uit het vergelijkend hulsonderzoek zijn minimaal zeer veel waarschijnlijker wanneer de hulzen zijn verschoten met dat vuurwapen, dan wanneer deze zijn verschoten met een ander vuurwapen met hetzelfde kaliber en dezelfde systeemkenmerken. Datzelfde geldt voor het vergelijkend kogelonderzoek.
[getuige] heeft als getuige verklaard dat er op 3 november 2016 - zijnde een dag voor de tenlastegelegde schietpartij - een Antilliaanse man bij haar woning aanbelde. Hij was boos en vroeg naar haar broertje. Deze persoon heeft toen de kolf en een stukje van de loop van een vuurwapen aan haar getoond. Ze kende deze persoon, als zijnde [verdachte] en/of [verdachte] . Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat [verdachte] en [verdachte] bijnamen van hem zijn.
Rond het tijdstip van het schietincident aan de [b-straat] straalde de telefoon van de verdachte de zendmast aan op de [c-straat 1] te Spijkenisse. De plaats delict valt binnen het aanstralingsgebied van deze zendmast.
Oordeel hof
(…)
Het hof acht op grond van voormelde feiten en omstandigheden met de advocaat-generaal en de rechtbank evenwel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte minst genomen met voorwaardelijk opzet heeft gepoogd een of meerdere personen van het leven te beroven, waarbij de verdachte een vuurwapen met munitie heeft gebruikt. Door immers op een in een woonwijk gelegen parkeerplaats meermalen met een vuurwapen gericht en op korte afstand op één of meer personen te schieten heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij (een van) deze personen zou raken in vitale delen met dodelijk gevolg en heeft hij klaarblijkelijk bewust die aanmerkelijke kans aanvaard.”
3. Het middel
3.1
Het middel bevat de klacht dat het onder 1 bewezenverklaarde (voorwaardelijk) opzet ontoereikend is gemotiveerd.
3.2
Uitgangspunt is dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Wat betreft de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo een kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.2.
3.3
Voor zover het gaat om het bij de verdachte aanwezige opzet, kan uit de bewijsvoering van het hof het volgende worden afgeleid:
- drie mannen die op een parkeerplaats stonden, met allemaal een pistool in hun handen, waren aan het schieten op de verdachte;
- twee van de mannen stonden tussen een witte caravan en een rode auto, op een lege parkeerplaats;
- de derde man stond aan de andere kant van de witte caravan;
- de verdachte schoot terug op de drie mannen; hij stond een stukje verderop, ter hoogte van het tunneltje dat onder het flatblok loopt;
- schuin tegenover de witte caravan, op de parkeervakken haaks met de caravan, stond een grijze Renault Clio geparkeerd. Deze had een kapotte rechterportierruit, een in- en uitschotbeschadiging in de rugleuning van de bestuurdersstoel en er lag een gedeformeerde kogel op de bodemplaat achter de bestuurdersstoel;
- schuin naast deze Renault Clio, op de straat, zijn twee hulzen aangetroffen en aan het einde van de doorgang een huls;
- deze kogel en hulzen zijn afkomstig van een pistool dat de verdachte bij een ander schietincident heeft gebruikt.
3.4
Volgens het hof heeft de verdachte, door op een in een woonwijk gelegen parkeerplaats meermalen met een vuurwapen gericht en op korte afstand op één of meer personen te schieten, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij (een van) deze personen zou raken in vitale delen, met dodelijk gevolg, en heeft hij klaarblijkelijk bewust die aanmerkelijke kans aanvaard.
3.5
Ik ben van mening dat het middel, dat tegen dit oordeel van het hof opkomt, slaagt en wel op de volgende gronden:
(i) Dat de verdachte “op korte afstand” heeft geschoten, volgt niet uit de feiten en omstandigheden die door het hof zijn vastgesteld. Daaruit kan niet méér worden opgemaakt dan dat de drie mannen waarop de verdachte schoot op de parkeerplaats stonden, naast een witte caravan, en de verdachte een stukje verderop, ter hoogte van een tunnel die onder het flatblok loopt.
(ii) Dat de verdachte gericht heeft geschoten op deze personen, volgt ook niet uit de bewijsvoering. Deze houdt in dat een kogel en hulzen, die afkomstig zouden zijn van het pistool waarmee de verdachte schoot, zijn aangetroffen in, respectievelijk naast een Renault Clio die schuin geparkeerd stond tegenover de bovengenoemde witte caravan. Het lijkt erop dat de verdachte in de richting dan wel in de buurt van deze auto heeft afgevuurd. Hoe de Renault Clio echter ten opzichte van de drie mannen en de verdachte gepositioneerd stond, wordt uit de bewijsvoering niet duidelijk.
(iii) De in en naast de Renault Clio aangetroffen kogel en hulzen bieden volgens mij onvoldoende aanknopingspunten voor de gevolgtrekking van het hof dat de verdachte gericht op de drie mannen heeft geschoten. Als de verdachte dat wel zou hebben gedaan, dan is het bovendien vreemd dat in of naast de rode auto en/of de witte caravan waar(tussen) de mannen stonden, geen kogel en of huls van verdachtes pistool is aangetroffen.
(iv) De vernielde rechterportierruit, de in- en uitschotbeschadiging in de rugleuning van de bestuurdersstoel en de op de bodemplaat achter die bestuurdersstoel aangetroffen gedeformeerde kogel aangetroffen in de Renault Clio, zeggen weinig over hoe de verdachte, die verderop ter hoogte van de tunnel onder het flatblok stond te schieten, ten opzichte van de Renault Clio heeft gestaan en of hij de mannen zou hebben kunnen raken.
(v) Daaraan kan nog worden toegevoegd, dat ook wanneer zou moet worden aangenomen dat de verdachte op de mannen heeft gericht, deze omstandigheid niet zonder meer betekent dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij daarbij (een van) deze personen dodelijk zou raken.
3.6
Waar het om gaat is of de uit de bewijsvoering blijkende gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood van (een van) de mannen dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard.
3.7
De vaststellingen van het hof lijken mij niet toereikend voor een dergelijk oordeel.
3.8
Het middel slaagt.
4. Conclusie
4.1
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
4.2
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige beslissing met betrekking tot terugwijzing of verwijzing als de Hoge Raad gepast voorkomt.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑10‑2019
Vgl. o.a. HR 30 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:973.