Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit identificatie- en rapportagevoorschriften Common Reporting Standard
Artikel 9 Nadere identificatie- en rapportagevoorschriften
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
20-12-2017, Stb. 2017, 524 (uitgifte: 28-12-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2018, terugwerkend tot: 01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2017, Stb. 2017, 524 (uitgifte: 28-12-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht / Inlichtingenuitwisseling en wederzijdse bijstand
Belastingrecht algemeen / Wetgeving in wording
1.
Een financiële rekening is een te rapporteren rekening met ingang van het tijdstip waarop deze krachtens de identificatievoorschriften, bedoeld in dit hoofdstuk, als zodanig wordt aangemerkt en tot het tijdstip waarop deze rekening niet meer als een te rapporteren rekening kan worden aangemerkt.
2.
Een rapporterende financiële instelling mag niet vertrouwen op een eigen verklaring of bewijsstukken indien zij weet of redenen heeft om te weten dat de eigen verklaring of bewijsstukken onjuist of onbetrouwbaar zijn.
3.
Waar in dit besluit wordt uitgegaan van een saldo- of waardegrens op 31 december van een kalenderjaar, wordt, ingeval een rapporterende financiële instelling over een andere relevante periode rapporteert, het betreffende saldo of de betreffende waarde bepaald per de laatste dag van de relevante periode waarover wordt gerapporteerd die eindigt in het kalenderjaar.
4.
Een rapporterende financiële instelling mag de procedures voor het vaststellen of sprake is van een te rapporteren rekening voor nieuwe rekeningen toepassen op bestaande rekeningen en de procedures voor het vaststellen of sprake is van een te rapporteren rekening voor hogewaarderekeningen toepassen op lagewaarderekeningen. Indien van de mogelijkheid gebruik wordt gemaakt om de procedures voor het vaststellen of sprake is van een te rapporteren rekening voor nieuwe rekeningen op bestaande rekeningen toe te passen, blijven de voor het overige voor bestaande rekeningen geldende regels van toepassing.
5.
Een rapporterende financiële instelling legt vast welke stappen zij heeft gezet en op welke bewijsmiddelen zij heeft vertrouwd bij de uitvoering van de identificatie- en rapportagevoorschriften die voortvloeien uit de wet en dit besluit en bewaart die bewijsmiddelen. Onze Minister verkrijgt met het oog op de door Onze Minister te verstrekken informatie, bedoeld in de artikelen 10b en 10c van de wet, aan rechtsgebieden ten aanzien waarvan het land Nederland een verplichting heeft om die informatie te verstrekken desgevraagd binnen een door hem te stellen termijn en op een door hem te bepalen wijze inzage in die stappen en bewijsmiddelen.