Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit identificatie- en rapportagevoorschriften Common Reporting Standard
Artikel 6 Bestaande entiteitsrekening
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
20-12-2017, Stb. 2017, 524 (uitgifte: 28-12-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2018, terugwerkend tot: 01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2017, Stb. 2017, 524 (uitgifte: 28-12-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht / Inlichtingenuitwisseling en wederzijdse bijstand
Belastingrecht algemeen / Wetgeving in wording
1.
Een rapporterende financiële instelling volgt met betrekking tot bestaande entiteitsrekeningen de procedures die zijn opgenomen in bijlage I, sectie V, onderdeel D, van Richtlijn 2011/16/EU om, met inachtneming van bijlage I, sectie VII, onderdeel C, onder 2, van die richtlijn, vast te stellen of sprake is van te rapporteren rekeningen. Indien een rapporterende financiële instelling bij de toepassing van de procedure, bedoeld in bijlage I, sectie V, onderdeel D, onder 2, onderdeel a, van Richtlijn 2011/16/EU, de status van de rekeninghouder als actieve NFE, passieve NFE of financiële instelling niet kan vaststellen, merkt deze de rekeninghouder aan als passieve NFE. Indien een rapporterende financiële instelling bij de toepassing van de procedure, bedoeld in bijlage I, sectie V, onderdeel D, onder 2, onderdeel c, onder ii, van Richtlijn 2011/16/EU, geen eigen verklaring van de rekeninghouder of de uiteindelijk belanghebbende verkrijgt, past deze de procedure, bedoeld in bijlage I, sectie III, onderdeel B, onder 2, van Richtlijn 2011/16/EU, toe om vast te stellen of de uiteindelijk belanghebbende een te rapporteren persoon is.
2.
Een rapporterende financiële instelling kan er, in afwijking van het eerste lid, voor kiezen om, hetzij voor alle bestaande entiteitsrekeningen tezamen hetzij voor elke duidelijk omschreven groep van bestaande entiteitsrekeningen afzonderlijk, de procedures, bedoeld in het eerste lid, niet toe te passen op bestaande entiteitsrekeningen met een, met inachtneming van bijlage I, sectie VII, onderdeel C, onder 2, van Richtlijn 2011/16/EU, totaal saldo of een totale waarde op 31 december 2015 van niet meer dan een in euro’s uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met USD 250.000. Indien het totale saldo of de totale waarde van een bestaande entiteitsrekening waarop de procedures, bedoeld in het eerste lid, op basis van de eerste volzin niet zijn toegepast, op 31 december van een volgend kalenderjaar, met inachtneming van bijlage I, sectie VII, onderdeel C, onder 2, van Richtlijn 2011/16/EU, hoger is dan een in euro’s uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met USD 250.000, volgt een rapporterende financiële instelling uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin het totale saldo of de totale waarde van die rekening hoger is dan een in euro’s uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met USD 250.000, met betrekking tot die rekening de procedures, bedoeld in het eerste lid, om vast te stellen of sprake is van een te rapporteren rekening.
3.
Een rapporterende financiële instelling die op basis van een wijziging van omstandigheden weet of redenen heeft om te weten dat de laatst verkregen eigen verklaring van een rekeninghouder of van een uiteindelijk belanghebbende dan wel andere documentatie die is gebruikt voor het vaststellen of een rekening een te rapporteren rekening is, onjuist of onbetrouwbaar is, volgt opnieuw de procedures die zijn opgenomen in bijlage I, sectie V, onderdeel D, van Richtlijn 2011/16/EU om vast te stellen of sprake is van een te rapporteren rekening, met dien verstande dat:
- a.
de rapporterende financiële instelling bij de toepassing van de procedure, bedoeld in bijlage I, sectie V, onderdeel D, onder 1, van Richtlijn 2011/16/EU, een actuele eigen verklaring van de rekeninghouder verkrijgt of een redelijke uitleg en, waar nodig, aanvullende bewijsstukken die de juistheid bevestigen van de laatst verkregen eigen verklaring of van de documentatie die is gebruikt om vast te stellen of de rekeninghouder een te rapporteren persoon is;
- b.
de rapporterende financiële instelling bij de toepassing van de procedure, bedoeld in bijlage I, sectie V, onderdeel D, onder 2, onderdeel a, van Richtlijn 2011/16/EU, een actuele eigen verklaring van de rekeninghouder verkrijgt of aanvullende bewijsstukken om de status van de rekeninghouder als actieve NFE, passieve NFE of financiële instelling vast te kunnen stellen;
- c.
de rapporterende financiële instelling bij toepassing van de procedure, bedoeld in bijlage I, sectie V, onderdeel D, onder 2, onderdeel c, van Richtlijn 2011/16/EU, een actuele eigen verklaring van de rekeninghouder of uiteindelijk belanghebbende verkrijgt of een redelijke uitleg en, waar nodig, aanvullende bewijsstukken die de juistheid bevestigen van de laatst verkregen eigen verklaring of van de documentatie die is gebruikt om vast te stellen of de uiteindelijk belanghebbende een te rapporteren persoon is.
4.
Een rapporterende financiële instelling voltooit de procedures, bedoeld in het derde lid, vóór het eind van het kalenderjaar waarin de wijziging van omstandigheden, bedoeld in dat lid, zich voordoet, dan wel, indien dit later is, uiterlijk 90 dagen nadat deze weet of redenen heeft om te weten dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. Indien een rapporterende financiële instelling geen actuele eigen verklaring of redelijke uitleg en, waar nodig, aanvullende bewijsstukken als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, verkrijgt, merkt deze de rekeninghouder, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, aan als inwoner van zowel het rechtsgebied waarvan diens inwonerschap is vastgesteld vóór de wijziging van omstandigheden als het rechtsgebied waarin de rekeninghouder als gevolg van de wijziging van omstandigheden fiscaal woonachtig zou kunnen zijn. Indien een rapporterende financiële instelling geen actuele eigen verklaring of aanvullende bewijsstukken als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, verkrijgt, merkt deze de rekeninghouder, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, aan als passieve NFE. Indien een rapporterende financiële instelling geen actuele eigen verklaring of redelijke uitleg en, waar nodig, aanvullende bewijsstukken als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, verkrijgt, past deze de procedure, bedoeld in bijlage I, sectie III, onderdeel B, onder 2, van Richtlijn 2011/16/EU, toe om vast te stellen of de uiteindelijk belanghebbende, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, een te rapporteren persoon is.