Hof Arnhem-Leeuwarden, 21-02-2014, nr. 21-005433-13
ECLI:NL:GHARL:2014:1305
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
21-02-2014
- Zaaknummer
21-005433-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2014:1305, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 21‑02‑2014; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2013:CA1534
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:1347, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 21‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Moord. Verdachte beroept zich op zijn zwijgrecht. In dossier (en bewijsmiddelen) is sprake van meerdere omstandigheden waarover verdachte moet kunnen verklaren. Hij beroept zich echter ook ten aanzien van die omstandigheden op zijn zwijgrecht. De conclusie van het hof daaruit is dat het zwijgen slechts zijn grond vindt in het gegeven dat er geen ander scenario is dan het bewezen verklaarde, te weten: moord door verdachte.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005433-13
Uitspraak d.d.: 21 februari 2014
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 30 mei 2013 met parketnummer 18-830074-12 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 februari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde tot bevestiging van het vonnis in eerste aanleg, inhoudende een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapens en drugs. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.B. Boone, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het bij de bewijsbeslissing op diverse onderdelen tot een andere of aangepaste motivering komt en bij de straftoemeting tot een andere beslissing.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 4 februari 2012 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een (automatisch) vuurwapen, meerdere kogels geschoten in het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 4 februari 2012 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet met een (automatisch) vuurwapen, meerdere kogels geschoten in het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden; 2.hij op of omstreeks 6 februari 2012 te [plaats] wapens van categorie I, onder 3, te weten twee boksbeugels en/of een wapen van categorie I, onder 7, te weten een luchtdrukpistool en/of munitie van categorie III te weten twee scherpe kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
3.hij op of omstreeks 6 februari 2012 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 226 pillen, in elk geval een hoeveelheid pillen, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Verzoek tot het voegen van getuigenverklaring afgelegd in zaak medeverdachte [medeverdachte] in het strafdossier van verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal doen weten dat in de zaak van medeverdachte [medeverdachte] nader onderzoek is gedaan naar diens betrokkenheid bij het hem tenlastegelegde. Dat nadere onderzoek heeft bestaan uit het horen van een getuige. Dat verhoor heeft geen ontlastende, dan wel belastende informatie voor de medeverdachte opgeleverd, aldus de advocaat-generaal.
Hierop heeft de raadsman van verdachte te kennen gegeven dat hij kennis wil nemen van hetgeen deze getuige heeft verklaard. Hij heeft verzocht deze getuigenverklaring in het strafdossier van verdachte te voegen.
Toevoeging van een stuk aan het procesdossier kan en dient te geschieden indien dat stuk van belang kan zijn voor enige in de zaak te nemen beslissing. Over het stuk in kwestie is niets anders bekend dan dat het, volgens het openbaar ministerie, van geen betekenis is in de zaak van medeverdachte [medeverdachte]. In welk opzicht dit stuk niettemin van belang zou kunnen zijn in de zaak van verdachte is door de verdediging niet onderbouwd. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Bewijsoverweging
Met de rechtbank acht het hof bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan moord (feit 1 primair), verboden wapenbezit (feit 2) en aanwezigheid van de verboden stof MDMA (feit 3).
De bewijsverweren van de verdediging worden verworpen (a).
In de beoordeling van de bewijsmiddelen wordt voorts betrokken de omstandigheid dat verdachte gezwegen heeft waar spreken geboden was (b).
ad a: verweren verdediging
Het eerste verweer van de verdediging houdt in dat technisch onderzoek onomstotelijk aantoont dat de schutter niet heeft geschoten vanuit de deuropening, maar vanaf een plaats in het café. Waar de getuigen zeggen dat vanaf de deuropening is geschoten geldt derhalve dat hun verklaring onjuist is. Dat maakt dat het ervoor moet worden gehouden dat die getuigen hebben gelogen zodat hun verklaringen niet voor het bewijs gebruikt mogen worden. Het gaat dan, zo begrijpt het hof, om de verklaringen van [getuige 1], [getuige 2] (ook voor zover andere getuigen verklaren over mededelingen harerzijds) en [getuige 3].
Het hof oordeelt hierover als volgt.
Indien uitgegaan wordt van de veronderstelling dat de schutter zich op het moment van schieten op [slachtoffer] niet in de deuropening maar verderop in het café bevond, zoals de verdediging heeft bepleit, volgt daaruit nog niet dat de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] hebben gelogen. De verdediging bedoelt met de stelling dat de getuigen 'gelogen' hebben – naar het hof begrijpt – kennelijk dat deze getuigen, met een schutter in het café, meer hebben moeten kunnen zien dan zij in hun respectieve verklaringen zeggen te hebben gezien. Uitgaande van de positionering van de schutter in het café moet het inderdaad voor mogelijk gehouden worden dat de getuigen in kwestie meer hebben gezien dan hetgeen zij hebben verklaard. Dat maakt echter nog niet dat hetgeen zij wél verklaard hebben (opzettelijk) in strijd met de waarheid is (verklaard). Voor het niet meer verklaren dan feitelijk gedaan kunnen ook andere redenen bestaan, zoals (en dus niet uitputtend) het gegeven dat nu eenmaal niet meer gezien is dan verklaard of het gegeven dat de getuigen voor hun veiligheid vrezen wanneer zij meer details geven van hetgeen zij hebben gezien.
Het verweer wordt verworpen.
Het tweede verweer van de verdediging ziet op de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [getuige 4]. Wat hij bij de politie belastend over verdachte heeft verklaard zou slechts gezegd zijn omdat
- de politie dat wilde horen;
- [getuige 4], die zelf als verdachte in voorlopige hechtenis was genomen, naar huis wilde;
- [getuige 4] verdovende middelen gebruikte, hetgeen zijn geheugenwerking nadelig zou hebben beïnvloed;
- de politie [getuige 4] in verwarring heeft gebracht door doelbewust feiten en tijdstippen door elkaar te halen;
- de politie [getuige 4] doelbewust leugens (over eerder wapenbezit door [getuige 4] en over een gezamenlijke gang van [getuige 4] en verdachte naar het café van het schietincident in de vroege ochtend van 4 februari 2012) als waarheid aan hem heeft voorgehouden;
- de politie [getuige 4] koste wat kost heeft willen doen verklaren dat verdachte in de ochtend van 4 februari 2012 bij hem thuis is geweest.
De op 5 april 2012 aan rechercheur [verbalisant 1] gedane mededeling is bovendien niet voor het bewijs bruikbaar omdat aan verdachte niet de cautie is gegeven. De verklaringen van [getuige 4] kunnen op deze gronden, aldus de verdediging, niet voor het bewijs gebruikt worden.
Het hof oordeelt hierover als volgt.
[getuige 4] heeft zich tot driemaal toe in vergelijkbare zin geuit: op 5 april 2012 jegens verbalisant [verbalisant 1] in het cellencomplex van de politie te [plaats], op 5 april 2012 tijdens een verhoor jegens de verhorende verbalisanten en op 25 april 2012 in een telefoongesprek met zijn zus in Aruba. De essentie van zijn boodschap was telkens dat verdachte bij hem was gekomen en had meegedeeld dat hij iemand had doodgeschoten. Uit het dossier blijkt niet van concrete feiten of omstandigheden - en door de verdediging zijn deze evenmin aangereikt - waaruit kan blijken dat [getuige 4] zich slechts in deze zin heeft uitgelaten omdat hij niet langer in voorlopige hechtenis wilde blijven, door de politie op het verkeerde been was gezet of last had van een gebrekkige geheugenwerking.
Verbalisant [verbalisant 1] is ter zitting van het hof van 7 februari 2014 gehoord over de gang van zaken tijdens de hiervoor genoemde aan hem gedane mededeling in het cellencomplex van de politie in [plaats]. Die mededeling hield, aldus het daarvan opgemaakte proces-verbaal (dossierpagina 1531/1532) het volgende in: "Ik hoorde dat [getuige 4] toen tegen mij zei dat [verdachte] tegen hem had gezegd dat hij iemand… en vervolgens zag ik dat [getuige 4] een beweging met zijn handen en zijn vinger maakte alsof hij een pistool vast had en de trekker overhaalde".
Voorafgaand aan deze mededeling heeft verbalisant [verbalisant 1] niet de cautie gegeven aan [getuige 4]. Daargelaten de vraag of voor de door [getuige 4] gedane mededeling zich enige gelegenheid voordeed om de cautie te geven dan wel verbalisant [verbalisant 1] erop bedacht had moeten zijn dat [getuige 4] een dergelijke mededeling in de zaak van verdachte zou gaan doen, geldt dat het geven van de cautie aan een verdachte ertoe strekt hem erop te wijzen dat hij niet verplicht is verklaringen in zijn eigen zaak af te leggen. De cautieplicht strekt aldus tot waarborging van de processuele positie van de verdachte in zijn eigen zaak. Niet gezegd kan worden dat door het achterwege laten van de cautie jegens [getuige 4] als verdachte in zijn eigen zaak verdachte is getroffen in een belang dat ertoe strekt hem te beschermen.
Ook in zoverre faalt het verweer.
Tot slot is het verweer gevoerd dat onvoldoende zekerheid bestaat omtrent de aanwezigheid van de mobiele telefoon van verdachte bij de plaats delict op het moment dat geschoten werd.
Ook dit verweer faalt.
De onderzoeksgegevens met betrekking tot de telefoon van verdachte laten zien dat diens telefoon zich op 4 februari 2012 rond het tijdstip van 06.46.21 in de omgeving van de plaats delict bevond. Concrete feiten of omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat zulks onjuist is, zijn niet genoemd. Daarvan is evenmin gebleken. Ook het hof oordeelt de aanwezigheid van verdachtes telefoon in de omgeving van de plaats delict kort voorafgaand aan het schietincident een relevante schakel in de bewijsketen.
ad b
Het openbaar ministerie heeft betoogd dat het hof mede bewijsbetekenis mag toekennen aan het gegeven dat verdachte heeft gezwegen hoewel van hem uitleg mocht worden verwacht.
De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in art. 29, eerste lid, Sv, niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem telastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken.
Opvallend is dat verdachte heeft gezwegen ook over die feiten en omstandigheden waarbij hij volgens de gebruikte bewijsmiddelen rechtstreeks betrokken was: zijn ruzie met het latere slachtoffer, de door hem met dat slachtoffer gewisselde sms'jes, zijn mededeling dat hij het latere slachtoffer 'hartstikke kapot' zal schieten, de aanwezigheid van zijn telefoon nabij de plaats delict omstreeks het tijdstip van het schietincident en zijn mededeling aan [getuige 4] over het feit dat hij iemand had 'geschoten'. Daarbij komt dat zijn voorgenomen vertrek naar Frans Guyana op 6 februari 2012 lijkt te wijzen op vluchtgedrag tenzij een andere, aannemelijker, verklaring daarvoor door verdachte zou worden gegeven. Nu verdachte echter op geen enkel punt een verklaring heeft willen afleggen, hoewel dat voor mogelijk moet worden gehouden, sterkt dat gegeven het hof in de overtuiging dat het achterwege blijven daarvan slechts zijn grond vindt in het gegeven dat er geen ander scenario is dan het bewezen verklaarde scenario.
Beoordeling
Het hof heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, telkens zakelijk weergegeven.
(ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde)
Een proces-verbaal d.d. 22 maart 2012, opgenomen op pagina 1228 t/m 1236 (map 3) van dossier nr. 2012012111 d.d. 1 oktober 2012 (hierna ook: het dossier), inhoudende de relatering van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]:
In het onderzoek TGO [straatnaam] hebben wij beelden van 4 februari 2012 uitgekeken van camera toezicht [plaats], beelden van horecagelegenheid [bedrijfsnaam 1].
De voor het onderzoek van belang zijnde tijdstippen van de videobeelden zullen worden aangehaald in dit proces-verbaal.
04.28.58 :
[verdachte] en [slachtoffer] staan tegenover elkaar.
04.29.07 :
[slachtoffer] maakt vuistslagen naar [verdachte].
05.00.36 :
[verdachte] doet iets met zijn telefoon.
05.15.40 :
[verdachte] belt.
05.16 : [verdachte] gaat op het trapje staan en belt.
05.17 : [verdachte] is aan het bellen.
05.21 : [verdachte] belt.
05.22 : NN man praat met [verdachte] en raakt hem met zijn hand aan bij [verdachte] zijn
linkeroog.
05.25 : [verdachte] heeft zijn telefoon in zijn hand. [verdachte] maakt veel handgebaren.
Een proces-verbaal d.d. 16 februari 2012, opgenomen op pagina 722 t/m 727 (map 2) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 5]:
Ik ben werkzaam in de [bedrijfsnaam 1] te [plaats]. Ik heb van 3 op 4 februari 2012 gewerkt. Ik trof [collega 1] samen met [collega 2] die twee jongens uit elkaar probeerden te halen. Er kwam nog een derde jongen bij die probeerde [verdachte] rustig te maken. Ik sprong er ook tussen en heb deze [verdachte] gekalmeerd. Ik zag dat een van de ogen van [verdachte] opgezwollen was. De andere persoon was vrij stevig, had behoorlijk veel spieren, een sportschooltype. Hij was van Turkse komaf.
[verdachte] was zeer boos en zei telkens "laat me naar buiten, laat me naar buiten" en "kijk wat hij heeft gedaan". [verdachte] wilde de jongen terug pakken die hem had geslagen.
Een proces-verbaal d.d. 26 april 2012, opgenomen op pagina 597 t/m 609 (map 2) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 6]:
Ik ken de verdachte, een donkere jongen, als [verdachte]. [verdachte] heeft [slachtoffer] gebeld. Het was alleen maar schreeuwen, het was alleen maar hoerenzoon, hoerenzoon, hoerenzoon. Schelderij, ze wilden weten waar [slachtoffer] was in de kroegen.
Op de camerabeelden van de binnenstad van [plaats], waaronder de [straat 1] en de [straat 2], herken ik alle 3 personen die ik nu zie, [persoon 1], [verdachte] en ik.
Ik weet dat de donkere jongen met [slachtoffer] belde. Hij stak de straat over om te bellen. Ik weet nog dat hij daar liep te schreeuwen. Ik heb het nummer van [slachtoffer] gegeven en gezegd dat ze het uit moesten praten.
Een proces-verbaal bevindingen verwerking verkeersgegevens d.d. 26 maart 2012, opgenomen op pagina 1499 t/m 1503 (map 4) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 4]:
Ik heb onderzoek gedaan naar de vraag welke telefoonnummers rond de periode van de schietpartij in gebruik zijn bij [verdachte]. Gebleken is dat [verdachte] in de genoemde periode de beschikking had over onder andere de volgende telefoonnummers:
Op 4 februari 2012 werden in het onderzoek TGO [straatnaam] twee telefoontoestellen in beslag genomen onder het slachtoffer [slachtoffer]. De telefoonnummers van beide toestellen zijn achterhaald (AH-006). Hieruit blijkt dat [telefoonnummer 2] het telefoonnummer van GSM 1 is. Het nummer van GSM 2 is [telefoonnummer 1]. Uit analyse van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] blijkt dat op 04-02-2012 tussen de tijdstippen 05:10:36 en 06:31:05 uur inkomende telefooncontacten zijn geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 3].
Uit onderzoek blijkt dat in één van de twee telefoontoestellen die in beslag zijn genomen onder het slachtoffer [slachtoffer], een sms-bericht staat met de volgende tekst: je hoere kind waar ben je dan miet je moeder is een hoer je vader is een hoer je zusje is een hoer je zus en je broer en je hele fam zijn hoeren en hoeren kinde'. De sms heeft de status gelezen. De datum en tijd die bij deze sms geregistreerd staan, zijn als volgt: 04/02/12 om 06:33:01 uur (GMT+1). Bij deze sms staat het volgende telefoonnummer geregistreerd: [telefoonnummer 4].
Op verzoek van het onderzoeksteam werden de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] door mij onderzocht. Tijdens dit onderzoek zag ik dat het telefoonnummer [telefoonnummer 4] is gebruikt in de periode van 05-01-2012 tot en met 04-02- 2012.
Een proces-verbaal d.d. 14 september 2012, opgenomen op pagina 2102 t/m 2105 (map 5) van voormeld dossier, inhoudende de relatering van [verbalisant 1]:
Naar aanleiding van het incident op 4 februari 2012 is een uitgebreid onderzoek opgestart waarbij onder andere historische gegevens zijn opgevraagd van telefoonnummers die in gebruik waren bij [verdachte], [slachtoffer] en [getuige 4]. Deze telefoonnummers zijn in meer of mindere mate gebruikt in de uren voorafgaande aan het schietincident door de diverse betrokkenen. Het gaat om de volgende telefoonnummers:
Telefoonnummer | Gebruiker | Afkorting | Provider | Brondocument |
[telefoonnummer 3] | [verdachte] | [verdachte] | TMobile | AH-144-01 |
[telefoonnummer 4] | [verdachte] | [verdachte] | KPN | AH-144-01 |
[telefoonnummer 5] | [verdachte] | [verdachte] | Vodafone | G-019-01 |
[telefoonnummer 6] | [verdachte] | [verdachte] | Vodafone | AH-144-01 |
[telefoonnummer 2] | [slachtoffer] | [slachtoffer] | Vodafone | AH-004-03 |
[telefoonnummer 7] | [getuige 4] | [getuige 4] | KPN | AH-145-01 |
- Op 4-2-2012 om 05:08:24 uur belt [verdachte]met [getuige 4]. [getuige 4] heeft verklaard dat [verdachte] hem toen gebeld heeft omdat hij problemen had en aan [getuige 4] vroeg wat hij moest doen. [getuige 4] hoorde op de achtergrond lawaai. Uit camerabeelden blijkt dat [verdachte] zich op dat tijdstip op straat bevond, de [straat 1], waar voortdurend mensen heen en weer lopen.
- Op 4-2-2012 om 05.17.46 uur heeft [verdachte]telefonisch contact met [slachtoffer]. Op 4-2-2012 om 05.17.48 uur is op camerabeelden zichtbaar dat [verdachte] op straat loopt te bellen.
- Op 4-2-2012 wordt er mbv het telefoonnummer van [verdachte]zeer frequent gebeld. Gedurende de tijd dat [verdachte] zich blijkens camerabeelden in de binnenstad van [plaats] bevindt, straalt [verdachte][mast 1] aan. Op het moment dat [verdachte] zich blijkens de verklaring van [getuige 7] buiten het centrum bevindt, in de omgeving van [mast 2], straalt [verdachte]masten in die omgeving aan.
- Om 06.33.01 uur stuurt [verdachte]een beledigende sms naar [slachtoffer] met de inhoud:" Je hoere kind waar ben je dan miet je moeder is een hoer je vader is een hoer je zusje is een hoer je zus en je broer en je hele fam zijn hoeren en hoere kinde."
- De mast die [verdachte]om 06.33.01 uur aanstraalt is [mast 3]. Uit de verklaring van [getuige 7] blijkt dat [verdachte] zich rond dat tijdstip in de omgeving van deze mast bevond, namelijk op [mast 2].
- Het telefonische contact tussen [verdachte]van 06.33.01 uur past in een reeks van telefonische contacten tussen [verdachte]en [slachtoffer] tussen 06.09 uur en 07.01 uur, waarbij steeds masten in de omgeving van de plaats delict worden aangestraald.
- Om 06.46.21 uur stuurt [verdachte]een sms naar een onbekend nummer. [verdachte]straalt dan [mast 3] aan. Uit mastgegevens van [verdachte]rond dit tijdstip blijkt dat [verdachte]zich op dat moment in de omgeving van de plaats delict bevindt.
Een proces-verbaal d.d. 4 februari 2012, opgenomen op pagina 559 t/m 564 (map 2) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3]:
Ik hoorde een ratelband. Die vent die naast me stond, zakte ineens in elkaar. Het slachtoffer vertelde in de kroeg dat hij bonje had met Antilianen. Hij vertelde ons dat ze hem kwamen vermoorden. Dat kwam ter sprake omdat hij de hele tijd door hun werd gebeld. Het waren dreigementen. Hij kreeg ook sms’jes. Er stond in dat hij dood zal gaan.
Het vuurwapen was, aan het geluid te horen, een 6mm en aan de snelheid van het schieten te horen was het een Schorpioen waar het slachtoffer mee doodgeschoten is.
Een proces-verbaal d.d. 4 februari 2012, opgenomen op pagina 499 t/m 503 (map 2) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1]:
Ik stond tegen het slachtoffer te praten. Hij zei dat hij ruzie had met een paar negers. Hij had een neger een klap gegeven of zoiets. Hij liet mij een sms lezen van je moeder of vader is een hoer.
Er werd heel zachtjes aan de deur geklopt. Drie keer zachtjes. Ik dacht dat het een bekende was. Ik deed de deur open en toen bam bam bam. Ik weet zeker dat het een automatisch wapen was. Ik hoorde gelijk rrrrrrrrrr. Het was een neger, dat weet ik zeker. Ik zag bruine handen.
Een proces-verbaal d.d. 13 februari 2012, opgenomen op pagina 1174 t/m 1177 (map 3) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 5]:
Ik heb de meldingen afgeluisterd die binnengekomen zijn bij de politiemeldkamer te Drachten. Ik heb deze woordelijk uitgewerkt.
M (man): Er is iemand neergeschoten hier.
Mk (meldkamer): In welke plaats?
M: [plaats], [bedijfsnaam] aan de [straatnaam].
Mk: Wie heeft het gedaan?
M: Weet ik veel, één of andere kutneger.
Mk: even rustig aan.
V (vrouw): Ik ben eigenares van [bedijfsnaam], [straatnaam]. Ik ben [getuige 2]. Hij is in zijn keel geschoten. Er waren heel veel schoten in een keer.
Er ligt hier iemand dood te gaan, meneer.
Een proces-verbaal d.d. 20 februari 2012, opgenomen op pagina 1178 en 1179 (map 3) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 5]:
Op 04-02-2012 te 07.10 (24 sec) uur wordt er gebeld naar de meldkamer (112). De mannelijke beller zegt dat er iemand is neergeschoten.
Een proces-verbaal d.d. 16 februari 2012, opgenomen op pagina 1197 t/m 1207 (map 3) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 6]:
Binnen het kader van het onderzoek naar de gewelddadige dood van [slachtoffer] op 4 februari 2012 is een aantal telefoontaps aangesloten op het toestel in gebruik bij [getuige 2]. Deze telefoontaps hebben de volgende telefoongesprekken opgeleverd.
Tijdstip : 07-02-12 18:10:39
Beller : [persoon 2]
Gebelde : [getuige 2]
NN= [persoon 2]
B= [getuige 2]
B: Je weet wel wie de schutter was he, [verdachte]
NN: ja
B: Hij kent hier de situatie, hoe iedereen hier zit en het is niets onbekends voor hem.
Een proces-verbaal (in vraag/antwoord stijl) d.d. 5 februari 2012, opgenomen op pagina 611 t/m 615 (map 2) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 8]:
In café [bedrijfsnaam 2] was een vrouw met tatoeages. Er was ook een man met een kaal hoofd en een snor. Die horen bij elkaar en dat zijn de eigenaren van de kroeg. De vrouw vertelde dat iemand op de deur klopte, iemand richtte op [slachtoffer] en schoot.
V: Heeft zij ook verteld of zij gezien heeft wie heeft geschoten?
A: Ja, ene [verdachte]. Zij kende de jongen. Die vrouw was dronken en zij vertelde heel veel. Zij maakte zich druk om haar zaak en noemde allerlei namen. Die man maakte een geluid als in “ophouden met lullen". Als die man zo'n geluid maakte dan hield ze op met praten.
V: Wat is het telefoonnummer van [slachtoffer]?
A: [telefoonnummer 2]. Op dit nummer zou volgens [getuige 6] de persoon die [slachtoffer] geschoten heeft gebeld hebben en hij had het over "Hoerekind" en "Waar ben je dan?".
V: Je vertelde net dat [slachtoffer] gezegd zou hebben: “Kom naar de Jumbo”, hoe weet je dat?
A: Dat vertelde [getuige 6].
Een proces-verbaal (in vraag/antwoord stijl) d.d. 5 februari 2012, opgenomen op pagina 626 t/m 631 (map 2) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 9]:
Ik hoorde van mijn zusje dat [slachtoffer] was doodgeschoten. [getuige 8] en ik zijn naar een horecagelegenheid in het centrum van [plaats] gegaan.
De eigenaresse van de kroeg vertelde mij dat het in haar kroeg was gebeurd en dat [verdachte] het had gedaan. Ze had hem gezien.
V: Kan je het signalement geven zoals die vrouw het vertelde?
A: Surinamer. Hij zou grijs haar hebben en dat hij wel eens een pistool heeft.
Ik heb van [getuige 6] gehoord dat [slachtoffer] even voor het schietincident ruzie heeft gehad met [persoon 1] en dat [verdachte] daar ook bij was. [verdachte] wilde [persoon 1] helpen en toen had [slachtoffer] [verdachte] ook geslagen. [getuige 6] vertelde dat [verdachte] een blauw oog had. [getuige 6] kwam [verdachte] tegen. [verdachte] vertelde: “Ik schiet hem hartstikke kapot”. [getuige 6] zei toen: “Dat moet je niet doen. Dat is een vriend van mij. Hier heb je zijn telefoonnummer, spreek het uit”. [slachtoffer] zou door de telefoon bedreigd zijn door die [verdachte].
De door getuige [getuige 7] bij de rechter-commissaris op 20 juli 2012 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Wij zijn met zijn vieren in een auto gestapt. [verdachte] reed en [persoon 1] zat ernaast. Ik zat met [medeverdachte] achterin. Nadat we [persoon 1] hebben afgezet, is [medeverdachte] voorin de auto gaan zitten. Bij mijn auto aangekomen, zijn [medeverdachte] en ik beide uitgestapt. Ik zou [medeverdachte] afzetten. [medeverdachte] en [verdachte] belden met elkaar en [verdachte] vroeg aan [medeverdachte] of hij nog even langs wilde komen. [verdachte] zei dat hij op het [medeverdachte] was. Op een gegeven moment kwamen we [verdachte] tegen in het winkelcentrum vlakbij de Jumbo. (Opm. r.c.: Jumbo [adres 2] te [plaats], aan het einde van het [medeverdachte]). Ik liep naar mijn auto en [medeverdachte] ging wat later met mij mee. Ik heb [medeverdachte] toen bij hem thuis afgezet.
Een schriftelijk stuk, te weten een rapport d.d. 28 februari 2012, opgesteld door A. Maes, arts en patholoog, opgenomen op pagina 2531 t/m 2541 (map 7) van het dossier, inhoudende:
[slachtoffer], 35 jaar oud geworden, is overleden ten gevolge van meermalen bij leven opgelopen uitwendig inwerkend perforerend geweld (schotverwondingen) op het lichaam.
Er waren 16 perforatieopeningen, alle met het aspect van bij leven opgelopen schotverwondingen. Er werden 4 kogels in het lichaam gevonden in relatie met de schotverwondingen. Enkele schotkanalen waren met zekerheid te herleiden. Het merendeel was echter niet goed te herleiden wegens het grote aantal in vrijwel hetzelfde gebied gelokaliseerde perforaties. In de diverse schotkanalen waren de beide longen en het hart meermalen geraakt. In één schotkanaal was de hals geperforeerd met daarin de linkerhalsslagader. Er was veel bloed verloren. Het overlijden wordt zondermeer verklaard door functieverlies van het hart en de longen en door het massale bloedverlies.
Een schriftelijk stuk, te weten een rapport d.d. 1 maart 2012 van het Nederlands Forensisch Instituut, opgenomen op pagina 2466 t/m 2473 (map 7) van het dossier, inhoudende:
Vraagstelling
1
Zijn de verschoten munitiedelen afkomstig uit één of meerdere vuurwapen(s)?
2
Wat is het soort en merk van het (de) gebruikte vuurwapen(s)?
Conclusie
Vraag 1
Hulzen
Voor de tien hulzen [AAAE8975NL t/m -82NL, -85NL en -86NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen.
Hypothese 2: De hulzen zijn verschoten met meerdere vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is.
Kogels
Voor de tien kogels [AAAE8938NL, -39NL, -62NL, -68NL t/m -70NL en AADC5432NL t/m -35NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 3: De kogels zijn afgevuurd uit één en dezelfde loop.
Hypothese 4: De kogels zijn afgevuurd uit meerdere lopen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 3 juist is, dan wanneer hypothese 4 juist is.
Of deze hulzen en kogels afkomstig zijn uit één en hetzelfde vuurwapen kan eventueel worden vastgesteld als het (de) betreffende vuurwapen(s) ter onderzoek wordt (worden) aangeboden.
Vraag 2
De tien hulzen [AAAE8975NL t/m -82NL, -85NL en -86NL] zijn vermoedelijk verschoten met een (semi-) automatisch werkend machinepistool van het kaliber 7,65mm Browning, van het type Skorpion. De systeemsporen in de tien kogels [AAAE8938NL, -39NL, -62NL, -68NL t/m -70NL en AADC5432NL t/m -35NL] passen eveneens bij een loop van dit type vuurwapen.
Een proces-verbaal d.d. 5 april 2012, opgenomen op pagina 1531 en 1532 (map 4) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 1]:
Op donderdag 5 april 2012, omstreeks 10.05 uur bevond ik mij in een cel op het cellencomplex aan de [adres 3] in [plaats]. In deze cel bevond zich[getuige 4], geboren op 21-10-1956. Ik was in de cel van [getuige 4] om hem daar het bevel verlenging inverzekeringstelling uit te reiken. Ik hoorde dat [getuige 4] tegen mij zei dat hij met mij onder vier ogen wilde spreken. Ik vertelde hem dat ik alles wat hij aan mij vertelde vast zou leggen in een proces-verbaal en dat ik bovendien niet alleen en in de cel met hem wilde praten. Ik hoorde dat [getuige 4] toen tegen mij zei dat [verdachte] tegen hem had gezegd dat hij iemand... en vervolgens zag ik dat [getuige 4] een beweging met zijn handen en zijn vinger maakte alsof hij een pistool vast had en de trekker overhaalde.
Een proces-verbaal (in vraag/antwoord stijl) d.d. 3 april 2012, opgenomen op pagina 336 t/m 343 (map 1) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 4]:
[verdachte] en ik hebben een soort van vader/zoon relatie.
V: Waarom belde [persoon 3] jou op 4 februari 2012 te 11.16 uur?
A: Zij vroeg mij waar [verdachte] was. Zij kon [verdachte] niet bereiken en was daarom ongerust.
V: Op 4 februari 2012 te 05.08 uur belt [verdachte] naar jouw telefoonnummer
[telefoonnummer 7].
A: [verdachte] heeft mij gebeld. Hij vertelde dat hij problemen had. Ik kon niets horen, want er was veel lawaai op de achtergrond te horen. Het was in ieder geval in de [straat 1].
Later die ochtend, ik denk dat het voor 12.00 uur was, kwam [verdachte] bij mij aan de deur. Ik zag dat [verdachte] een wondje boven zijn oog had.
Een proces-verbaal d.d. 5 april 2012, opgenomen op pagina 362 t/m 367 (map 1) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 4]:
[verdachte] is bij mij gekomen. Hij heeft gezegd dat hij een schietpartij had gehad. Hij slaat hard op de deur, hij zegt dat hij iemand heeft geschoten. Zo heeft hij dat gezegd: “Ik heb iemand geschoten”. Hij had ook al aan de telefoon gezegd dat hij problemen had. Ik heb toen tegen hem gezegd dat hij weg moest gaan. Toen [verdachte] wegging, heeft hij gezegd dat ik voor zijn vriendin moest zorgen.
Een proces-verbaal d.d. 12 juli 2012 met bijlagen, opgenomen op pagina 3699 t/m 3710 (map 10) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 7]:
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek op 25 april 2012 te 23.32 met zijn zus in Aruba, herhaalt [getuige 4] dat hij van zijn buurman [verdachte] gehoord heeft dat hij iemand had neergeschoten.
Bijlage: tapgesprek.
Inhoud: Belt een vrouw vanuit Aruba naar [getuige 4]. [getuige 4] (=R) noemt haar [persoon 4] (=I). Beiden spreken in het Papiamento.
R: [persoon 4], nog één ding dat ik je ga vertellen. Ik ga je dit vertellen, maar houd dit voor jezelf. Er is iemand hier, een buurman van mij, een Antilliaan.
I: Hoe heet hij?
R: [verdachte], [verdachte]. Hij komt elke dag bij mij langs. Ik heb een goede relatie met hem. Hij noemt mij altijd vader. En weet je dat hij iemand heeft neergeschoten?
I: Wat???
R: Iemand doodgeschoten, man.
I: Is het lang geleden?
R: In februari, maar ze zijn nog steeds bezig met de zaak. Omdat hij zegt helemaal niks.
Toen die ding was aan het gebeuren, belt hij mij en hij zegt: "Paps, wat moet ik doen." Ik heb tegen hem gezegd: "Kom naar huis om te komen praten, want je blijft op straat ouwehoeren."
I: Toen hij die jongen had doodgemaakt, toen vroeg hij aan jou wat hij moest doen?
R: Ja toch. En na die tijd is hij naar mij toe gekomen. Je weet, hij is net als mijn zoon.
I: Waarom heeft hij die jongen vermoord?
R: Het gaat over problemen over zaken en die jongen heeft zijn moeder beledigd en nog meer dingen. En ze hebben al die dingen gefilmd.
I: Wie heeft hij vermoord?
R: Een Turkse jongen. Luister wat ik je zeg. Jij bent de enige die dit weet. Ik heb er met anderen niet over gesproken.
(ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, slechts wordt gebezigd voor het feit waarop het blijkens de inhoud daarvan betrekking heeft)
Een proces-verbaal d.d. 8 februari 2012 met bijlage, opgenomen op pagina 222 t/m 226 (map 1) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 8]:
Door de rechter-commissaris werd op maandag 6 februari 2012 de doorzoeking geopend in perceel [adres 4] in verband met een gepleegd geweldsincident.
Tijdens de doorzoeking werd een aantal goederen/voorwerpen op verschillende locaties aangetroffen en in beslag genomen, zoals vermeld op de bijgevoegde lijst van in beslag genomen voorwerpen:
- boksbeugel (beslagnummer 3-A-019)
- patroon (beslagnummer: 3-A-023)
- 1 boksbeugel (beslagnummer 3-D-003)
- zwart pistool (beslagnummer 3-E-001)
- 1 patroon (beslagnummer 3-F-002)
- 3 plasticzakjes met tabletten (beslagnummer 3-G-001)
Een proces-verbaal d.d. 6 maart 2012, opgenomen op pagina 1456 en 1457 (map 4) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 9]:
Op woensdag 22 februari 2012 kreeg ik de opdracht om de overdracht aan en het onderzoek door de afdeling vuurwapens, te verzorgen van goederen welke zijn aangetroffen in de [adres 4]. In de woning, gelegen aan de [adres 4], in beslag genomen onder de bewoner, [verdachte]:
-1 Boksbeugel, aangetroffen in de woonkamer
(beslagnummer: 3-A-019)
-1 Patroon 9 mm, aangetroffen in de woonkamer
(beslagnummer: 3-A-023)
-1 Boksbeugel, aangetroffen in slaapkamer 1
(beslagnummer: 3-D-003)
-1 Zwart (luchtdruk)pistool, aangetroffen in slaapkamer 2 (beslagnummer: 3-E-001)
-1 Patroon 9 mm, aangetroffen in de hal
(beslagnummer: 3-F-002)
De bovenstaande goederen heb ik, verbalisant, op donderdag 23 februari 2012 overgedragen aan collega [brigadier], brigadier van de Regiopolitie Drenthe, gecertificeerd vuurwapencoördinator van de Divisie Recherche Ondersteuning, Afdeling Thematische Expertise, Team vuurwapens.
Een proces-verbaal d.d. 6 maart 2012, opgenomen op pagina 1461 t/m 1467 (map 4) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [brigadier]:
Door personeel van de Regiopolitie Groningen werden op wapens gelijkende voorwerpen in beslag genomen onder [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [plaats], wonende [adres].
Voormelde voorwerpen werden op 23 februari 2012 voor nader onderzoek overgedragen aan het Team Vuurwapens.
Wapen 1 en 2:
Het voorwerp is een boksbeugel (wapen 1).
Het voorwerp is een boksbeugel (wapen 2).
Derhalve zijn deze voorwerpen een wapen in de zin van art. 2 lid 1, categorie 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie.
Wapen 3:
"Luchtdrukpistool", voorwerp geschikt voor be- of afdreiging. Merk: Barnett, Model: Nitro 45, Kaliber: 4,5 mm.
Het luchtdrukpistool staat met merk en type vermeld in de Regeling wapens en munitie, Bijlage 1, lijst b.
Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie 1 onder 7 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder b van de Regeling wapens en munitie.
Munitie:
Soort: Centraalvuur kogelpatroon
Aantal: 2
Deze patronen zijn geschikt om een projectiel met een vuurwapen te verschieten.
Derhalve zijn bovenstaande patronen munitie in de zin van artikel 1 lid 4 in verband met artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Een proces-verbaal d.d. 1 maart 2012, opgenomen op pagina 1478 t/m 1487 (map 4) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten[verbalisant 10], [verbalisant 11] en [verbalisant 12]:
Op woensdag 22 februari 2012, ontvingen wij een partij vermoedelijk verdovende middelen.
Het onderzoek werd verricht naar aanleiding van het aantreffen van hard-drugs (lijst 1) in de woning van de verdachte. De vermoedelijk verdovende middelen werden in beslaggenomen in de woning van [verdachte], [adres].
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Monster sporen:
spoor : 10185
SIN : AADK3888NL
Type : Pillen
Bijzonderheden : 5 pillen (beige) met diepdruk xxx
Monster is verzonden naar het NFI.
Getest met MMC xtc test
Kleurreactie : donkerbruin/zwart
Omschrijving goed : 226 pillen, beige van kleur met diepdruk xxx
De kleur-reactietest is een indicatie dat het testmateriaal zeer waarschijnlijk MDMA (XTC) bevat.
Een schriftelijk stuk, te weten een NFI-rapport identificatie van drugs en precursoren d.d.
12 april 2012, opgenomen op pagina 1488 en 1489 (map 4) van het dossier, inhoudende:
Kenmerk Omschrijving Conclusie
AADK3888NL monster, vijf tabletten (á 0,23 gram), bevat MDMA
crèmekleurig, diepdruk: "xxx"
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen gaat het hof uit van de volgende gang van zaken.
Op 4 februari 2012, omstreeks 4.30 uur, heeft het slachtoffer [slachtoffer] verdachte een aantal vuistslagen in het gezicht gegeven. Om 5.08 uur heeft verdachte met getuige [getuige 4], die verdachte als zijn zoon ziet, gebeld en gezegd dat hij problemen had. Verdachte is daarna in het bezit gekomen van het telefoonnummer van [slachtoffer] en heeft vanaf 5.10 uur tot 7.01 uur gebeld of geprobeerd te bellen met [slachtoffer]. Tijdens de telefoongesprekken werd er geschreeuwd en gescholden door verdachte en één sms aan [slachtoffer] bevatte beledigende woorden. Verdachte heeft op een gegeven moment het centrum van [plaats] verlaten samen met [medeverdachte], [persoon 1] en [getuige 7], die bij verdachte in de auto zijn gestapt. Uiteindelijk is verdachte alleen overgebleven in de buurt van de Jumbo aan [mast 2], vlakbij de [straatnaam]. Tijdens het laatste telefonische contact met [slachtoffer], om 7.01 uur, werd door de telefoon van verdachte [mast 4] aangestraald. Verdachte is naar het [bedijfsnaam] aan de [straatnaam] gegaan, waar [slachtoffer] zich bevond, heeft aangeklopt en heeft, nadat de deur voor hem was geopend, met een automatisch vuurwapen tien kogels op [slachtoffer] afgevuurd, als gevolg waarvan [slachtoffer] is overleden. Om 7.10 uur is de schietpartij gemeld bij 112. Verdachte is als schutter herkend door de getuige [getuige 2]. Verdachte heeft zelf tegenover [getuige 4] eveneens verklaard de schutter te zijn. De overige bewijsmiddelen ondersteunen de juistheid van deze herkenning en verklaring. De overtuiging dat verdachte het slachtoffer heeft vermoord vindt daarenboven zijn grondslag in hetgeen daarover hiervoor al werd opgemerkt onder het kopje 'bewijsoverweging'.
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachte raad" moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Het dossier, noch het verhandelde ter terechtzitting biedt aanwijzingen dat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Integendeel, uit de hiervoor geschetste gang van zaken met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde, blijkt dat verdachte tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Contra-indicaties die de conclusie rechtvaardigen dat, ondanks het gegeven dat verdachte voldoende tijd voor beraad had, voorbedachte raad ontbrak zijn er niet. Het hof is dan ook van oordeel dat er ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde sprake is van voorbedachte raad en daarom van moord.
Medeplegen
De relevante criteria in dit verband zijn de vragen of er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen twee of meerdere verdachten en of er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Van belang zijnde elementen voor het aannemen van bewuste en nauwe samenwerking zijn bijvoorbeeld de intensiteit van de samenwerking, een taakverdeling, de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling en het belang van die rol, het zich al dan niet distantiëren en aanwezigheid op belangrijke momenten.
Het hof is van oordeel dat uit het dossier een zodanige bewuste en nauwe samenwerking niet is komen vast te staan en acht daarom niet bewezen dat verdachte de moord heeft gepleegd tezamen en in vereniging met een ander, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging verkregen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 4 februari 2012 te [plaats], opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een automatisch vuurwapen, meerdere kogels geschoten in het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;2.hij op 6 februari 2012 te [plaats] wapens van categorie I, onder 3, te weten twee boksbeugels en een wapen van categorie I, onder 7, te weten een luchtdrukpistool en munitie van categorie III te weten twee scherpe kogelpatronen, voorhanden heeft gehad; 3.hij op 6 februari 2012 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 226 pillen, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
moord.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
en
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 4 februari 2012 schuldig gemaakt aan moord op een jonge man, de 35-jarige [slachtoffer]. Moord is een van de ernstigste delicten die het Wetboek van Strafrecht kent. Verdachte heeft zich na een ruzie met het slachtoffer voorzien van een wapen, dat schietklaar gemaakt en na kalm beraad vervolgens het slachtoffer met een automatisch vuurwapen doorzeefd met kogels, in een café, in het bijzijn van anderen. Er is sprake van een keiharde liquidatie. Het koelbloedige handelen van verdachte getuigt van het ontbreken van respect voor het leven van een ander. Door aldus te handelen heeft verdachte de nabestaanden onherstelbaar leed toegebracht. Zowel de zus van het slachtoffer als zijn vriendin, tevens de moeder van zijn 2-jarige dochtertje dat zonder haar vader zal moeten opgroeien, hebben dit tijdens de zitting treffend verwoord middels de door hen voorgelezen slachtofferverklaringen. Daar komt bij dat de moord is gepleegd in een café hetgeen bij de aanwezigen gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt. Bovendien brengt een dergelijk feit een schok in de samenleving teweeg.
Voorts is gebleken dat verdachte op 6 februari 2012 (andere) verboden wapens en
XTC-pillen voorhanden heeft gehad.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 13 januari 2014 meermalen eerder in aanraking gekomen met justitie in verband met strafbare feiten.
Verdachte is niet alleen veroordeeld tot (gevangenis)straffen onder meer ter zake van drugs- en wapenbezit, maar ook is sprake van specifieke recidive gezien zijn veroordelingen ter zake van medeplegen poging doodslag en poging doodslag.
Het hof is, gezien de zwijgende houding van verdachte, nauwelijks op de hoogte van enige omstandigheid de verdachte betreffende. De persoonlijke omstandigheden van verdachte kunnen daarom bij de strafoplegging geen rol van betekenis spelen.
Hetgeen hiervoor is overwogen kan niet tot een ander oordeel leiden dan dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur dient te worden opgelegd. Deze straf dient met name ter vergelding van het leed dat verdachte de nabestaanden heeft aangedaan. Het hof heeft voor de hoogte van de straf - naast het voorgaande - ook rekening gehouden met de schok die de door verdachte begane misdrijven in de rechtsorde te weeg hebben gebracht en de generaal en speciaal preventieve werking die van een dergelijke straf uitgaat.
Het voorgaande in aanmerking genomen en in samenhang beschouwd, acht het hof een hogere gevangenisstraf dan de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf, namelijk voor de duur van 18 jaren passend en geboden.
Verzoek tot onmiddellijke invrijheidsstelling
In aanmerking genomen de bewijsbeslissing en de door het hof passend geoordeelde strafmodaliteit en -duur, dient het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis te worden afgewezen.
Beslag
Het onder 2 en 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.034,34. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.034,34.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdediging heeft deze vordering inhoudelijk niet betwist. Verdachte is dan ook tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.525,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.525,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdediging heeft deze vordering inhoudelijk niet betwist. Verdachte is dan ook tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 36b, 36c, 36f, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
twee boksbeugels, twee patronen, een pistool (kleur: zwart) en drie plastic zakjes met tabletten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.034,34 (vierduizend vierendertig euro en vierendertig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van € 4.034,34 (vierduizend vierendertig euro en vierendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.525,00 (duizend vijfhonderdvijfentwintig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], een bedrag te betalen van € 1.525,00 (duizend vijfhonderdvijfentwintig) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter,
mr. P. Koolschijn en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte, griffier,
en op 21 februari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.