NJB 2019/2556

Faillissement. Verrekeningsbeding. Wederkerigheid. Regelend recht. Een vennootschap gaat failliet. Zij heeft haar vorderingen op een wederpartij verpand aan haar moedermaatschappij. De moedermaatschappij spreekt de wederpartij aan tot betaling. De wederpartij beroept zich op een verrekeningsbeding dat inhoudt dat zij haar schuld kan verrekenen met een vordering die een aan de wederpartij gelieerde derde heeft op een aan de failliet gelieerde derde. Is dat verrekeningsbeding in strijd met dwingend recht? Hoge Raad: Art. 53 Fw staat niet eraan in de weg dat de wederpartij van de partij die in staat van faillissement is verklaard, een beroep doet op een voor de datum van de faillietverklaring tussen hen overeengekomen beding waarbij de bevoegdheid tot verrekening van vorderingen en schulden die voor de datum van de faillietverklaring zijn ontstaan of die voortvloeien uit rechtsverhoudingen die op die datum reeds bestonden, ten behoeve van die wederpartij contractueel is uitgebreid. Die contractuele uitbreiding kan inhouden dat de wederpartij bevoegd is haar schuld te verrekenen met een vordering die een andere partij heeft op een ander dan de failliet