Rb. Utrecht, 01-06-2011, nr. 16/711010-10
ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ6884
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
01-06-2011
- Zaaknummer
16/711010-10
- LJN
BQ6884
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ6884, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 01‑06‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2013:8522
Uitspraak 01‑06‑2011
Inhoudsindicatie
De rechtbank acht verdachte schuldig aan onder meer mensenhandel. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van acht jaren. Toewijzing vorderingen benadeelde partijen.
Partij(en)
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711010-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 juni 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres], [woonplaats].
raadsvrouwe mr. M.K.J. Dikkerboom, advocaat te Amersfoort
- 1.
Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 7 maart 2011 en 18 mei 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feiten 1, 2, 3 en 4: zich ten aanzien van [slachtoffer 1] schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel;
feit 5: zich ten aanzien van [slachtoffer 2] schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel;
feit 6: zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende facetten c.q. vormen van mensenhandel, voor wat betreft [slachtoffer 1] in de periode vanaf 1 juli 1999 tot 22 september 2009 (feiten 2, 3 en 4). Voor het onder 1 ten laste gelegde feit, dat ziet op de periode vóór 1 juli 1999, heeft de officier van justitie een vrijspraak gevorderd. Ook acht de officier van justitie ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 medeplegen niet bewezen, zodat zij voor die gedeelten van de tenlastelegging een vrijspraak heeft gevorderd.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel voor wat betreft [slachtoffer 2] in de periode vanaf 1 juli 2008 tot en met 10 november 2009.
De officier van justitie heeft zich tot slot op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte door gebruik te maken van de uit mensenhandel verdiende geldbedragen zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft in haar pleidooi aangegeven dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet consistent zijn en onbetrouwbaar zijn. Verder heeft de raadsvrouwe naar voren gebracht dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet gedragen worden door ondersteunend bewijs. Als motief voor het afleggen van de verklaringen wordt bij [slachtoffer 1] jaloezie gesuggereerd en bij [slachtoffer 2] dat zij een zelfstandige verblijfstitel wilde verkrijgen.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouwe primair vrijspraak bepleit en subsidiair aangevoerd dat het geld een andere herkomst had dan de inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden.
De raadsvrouwe heeft derhalve geconcludeerd tot algehele vrijspraak.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Algemeen
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn en dus als bewijsmiddel kunnen dienen. De verklaringen van beide aangeefsters worden op wezenlijke punten geschraagd door andere bewijsmiddelen, zoals hieronder nader zal worden uitgewerkt.
Desondanks heeft de rechtbank, evenals de officier van justitie en de raadsvrouwe, geconstateerd dat in het bijzonder de verklaring van [slachtoffer 1] op onderdelen onvoldoende consistent is.
De rechtbank heeft dan ook bij verschillende essentiële onderdelen van de tenlastelegging elke keer opnieuw beoordeeld of de verklaringen van aangeefster gesteund worden door andere bewijsmiddelen. Indien dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is gebleken, zal verdachte van deze onderdelen worden vrijgesproken. Dit zal hieronder nader worden gemotiveerd.
Een en ander doet aan de geloofwaardigheid van het geheel niet af. Vooral voor de verklaring van [slachtoffer 1] geldt immers dat inconsistenties deels verklaard kunnen worden uit het feit dat haar verklaring betrekking heeft op een zeer lange periode, waarin herinneringen elkaar beïnvloeden.
Een groot aantal familieleden van verdachte heeft bij de rechter-commissaris anders verklaard dan [slachtoffer 1]. De rechtbank acht hun verklaringen minder overtuigend, omdat er, behalve de familieband, ook angst en andere belangen lijken mee te spelen. Dat laatste geldt ook voor de getuige [getuige] die een bekende van [verdachte] (en justitie) is.
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0981/10-000826E, tenzij anders is vermeld. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Voor zover geschriften in de zin van art. 344.1.5º Wetboek van Strafvordering (hierna aan te duiden als: overige geschriften) voor het bewijs gebruikt worden, worden deze uitsluitend gebruikt in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
4.3.2.
[slachtoffer 1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diverse varianten van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1]. De rechtbank baseert zich allereerst op de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1]. Hieruit volgt ondermeer het volgende.
[slachtoffer 1] heeft tot haar 15e levensjaar in Marokko thuis gewoond. Er kwam een keer een man om haar hand vragen. Deze man was [verdachte] en hij kwam uit Utrecht. [verdachte] kwam samen met zijn moeder naar het huis van [slachtoffer 1] en heeft aan de moeder en de oom van [slachtoffer 1] om haar hand gevraagd. Binnen een week was [slachtoffer 1] met [verdachte] getrouwd. Zij was toen 15 jaar.
Na het huwelijk is [verdachte] na een week teruggegaan naar Nederland. [slachtoffer 1] is toen in Marokko gebleven. Toen hij na 7 à 8 maanden terugkwam, zei hij tegen haar dat haar papieren klaar waren en dat zij mee mocht naar Nederland. [verdachte] had haar verteld dat zij in Nederland zou gaan studeren en werken.
In Nederland is [slachtoffer 1] in de woning van haar schoonmoeder gaan wonen, aan het [adres]. Later is zij met [verdachte] in Bilthoven gaan wonen. Ook nadat zij in Bilthoven heeft gewoond, is zij weer teruggegaan naar de woning van haar schoonmoeder. Zij had een sleutel van de woning van haar schoonmoeder. Zij heeft ook bij andere familieleden van [verdachte] gewoond.
Gedurende de tijd dat [slachtoffer 1] bij haar schoonmoeder woonde, was haar paspoort in het bezit van [verdachte].
[slachtoffer 1] kon geen Nederlands lezen of schrijven. Zij wist niets van Nederland. Ze mocht van [verdachte] geen Nederlandse les volgen. Ze is maar 1 of 2 dagen naar school geweest.
Vanaf de dag dat zij in Nederland woonde, werd zij geslagen door [verdachte]. Zij werd geslagen met de hand of met schoenen. Ook heeft [verdachte] haar hoofd een keer kaal geschoren. Haar haar was toen zo kort dat ze het niet meer vast kon pakken. Dit was tijdens de bruiloft van de broer van [verdachte], [betrokkene 6]. Ook is zij verkracht in haar anus.
[verdachte] heeft haar gedreigd dat hij haar en haar moeder en zussen zou gaan vermoorden.
Van [verdachte] moest [slachtoffer 1] seks hebben met andere mannen voor geld. Hij heeft haar gebaren geleerd voor pijpen en neuken. Ook deed [verdachte] het voor met een banaan en een condoom. Ze werkte zeven dagen per week, ook als zij ziek was of ongesteld was. Van [verdachte] moest zij ook werken toen zij zwanger was, maar van de politie moest zij vanwege die zwangerschap stoppen met werken.
De eerste maanden werd haar kamer op het Zandpad in Utrecht geregeld door [verdachte]. Toen zij het eenmaal wist, regelde zij het verder zelf.
Op 6 maart 2009 heeft [slachtoffer 1], toen zij op het Zandpad werkte, tegen de politie verklaard dat [verdachte] af en toe als haar chauffeur fungeerde.
Het geld dat zij verdiende moest zij aan [verdachte] geven. Als zij geen geld aan hem gaf, dan zou hij haar vermoorden. Hoe meer geld zij verdiende, hoe beter het was. Zij verdiende minimaal 500 tot 700 gulden per dag en maximaal 2.000 tot 3.000 gulden per dag. Ze verdiende nooit minder dan € 500,- per dag. Toen [verdachte] in de gevangenis zat, moest zij het geld naar de gevangenis sturen en aan een Tsjechische man huur betalen voor een restaurant.
[verdachte] heeft haar drugs gegeven. Zij is vanaf haar 17e jaar drugs gaan gebruiken. Zonder de drugs kon zij niet werken en de drugs namen haar schaamte weg, maakten haar minder verlegen. Ze heeft de drugs nooit zelf gehaald, dat deed [verdachte] .
Periode
Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat [slachtoffer 1] ook vóór 1 juli 1999 in Nederland was en door [verdachte] tewerkgesteld was in de prostitutie, is hiervoor onvoldoende wettig bewijs aanwezig, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 1] op 22 september 2009 is opgenomen op een opvangadres. Verdachte zal dan ook partieel worden vrijgesproken van de onder feit 4 ten laste gelegde periode.
Wat betreft de feitelijke handelingen door verdachte met betrekking tot [slachtoffer 1] is niet steeds duidelijk of deze de gehele ten laste gelegde periode of slechts een deel daarvan plaatsvonden. Voor zover die onduidelijkheid bestaat, wordt ten aanzien van de betreffende handelingen telkens “en/of” bewezen verklaard. Voor zover duidelijk sprake is van een specifieke periode waarin bepaalde handelingen plaatsvonden (het geven van instructies vooraf, het haar afknippen) worden die feitelijke handelingen slechts bewezen verklaard voor de periode waarin zij plaatsvonden.
Medeplegen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat verdachte van dit onderdeel in de tenlasteleggingen zal worden vrijgesproken.
Ondersteunend bewijs voor de verklaring van [slachtoffer 1] vindt de rechtbank onder meer in de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 maart:
Ik ben met [slachtoffer 1] getrouwd in Marokko toen zij 16 was, met toestemming van haar ouders. In de stukken in het dossier staat exact wanneer we getrouwd zijn. Ik ben in 2006 gescheiden. De scheiding is begin 2006 uitgesproken. De relatie is nog wel langer doorgelopen.
Ik heb de reis van [slachtoffer 1] naar Nederland geregeld. In Nederland hebben wij gewoond op het adres [adres] in Bilthoven. Ze heeft ook nog bij mijn familie gewoond. Tijdens mijn detentie heb ik het huis opgezegd en zij heeft toen bij mijn familie gewoond. Ze heeft zowat bij mijn hele familie gewoond. Voor mijn detentie hebben we ook nog bij mijn moeder gewoond, omdat mijn moeder invalide is.
Wat het Zandpad betreft: Ik wist het wel en ik was het er wel mee eens. In het begin had ik er wel problemen mee. Later had ik er minder problemen mee.
[slachtoffer 1] sprak in het begin geen Nederlands. In het Arabisch kon zij ook niet lezen en schrijven. Zij sprak wel gewoon de Arabische taal.
Ik heb haar wel eens gebracht en/of gehaald naar Amsterdam en Utrecht. In Utrecht heb ik haar minder vaak gebracht en gehaald.
[slachtoffer 1] werkte verschillend, maximaal 5 dagen. Ze werkte verschillende uren per dag. Soms begon ze ’s ochtends en werkte ze tot 16.00 uur of 17.00 uur. [slachtoffer 1] werkte als ze ongesteld was.
Ze gebruikte coke en xtc pillen. Ze dronk ook alcohol.
[slachtoffer 1] kent wel mensen, onder andere mensen van het werk, [naam], [naam], [naam], [naam]. Ik kwam wel op het Zandpad, want ik zette haar daar af.
Het klopt dat ik ook na de scheiding nog wel contact heb gehad met [slachtoffer 1]. Dat is geweest tot ongeveer drie weken voordat ik met [slachtoffer 2] naar het politiebureau ben geweest.
Daarnaast vindt de rechtbank steunbewijs, ook voor [slachtoffer 1]’s verklaring waar die afwijkt van hetgeen verdachte verklaart, in het volgende:
Verblijfsdocumenten
Op 18 mei 1998 is er door [verdachte] een aanvraag machtiging voorlopig verblijf ingediend bij de IND ten behoeve van zijn echtgenote [slachtoffer 1]. In een brief van de IND van 29 juni 1999 is vermeld dat de machtiging tot voorlopig verblijf is verleend. Aan [slachtoffer 1] is een visum afgegeven dat geldig was vanaf 26 augustus 1999. Uit de stempel op haar paspoort blijkt dat zij op 30 augustus 1999 is aangekomen in België.
Verblijfadressen
Vanaf 3 september 1999 stond [slachtoffer 1] ingeschreven op het adres [adres] te Bilthoven. Vanaf 6 december 2005 tot 20 juni 2006 stond [slachtoffer 1] ingeschreven op het adres [adres] te Utrecht. Het adres [adres] te Utrecht is het adres van de moeder van [verdachte].
[betrokkene 1], de moeder van [verdachte], heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 1], nadat zij was aangekomen in Nederland, is gaan wonen in een huis in Bilthoven. [slachtoffer 1] heeft wel eens tijdelijk bij haar gewoond, in de periode dat [slachtoffer 1] en [verdachte] al gescheiden waren. Ook heeft [slachtoffer 1] tijdelijk bij [betrokkene 3], bij [betrokkene 4] en bij [betrokkene 5] gewoond.
[betrokkene 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 1] veel verbleef bij de moeder van [verdachte], zij was daar kind aan huis. Ook verbleef [slachtoffer 1] bij [betrokkene 3], bij [betrokkene 4] en bij [betrokkene 6].
[betrokkene 7] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 1] bij hem en zijn vrouw [betrokkene 3] heeft gewoond in 2006-2007, in de periode dat [verdachte] vast zat.
Geweld en bedreiging
[betrokkene 8] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 1] werd mishandeld door haar man en dat hij heeft gezien dat zij altijd wel ergens een blauwe plek had.
[betrokkene 9] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij verwondingen heeft gezien bij het oog van [slachtoffer 1], een snijwond bij haar neus en dat hij heeft gezien dat haar neus scheef stond.
In het bijzijn van de politie heeft [slachtoffer 1] in de richting van [verdachte] tijdens een gesprek op 17 september 2009 geroepen “jij bent een kankerpooier, jij hebt mij geslagen om de hoer te spelen”.
[betrokkene 10] (werknaam [betrokkene 10]) heeft tegenover de politie verklaard dat zij [slachtoffer 1] (werknaam [naam]) heeft leren kennen toen zij beiden op het Zandpad werkten en dat zij wist dat de man van [slachtoffer 1] haar pooier was. Toen [slachtoffer 1] bij haar verbleef in Amsterdam heeft [slachtoffer 1] haar verteld dat zij geslagen werd door haar man als zij niet genoeg uren werkte, aldus [betrokkene 10]. [slachtoffer 1] vertelde ook dat zij anaal verkracht was door haar man.
In december 1996 heeft [slachtoffer 1] contact gezocht met de politie en heeft zij verteld dat [verdachte] haar telefonisch zou hebben bedreigd met de dood. Ze vertelde dat ze doodsbang was.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat haar werknaam op het Zandpad [naam] was.
Formulieren Overdracht Zandpad worden door opvangmedewerkers van het Huiskamer Aanloopproject Prostituees (HAP) gebruikt om bijzonderheden van prostituees van het Zandpad te Utrecht, die een bezoek hebben gebracht aan het kantoor van het HAP, te vermelden. Genoemde formulieren houden onder meer in:
- -
Vrijdag 26 november 200(4) (opmerking rechtbank: jaartal niet goed leesbaar, maar moet gelet op combinatie datum/dag van de week 2004 zijn):
[naam] (Marokkaanse) had hechtingen boven haar r oog en het oog was dik en blauw geweest, conflict met man gehad, 7 jaar mee getrouwd.
- -
17 juni 2005: [naam] heeft haar rechter been gebroken. Gevraagd of haar man er wat mee te maken had. Nee deze keer niet.
- -
3 maart 2006: [naam] (Marokkaanse) was terug… Ze is gescheiden van haar man, hij mishandelde haar. Wij hebben M wel gezien met blauw geslagen ogen en hechtingen.
Patiënte [slachtoffer 1] is op 20 november 2004 naar het Diakonessenhuis gekomen met een wond op het voorhoofd die doorliep tot haar rechter wenkbrauw. De wond is gehecht.
Dat verdachte geweld niet schuwde binnen een relatie volgt uit de verklaring van zijn ex-vrouw, [betrokkene 5], die op 22 maart 2007 bij de politie heeft verklaard dat zij, tijdens haar relatie met [verdachte], meermalen is bedreigd door hem en dat zij in het ziekenhuis een aantal maal foto’s heeft laten maken van het door hem toegebrachte letsel. Zij is ontzettend bang voor hem.
Kaal hoofd
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar hoofd heeft kaalgeschoren met een mes. Dit zou in de periode rond het huwelijk van [betrokkene 6] en [betrokkene 11] zijn geweest. [betrokkene 11] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij op 23 oktober 2003 getrouwd is met [betrokkene 6] en dat zij [slachtoffer 1] toen een paar dagen kende. Op haar bruiloft had [slachtoffer 1] kort haar, een beetje een jongensachtig kapsel. Ze kon haar haar nog maar net achter haar oren doen. Ze kon zich herinneren dat [slachtoffer 1] daarvoor lang haar had.
Hete lepels
Verdachte zal worden vrijgesproken van het gedeelte van de tenlastelegging van feit 4, dat ziet op het met hete lepels onder de voeten/voetzolen van [slachtoffer 1] duwen/brengen, nu hiervoor in het dossier steunbewijs ontbreekt en de eigen verklaring van [slachtoffer 1] hierover niet consistent is .
Balkon/open raam
Verdachte zal worden vrijgesproken van het gedeelte van de tenlastelegging van feit 4, dat ziet op het van een balkon afduwen c.q. door een open(staand) raam duwen, nu de verklaring van [slachtoffer 1] op dit punt niet eenduidig is en voldoende steunbewijs voor dit onderdeel in het dossier ontbreekt.
Verkrachting
[betrokkene 10] (werknaam [betrokkene 10]) heeft tegen de politie verklaard dat [slachtoffer 1] tegen haar heeft verteld dat zij door haar man is verkracht in haar anus.
[slachtoffer 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat ook zij werd verkracht door verdachte.
Vervoer
Verbalisant [verbalisant 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij één of twee keer heeft gezien dat [verdachte] [slachtoffer 1] afzette op de parkeerplaats tegenover het Zandpad.
Aantal dagen werken
[betrokkene 7] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 1] gemiddeld 5 dagen per week werkte.
Aantal uren werken
[betrokkene 7] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 1] werkte vanaf een uur of 9 tot 16.00 uur of 17.00 uur.
Afdragen inkomsten
[betrokkene 8] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 1] goud geld moet hebben verdiend met haar werk, omdat ze vaak bezet was. Ze had geen geld, zelfs niet voor een pakje sigaretten. Ze leefde op kosten van familie en vrienden. Hijzelf betaalde haar €100,-- gemiddeld en hij heeft berekend dat ze zeker 2 miljoen bij elkaar gesprokkeld moet hebben.
De verhuurder [betrokkene 12] van het pand [adres] te Utrecht, waarin verdachte een eethuis/cateringbedrijf genaamd [naam] wilde vestigen, heeft verklaard dat [verdachte] in het begin de huur betaalde en dat nadien een vriendinnetje van hem, die zei dat ze zijn vrouw was, de huur heeft betaald.
[slachtoffer 2] heeft het volgende verklaard: Op een dag zei hij dat hij een Marokkaanse in dienst had in Utrecht. Zij werkte bij de bootjes. Hij vertelde dat het werk ongeveer € 1.000,- per dag opleverde.
Beperkte beheersing van de Nederlandse taal
[betrokkene 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 1] niet geschoold was en dat zij niet kon lezen en schrijven.
[betrokkene 8] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 1] gebrekkig Nederlands sprak. Ze kon wel duidelijk maken of het goed of slecht met haar ging. In een lang verhaal was het moeilijk om oorzaak en gevolg te scheiden. Ze liep achter in haar ontwikkeling, ze pakte weinig Nederlands op. Ze wist ook weinig over Nederland.
Drugs(gebruik)
[betrokkene 7] heeft verklaard dat bij [slachtoffer 1] drugs gevonden zijn en dat hij haar alcohol heeft zien gebruiken.
[betrokkene 6] rook wel eens alcohol bij [slachtoffer 1] en heeft wel eens ponypacks bij haar gezien in de periode dat ze bij hem logeerde, zomer 2009.
[betrokkene 4] verklaart dat [slachtoffer 1] veel dronk en verdovende middelen gebruikte.
Huisarts [betrokkene 13] verklaart dat in zijn dossier over [slachtoffer 1], die van 2000 tot december 2005 bij hem patiënt was, onder meer het volgende is terug te vinden:
- 25.
oktober 2005… Gestopt met drugs. Heeft geen begeleiding. Man zit vast.
Gecontroleerde situatie
Huisarts [betrokkene 13] verklaart dat in zijn dossier over [slachtoffer 1], die van 2000 tot december 2005 bij hem patiënt was, onder meer het volgende is terug te vinden:
- 25.
oktober 2005… Gestopt met drugs. Heeft geen begeleiding. Man zit vast. Gestopt met prostitutie”.
Huisarts [betrokkene 14] verklaart over een twintigtal gegevens in het systeem over [slachtoffer 1] in de periode 7 december 2005 tot 18 november 2009, en verklaart “tot slot kan ik u vertellen dat patiënte [slachtoffer 1] altijd iemand bij zich heeft gehad als zij op spreekuur kwam.”
[betrokkene 8] verklaart dat hij gebeld is door de man van [naam]. Die zei dat hij uit haar buurt moest blijven.
4.3.3.
[slachtoffer 2]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diverse varianten van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2]. De rechtbank baseert zich allereerst op de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2]. Hieruit volgt ondermeer het volgende.
[slachtoffer 2] heeft verdachte [verdachte] ontmoet in de zomer van 2008. In juli 2008 heeft hij om haar hand gevraagd. Nadat [verdachte] weer naar Nederland was vertrokken heeft hij haar gebeld met de mededeling dat ze de Nederlandse taal moest leren. [verdachte] zou geld sturen en [slachtoffer 2] heeft zich ingeschreven op een school in Tanger. Het geld voor de Nederlandse lessen werd overgemaakt naar [slachtoffer 2] op naam van [medeverdachte]. Eind december 2008 was [slachtoffer 2] klaar met de cursus en heeft zij in Rabat examen gedaan. Dat examengeld is eveneens voor haar betaald onder de naam van [medeverdachte]. De cursus duurde in totaal 3 maanden. Zij kon de Nederlandse taal niet lezen en schrijven. In Marokko had [slachtoffer 2] 5 jaar op school gezeten. Zij kon Arabisch lezen, niet schrijven.
[verdachte] heeft aan [slachtoffer 2] verteld dat hij een aanvraag voor een verblijfsvergunning had ingediend op naam van [medeverdachte]. Het huwelijk zou wel onder de naam van [verdachte] worden gesloten. [verdachte] vertelde haar dat hij bang was dat haar aanvraag voor verblijf zou worden afgewezen, omdat hij niet voldeed aan de eis van het minimuminkomen.
[verdachte] vertelde aan [slachtoffer 2] dat hij geen geld had om naar Marokko te komen om de huwelijksakte op te laten maken. Omdat [slachtoffer 2] van haar vader niet mocht vertrekken zonder huwelijksakte, is de huwelijksakte uiteindelijk gesloten via wederzijdse volmachten.
[medeverdachte] is vanuit Nederland naar Marokko gekomen om samen met [slachtoffer 2] naar Nederland te reizen. Op 2 april 2009 is [slachtoffer 2], samen met [medeverdachte], aangekomen in België en werden ze opgewacht door [verdachte].
Na aankomst in Nederland woonde zij, samen met [verdachte], op het adres [adres] in Houten.
[verdachte] vertelde haar dat hij haar zou rondleiden door Europa. Hij heeft haar een club laten zien in Houten en hij heeft haar een keer meegenomen naar Amsterdam. Nadat ze in Amsterdam waren geweest, vroeg hij aan haar of zij dat werk zou kunnen doen. Sindsdien bracht hij haar elke keer naar de ramen om te kijken. Op een dag zei hij dat hij een Marokkaanse in dienst had in Utrecht. Zij werkte bij de bootjes. Hij vertelde aan [slachtoffer 2] dat het werk ongeveer € 1.000,- per dag opleverde. Sinds dat moment dwong hij haar om dat werk te doen. [verdachte] vertelde haar dat zij moest werken, zodat ze een auto konden kopen en een huis in Marokko konden bouwen. Ook vertelde hij haar dat hij voor veel geld met [medeverdachte] had afgesproken om haar naar Nederland te halen en dat hij geen geld had om [medeverdachte] terug te betalen. Hij vertelde dat als hij [medeverdachte] niet zou betalen, [medeverdachte] het verblijf van [slachtoffer 2] in Nederland stop zou zetten. Ook dreigde hij haar terug te sturen naar Marokko als zij dat werk niet zou doen. Volgens [verdachte] was het probleem opgelost als zij 3 of 4 maanden als prostituee zou gaan werken, zodat [medeverdachte] terug kon worden betaald.
Op een dag heeft [verdachte] haar meegenomen naar Utrecht. Hij heeft daar gesproken met mensen van het kantoor van de bootjes. Op de dag dat [slachtoffer 2] haar verblijfspas kreeg, op 9 juni 2009, heeft [verdachte] contact opgenomen met de baas van het Zandpad. Daarna moest zij van hem naar deze baas toe om zich te laten inschrijven. Via een telefoon kreeg zij instructies van [verdachte] hoe ze moest lopen en wat ze tegen hem moest zeggen. Op 11 juni 2009 is [slachtoffer 2] begonnen met werken als prostituee.
Thuis werd [slachtoffer 2] getraind voor het werk. Er vond dan een rollenspel plaats en [verdachte] deed zich dan voor als cliënt. Als [slachtoffer 2] in de lach schoot, kreeg zij veel klappen. Hij leerde haar de betekenis van woorden als 'pijpen', 'neuken' en 'anaal'. Hij vertelde haar op welke manier zij moest zitten achter het raam. Ze moest zichzelf van hem verkopen. Als zij zei dat ze dat niet zou doen, kreeg ze klappen.
Op haar eerste werkdag gaf [verdachte] haar instructies. Hij bracht haar iedere dag naar het werk. Hij zette haar ver af van de plaats van de werklocatie, omdat hij niet door de politie met haar gezien wilde worden.
De eerste week werkte zij ongeveer 4 à 5 dagen. De laatste 3 maanden werkte zij ongeveer elke dag. Ze werkte een verschillend aantal uren per dag. Als er veel klanten waren geweest, dan ging ze eerder weg. Als er weinig klanten waren geweest, dan bleef ze langer. Het streven was om € 1.000,- per dag te verdienen. Ze moest ook werken als zij ongesteld was.
Het geld dat [slachtoffer 2] verdiende gaf ze aan [verdachte]. Hij eiste het geld van haar.
[slachtoffer 2] heeft verteld dat [verdachte] haar vaak mishandelde. Meestal vond de mishandeling plaats als zij niet goed verdiend had. Als hij haar mishandelde, pakte hij soms haar paspoort af. Hij heeft haar een keer bij haar nek gegrepen en dichtgeknepen. [verdachte] dwong haar om seks met hem te hebben, drie of vier keer per dag. Als zij niet wilde, dan verkrachtte hij haar.
Op de momenten dat [slachtoffer 2] weigerde te werken, belde [verdachte] haar familie en zei dat zij niet kookte voor hem, niet wilde luisteren en niet met hem naar bed wilde. Ook heeft hij gedreigd om haar vader te bellen en te zeggen dat zij een hoer was en dat ze in de prostitutie werkte. Dat was voor [slachtoffer 2] de reden om in de prostitutie te blijven werken.
Iedere week kreeg [slachtoffer 2] van [verdachte] een nieuwe telefoon en een nieuw kaartje. [verdachte] nam dan zelf ook een nieuwe telefoon. Hij zei dat hij dat deed, omdat de politie hem anders kon afluisteren. [verdachte] zette dan zijn nummer in de telefoon. Er stonden geen andere nummers in de telefoon. Eén keer tijdens een controle door de politie op de werkplek van [slachtoffer 2] stond de telefoon open. [verdachte] was op dat moment aan de lijn.
Aan de geloofwaardigheid van het relaas van [slachtoffer 2] draagt naar het oordeel van de rechtbank bij dat de geloofwaardig bevonden verklaring van [slachtoffer 1] een eerdere soortgelijke gang van zaken beschrijft.
Ondersteunend bewijs vindt de rechtbank in de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 7 maart 2011:
Ik heb een relatie gehad met [slachtoffer 2]. Ik ben met [slachtoffer 2] getrouwd op 22 april 2009. De akte is in Marokko opgemaakt. Ik heb een trouwmachtiging gekregen.
[slachtoffer 2] is naar Nederland gekomen als partner van [medeverdachte]. Ze is begin 2009 naar Nederland gekomen.
Wij hebben samengewoond op mijn adres, [adres] in Houten.
[slachtoffer 2] heeft ook gewerkt in de prostitutie. Dat was in 2009. Halverwege 2009 is ze in de prostitutie gaan werken. Op dat moment hadden wij al een relatie.
Ik had een forse schuld. Er werd gedreigd met een uithuisplaatsing. Mijn bewindvoerster heeft een regeling getroffen. Dat was in de periode dat [slachtoffer 2] met mij samen was. Ik heb die schuld afgelost met een vast bedrag per maand.
In november 2009 wilde ik gewoon van [slachtoffer 2] af.
Wat betreft het Zandpad: Ik heb haar wel gebracht en opgehaald. Ik heb dat gedaan. Ik weet dat er camera’s zijn. Mijn auto staat ook op mijn eigen naam.
Ik ben wel eens langs geweest.
Ik stond in haar telefoon als ‘liefje’. We belden veel. We waren een keer aan de telefoon en toen kreeg zij bezoek van de politie. Zij heeft toen de telefoon opengelaten. Met een open lijn is één keer voorgekomen.
Het verschilde hoeveel dagen ze per week werkte, tot 5 dagen per week. Vanaf ongeveer 9.30 uur tot 15.00 uur, 16.00 uur of 17.00 uur.
Als ze ongesteld was, werkte ze af en toe.
Daarnaast vindt de rechtbank steunbewijs, ook voor [slachtoffer 2]’s verklaring waar die afwijkt van hetgeen verdachte verklaart, in het volgende:
Huwelijk
De vanuit het Arabisch vertaalde huwelijksakte waaruit blijkt dat tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] een huwelijk is voltrokken door middel van wederzijdse volmachten. Tevens blijkt uit deze akte dat de buitenlandse echtscheiding van [verdachte] op 3 december 2008 is bekrachtigd door de rechtbank in Assilah. De autorisatieverklaring van de huwelijksakte dateert van 22 april 2009.
Machtiging voorlopig verblijf/verblijfsvergunning
Op 21 januari 2009 heeft [medeverdachte] een machtiging voorlopig verblijf aangevraagd voor [slachtoffer 2] bij de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND). Op 26 februari 2009 heeft [medeverdachte] een vragenlijst machtiging voorlopig verblijf ondertekend, met een handgeschreven toelichting met betrekking tot hun relatie.
Op 23 maart 2009 heeft [slachtoffer 2] bij de Nederlandse ambassade in Rabat een machtiging voorlopig verblijf aangevraagd en op diezelfde dag is daar positief op beslist.
Op 19 mei 2009 is verblijfsvergunning verleend tot 21 april 2010.
Reis naar Nederland
De getuige [medeverdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij voor [slachtoffer 2] een aanvraag MVV heeft gedaan bij de IND, een vliegticket voor haar heeft geregeld en haar heeft vergezeld tijdens de reis van Marokko naar Nederland. In België zijn zij door [verdachte] van het vliegveld gehaald.
Verblijfadres in Nederland
Uit de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie volgt dat [slachtoffer 2] per 21 april 2009 stond ingeschreven op de [adres] in Oudewater. Per 9 juli 2009 stond [slachtoffer 2] ingeschreven op het adres [adres] in Houten.
Prostitutie
[slachtoffer 2] heeft vanaf 11 juni 2009 tot en met 5 november 2009 boot 140 gehuurd op het Zandpad in Utrecht.
Geweld
[betrokkene 15] heeft bij de politie verklaard dat rond de zomer van 2009 er een vrouw bij de buurman op het [adres] in Houten was komen wonen. Hij herinnert zich goed dat hij in de zomermaanden van 2009 regelmatig geluiden hoorde waaruit hij afleidde dat ze seks hadden. Hij vond het raar dat als de buurman en de vriendin klaar waren met het bedrijven van seks, de buurman vervolgens de hele avond met stemverheffing tegen haar liep te praten.
Geld
[slachtoffer 1] heeft –zakelijk weergegeven- het volgende verklaard. [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij niet ging werken, dat zij het geld niet ging geven. Hij wil het geld allemaal. [slachtoffer 2] moet werken en het hele geld geven. [slachtoffer 2] zei dat ze niet wilde werken en het geld niet wilde geven.
Ook overigens acht de rechtbank het aannemelijk dat [slachtoffer 2] het door haar verdiende geld moest afgeven aan verdachte. Immers, het gedwongen in de prostitutie brengen en houden van [slachtoffer 2] is logischerwijs geen doel op zich. Daarnaast moet dit worden bezien in onderlinge samenhang met het feit dat ook ten aanzien van [slachtoffer 1] bewezen is verklaard dat zij het door haar verdiende geld diende af te staan aan verdachte.
Verblijfsdocumenten
Op 22 juli 2009 wordt [slachtoffer 2] staande gehouden bij de Rondweg in Houten. Door de verbalisanten is zij naar haar huis gebracht, alwaar zij haar paspoort niet kan tonen, omdat zij deze kwijt zou zijn. [slachtoffer 2] heeft haar zorgpas getoond aan de verbalisanten.
Controle
Op 18 juni 2009 is [slachtoffer 2] gecontroleerd op haar werkplek door de politie. Tijdens die controle werd zij vier keer gebeld op haar mobiele telefoon.
Op 15 juli 2009 is [slachtoffer 2] door de politie gecontroleerd op haar werkplek. Eén van de verbalisanten ziet een telefoon op het bed liggen en ziet dat er een open telefoonverbinding was. Door de verbalisant wordt de telefoonverbinding verbroken. Nadat verbalisanten zijn vertrokken, hebben zij [verdachte] bij [slachtoffer 2] naar binnen zien gaan.
In de telefoon van [slachtoffer 2] stonden 2 telefoonnummers, waaronder een nummer opgeslagen onder ‘liefje’. Tijdens een controle door de politie op 24 september 2009 ging haar telefoon drie keer over, waarbij alle drie de keren ‘liefje’ verscheen in het display als naam van de beller.
Oogmerk van prostitutie
Het voor artikel 273f lid 1 sub 3 Sr. (de zogenaamde grensoverschrijdende variant van mensenhandel) vereiste oogmerk bij verdachte leidt de rechtbank af uit het feit dat [slachtoffer 2] blijkens de hierboven genoemde bewijsmiddelen reeds kort na haar aankomst in Nederland door verdachte werd meegenomen naar prostitutiegelegenheden en ook daadwerkelijk in de prostitutie werkzaam was. Mede bepalend voor de aanwezigheid van het oogmerk bij verdachte acht de rechtbank bovendien het feit dat verdachte voor de komst van [slachtoffer 2] reeds een andere vrouw, [slachtoffer 1], onder onvrijwillige omstandigheden voor hem in de prostitutie had werken. In dat licht bezien kan het niet anders dan dat verdachte al voor de komst van [slachtoffer 2] naar Nederland de intentie had haar in Nederland in de prostitutie te brengen.
Medeplegen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde werven etc. van [slachtoffer 2] met het oogmerk haar in Nederland in de prostitutie te brengen (artikel 273f lid 1 sub 3 Sr., de zogenaamde grensoverschrijdende variant van mensenhandel) tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd. Daartoe is bepalend dat [medeverdachte] de in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen aan hem toegeschreven feitelijke handelingen heeft verricht, welke handelingen mede redengevend zijn voor de bewezenverklaring van de grensoverschrijdende variant van mensenhandel. Nu uit de bewijsmiddelen tevens volgt dat bij verdachte van meet af aan het oogmerk heeft bestaan om [slachtoffer 2] in Nederland in de prostitutie te brengen en verdachte daartoe mede de door [medeverdachte] verrichte feitelijke handelingen heeft benut, volgt hieruit naar het oordeel van de rechtbank dat er bezien voor verdachte tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Het feit dat medeverdachte [medeverdachte] is vrijgesproken van (het medeplegen van) deze variant van mensenhandel staat blijkens de wetsgeschiedenis en bestendige jurisprudentie niet in de weg aan een bewezenverklaring van het medeplegen. Immers, het opzet van [medeverdachte] was gericht op de samenwerking met verdachte en op de door hem verrichte gedragingen. Dat ten aanzien van [medeverdachte] door de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig wordt geacht van wetenschap dat [slachtoffer 2] in Nederland in de prostitutie zou gaan werken voordat hij [slachtoffer 2] op 2 april 2009 vanuit Marokko naar Nederland begeleidde, doet niets af aan het feit dat die wetenschap c.q. die intentie wel bij verdachte aanwezig was op het moment dat hij de inzet van [medeverdachte] benutte om [slachtoffer 2] naar Nederland te halen, zodat bij verdachte de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking wel aanwezig was.
Ten aanzien van de overige onder 5 ten laste gelegde varianten van mensenhandel (artikel 273f lid 1 sub 1, 4, 6 en 9 Sr.) acht de rechtbank het medeplegen daarvan niet wettig en overtuigend bewezen. Uit de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat verdachte deze varianten van mensenhandel tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. Verdachte zal daarom van dit onderdeel in de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.4.
Het witwassen
Bij de stukken bevindt zich een proces-verbaal van het strafrechtelijk financieel onderzoek dat de officier van justitie kennelijk ten grondslag legt aan het verwijt dat de verdachte een bedrag van € 46.797,-- heeft witgewassen.
Verdachte heeft ter terechtzitting omstandig betoogd dat de in dat proces-verbaal genoemde bedragen zijn verkregen uit andere, legale c.q. verifieerbare, inkomstenbronnen.
Een nader onderzoek ter zake is naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet geboden nu de rechtbank het impliciet primair ten laste gelegde, dat de verdachte een of meer geldbedragen heeft witgewassen, reeds bewezen acht op grond van het volgende.
De verhuurder [betrokkene 12] van het pand [adres] te Utrecht, waarin verdachte een eethuis/cateringbedrijf genaamd [naam], wilde vestigen, heeft verklaard dat [verdachte] in het begin de huur betaalde en dat nadien een vriendinnetje van hem, die zei dat ze zijn vrouw was, de huur heeft betaald.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze het geld dat ze verdiende aan [verdachte] moest sturen in de gevangenis en dat ze elke maand voor een restaurant in Utrecht huur moest betalen, dat [verdachte] zei dat ze dat moest doen.
Dit laatste vindt bevestiging in de kwitanties terzake contante betalingen die dateren van data waarop [verdachte] reeds vastzat.
Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het door [slachtoffer 1] voor [verdachte] verdiende geld van het misdrijf mensenhandel afkomstig was. Met de huurbetaling voor [naam] heeft [verdachte] dit door [slachtoffer 1] verdiende geld omgezet en de herkomst ervan verhuld. Dat verdachte mogelijk ook bedragen heeft verkregen uit andere, legale c.q. verifieerbare, inkomstenbronnen, doet aan dat gegeven niet af.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
- 2.
op tijdstippen in de periode van 01 juli 1999 tot en met 30 september 2000 te Utrecht en/of Bilthoven, (telkens) een persoon, genaamd [slachtoffer 1],
(sub 1) door geweld of een of meer andere feitelijkheden
of door bedreiging met geweld of bedreiging met één of meer andere
feitelijkheden, dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen
voortvloeiend overwicht tot prostitutie heeft gebracht,
bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkheden, dan wel bovenomschreven
misbruik hieruit dat verdachte (telkens) (meermalen)
- -
is gehuwd en een (liefdes)relatie heeft onderhouden met die [slachtoffer 1], en
- -
die [slachtoffer 1] op zijn, verdachte's, woon- en/of verblijfadres(sen) en/of op (een)
adres(sen) van zijn, verdachtes, familieleden heeft ondergebracht, en
- -
het identiteitsdocument van die [slachtoffer 1] (tijdelijk) heeft afgepakt, en
- -
die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) (met zijn, verdachte's, vuist(en) en/of met
behulp van voorwerpen) tegen haar, [slachtoffer 1]'s, gezicht heeft geslagen
en/of gestompt, en (elders) (met kracht) tegen het lichaam van
die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt,
- -
en/of die [slachtoffer 1], tegen haar wil, anaal heeft gepenetreerd, en
- -
die [slachtoffer 1] verdovende middelen heeft geleverd en die [slachtoffer 1] van verdovende
middelen afhankelijk heeft gemaakt en/of ,
- -
die [slachtoffer 1] met de dood heeft bedreigd en die [slachtoffer 1] dreigend heeft voorgehouden dat hij, verdachte, haar (in Marokko woonachtige) familie zou vermoorden en
- -
die [slachtoffer 1] voorafgaand aan haar prostitutiewerkzaamheden (werk-)instructies heeft gegeven, en
- -
een kamer in Utrecht (op het Zandpad) heeft geregeld, alwaar die [slachtoffer 1] haar prostitutiewerkzaamheden kon/moest verrichten, en
- -
die [slachtoffer 1] naar haar prostitutiewerkplek heeft gebracht en die [slachtoffer 1] van
haar prostitutiewerkplek heeft opgehaald, en
- -
die [slachtoffer 1] opdracht heeft gegeven en/of onder druk heeft gezet
en/of ertoe heeft aangezet en/of gebracht een groot aantal dagen
(per week), en een groot aantal uren per dag als prostituee te
werken (óók gedurende ziekte en ongesteldheid);
- 3.
op tijdstippen in de periode van 01 oktober 2000 tot en met 31 december 2004 te Utrecht en/of Bilthoven, (telkens) een persoon, genaamd [slachtoffer 1],
(sub 1 (de rechtbank begrijpt: en sub 6)) door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden of door bedreiging
met geweld of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen
of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met (of voor) een derde tegen betaling
(sub 4) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van een
ander, genaamd [slachtoffer 1], met (of voor) een derde tegen betaling en
(sub 6 de rechtbank begrijpt: met de sub 1 genoemde middelen) die [slachtoffer 1] heeft bewogen hem, verdachte, uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met (of voor) een derde te bevoordelen,
(sub 1 (de rechtbank begrijpt: en sub 6)) bestaande die dwang, dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld of bedreiging met die andere feitelijkheden en bovenomschreven misbruik hieruit dat verdachte (telkens) (meermalen)
- -
is gehuwd en een (liefdes)relatie heeft onderhouden met die [slachtoffer 1], en
- -
die [slachtoffer 1] op zijn, verdachte's, woon- en/of verblijfadres(sen) en op
adressen van zijn, verdachtes, familieleden heeft ondergebracht, en
- -
het identiteitsdocument van die [slachtoffer 1] (tijdelijk) heeft afgepakt, en
- -
die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) (met zijn, verdachte's, vuist(en) en/of met
behulp van voorwerpen) tegen haar, [slachtoffer 1]'s, gezicht heeft geslagen
en/of gestompt, en (elders) (met kracht) tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt, en
- -
die [slachtoffer 1] met een mes haar haar heeft afgesneden, en/of
- -
die [slachtoffer 1], tegen haar wil, anaal heeft gepenetreerd, en
- -
die [slachtoffer 1] verdovende middelen heeft geleverd en die [slachtoffer 1] van verdovende
middelen afhankelijk heeft gemaakt, en/of
- -
die [slachtoffer 1] dreigend heeft voorgehouden dat hij, verdachte, haar (in Marokko woonachtige) familie zou vermoorden,
ten gevolge van voorgaande handelingen (en het feit dat die [slachtoffer 1] de
Nederlandse taal niet machtig was en niet (goed) bekend was in Nederland
en met de Nederlandse gebruiken) die [slachtoffer 1] sociaal geïsoleerd werd door verdachte, strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer 1] in een van verdachte afhankelijke positie, en
(sub 1, 4 en 6) hebbende verdachte (telkens) (meermalen)
- -
die [slachtoffer 1] naar haar prostitutiewerkplek heeft gebracht en die [slachtoffer 1] van
haar prostitutiewerkplek heeft opgehaald, en/of
- -
die [slachtoffer 1] onder druk heeft gezet en/of ertoe heeft aangezet een groot aantal dagen (per week), en een groot aantal uren per dag als prostituee te
werken (óók gedurende ziekte en ongesteldheid);
- -
die [slachtoffer 1] een zeer groot deel van haar (prostitutie)verdiensten heeft laten
afgeven aan hem, verdachte;
- 4.
op tijdstippen in de periode van 01 januari 2005 tot 22 september 2009 te Utrecht en/of Bilthoven, (telkens) een persoon, genaamd: [slachtoffer 1],
(sub 1 (de rechtbank begrijpt: en sub 6 en sub 9)) door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
(sub 1) heeft vervoerd en gehuisvest en opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1], en
(sub 4) die [slachtoffer 1] heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten en/of enige handeling heeft ondernomen waarvan
hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die ander zich daardoor
beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, en
(sub 6) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1],
(sub 9) die [slachtoffer 1] heeft gedwongen dan wel bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van dier seksuele handelingen met of voor een derde, en
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of die dreiging met geweld en/of die dreiging met die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of dat misbruik (telkens) hieruit
dat verdachte (telkens) (meermalen)
- -
is gehuwd en een (liefdes)relatie heeft onderhouden met die [slachtoffer 1], en
- -
die [slachtoffer 1] op zijn, verdachte's, woon- en/of verblijfadressen en/of op (een)
adres(sen) van zijn, verdachtes, familieleden heeft ondergebracht, en
- -
het identiteitsdocument van die [slachtoffer 1] (tijdelijk) heeft afgepakt, en
- -
die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) (met zijn, verdachte's, vuist(en) en met
behulp van voorwerp(en)) tegen haar, [slachtoffer 1]'s, gezicht heeft geslagen
en/of gestompt, en (elders) (met kracht) tegen het lichaam van
die [slachtoffer 1] heeft geslagen, en/of
- -
die [slachtoffer 1], tegen haar wil, anaal heeft gepenetreerd, en
- -
die [slachtoffer 1] verdovende middelen heeft geleverd en die [slachtoffer 1] van verdovende
middelen afhankelijk heeft gemaakt, en/of
- -
die [slachtoffer 1] dreigend heeft voorgehouden dat hij, verdachte, haar (in Marokko woonachtige) familie zou vermoorden,
ten gevolge van voorgaande handelingen (en het feit dat die [slachtoffer 1] de
Nederlandse taal niet machtig was en niet (goed) bekend was in Nederland
en met de Nederlandse gebruiken) die [slachtoffer 1] sociaal geïsoleerd werd door verdachte, strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer 1] in een van verdachte afhankelijke positie, en
(sub 1, 4, 6 en 9) hebbende verdachte (telkens) (meermalen)
- -
die [slachtoffer 1] naar haar prostitutiewerkplek heeft gebracht en die [slachtoffer 1] van
haar prostitutiewerkplek heeft opgehaald, en
- -
die [slachtoffer 1] opdracht heeft gegeven en onder druk heeft gezet en ertoe heeft aangezet en/of gebracht een groot aantal dagen (per week), en een groot aantal uren per dag als prostituee te werken (óók gedurende ziekte en zwangerschap en ongesteldheid);
- -
die [slachtoffer 1] een zeer groot deel van haar (prostitutie)verdiensten, heeft laten afgeven aan hem, verdachte;
5.
op tijdstippen in de periode van ongeveer 01 juli 2008 tot met 10 november 2009 te Marokko en te Brussel, in elk geval in België, en te Utrecht en/of Houten,
(telkens)
tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 2],
(sub 3) heeft medegenomen (vanuit Marokko), met het
oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land (Nederland) ertoe te brengen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling, hebbende die handeling(en)
hieruit hebben bestaan dat verdachte en/of zijn mededader
- -
is gehuwd en een (liefdes)relatie is aangegaan en heeft onderhouden met die [slachtoffer 2], en
- -
voor die [slachtoffer 2] een aanvraag machtiging voorlopig verblijf (MVV) bij
de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft ingediend, en
- -
voor die [slachtoffer 2] een vliegticket heeft geregeld, en
- -
die [slachtoffer 2] heeft begeleid op haar reis van Marokko naar
België en Utrecht (Nederland), en
- -
die [slachtoffer 2] op zijn, verdachtes, woon- en/of verblijfadres heeft ondergebracht,
en alleen [slachtoffer 2]
(sub 1 (de rechtbank begrijpt: en sub 4 en 9)) door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
(sub 1) heeft vervoerd en gehuisvest en opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2], en
(sub 4) die [slachtoffer 2] heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te
stellen tot het verrichten van arbeid of diensten en/of enige handeling heeft
ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die ander
zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of
diensten, en
(sub 6) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2]
el [slachtoffer 2], en
(sub 9) die [slachtoffer 2] heeft gedwongen dan wel bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van dier seksuele handelingen met of voor een derde,
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of die dreiging met geweld en/of die dreiging met die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die afpersing en/of die fraude en/of die misleiding
en/of dat misbruik (telkens) hieruit dat verdachte (telkens) (meermalen)
- -
is gehuwd en een (liefdes)relatie is aangegaan en heeft onderhouden met die [slachtoffer 2], en
- -
die [slachtoffer 2] op zijn, verdachtes, woon- en/of verblijfadres heeft
ondergebracht, en
- -
die [slachtoffer 2] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar
prostitutiewerkzaamheden (deels) gebruikt zouden worden voor de gezamenlijke
toekomst van haar en verdachte, en dat de verdiensten van haar
prostitutiewerkzaamheden (deels) gebruikt zouden worden voor de aanschaf van
gezamenlijke spullen/voorwerpen, en
- -
die [slachtoffer 2] telkens heeft gezegd dat hij, verdachte, zich in de schulden had gestoken om haar naar Nederland te halen en dat die [slachtoffer 2] (derhalve) voor hem, verdachte, in de prostitutie geld moest gaan verdienen, en
- -
de identiteitsdocumenten en overige (officiële) papieren van die [slachtoffer 2] (tijdelijk) heeft afgepakt, en
- -
die [slachtoffer 2] meermalen (met kracht) (met zijn, verdachte's, vuist)
tegen haar, [slachtoffer 2]'s, gezicht heeft geslagen en gestompt, en (elders) (met kracht) tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestompt, en
- -
de keel van die [slachtoffer 2] (met kracht) heeft dichtgedrukt/dichtgehouden en
- -
die [slachtoffer 2], tegen haar wil, oraal en/of anaal en/of vaginaal
heeft gepenetreerd, en
- -
die [slachtoffer 2] met (zware) mishandeling heeft bedreigd, en
- -
die [slachtoffer 2] heeft gedreigd haar ouders en of andere familieleden te vertellen dat hun dochter in de prostitutie werkte en dat zij niet aan haar echtelijke verplichtingen voldeed, en
- -
die [slachtoffer 2] heeft gedreigd haar verblijfsvergunning en
verblijfstitel af te pakken en haar (anderszins) naar Marokko terug te
sturen,
ten gevolge van voorgaande handelingen (en het feit dat die [slachtoffer 2] de
Nederlandse taal niet machtig was en niet (goed) bekend was in Nederland
en met de Nederlandse gebruiken) die [slachtoffer 2] sociaal geïsoleerd werd door verdachte en die [slachtoffer 2] in een door verdachte gecontroleerde situatie heeft gehouden,
en
(sub 1, 4, 6 en 9) hebbende verdachte (telkens) (meermalen)
- -
die [slachtoffer 2] voorafgaand en (vervolgens) tijdens haar
prostitutiewerkzaamheden (werk-)instructies heeft gegeven, en
- -
een kamer in Utrecht (op het Zandpad) heeft geregeld, alwaar die [slachtoffer 2] haar prostitutiewerkzaamheden kon/moest verrichten, en
- -
die [slachtoffer 2] naar haar prostitutiewerkplek heeft gebracht en die [slachtoffer 2] van haar prostitutiewerkplek heeft opgehaald,
en
- -
die [slachtoffer 2] heeft gecontroleerd op het moment dat zij, die [slachtoffer 2], als prostituee aan het werk was (bijvoorbeeld middels een open lijn op een mobiele telefoon), en
- -
die [slachtoffer 2] opdracht heeft gegeven en onder druk heeft gezet en/of ertoe heeft aangezet en/of gebracht een (zeer) groot aantal dagen (per week), en een (zeer) groot aantal uren per dag als prostituee te werken (óók gedurende ziekte en ongesteldheid),
- -
die [slachtoffer 2] een zeer groot deel van haar (prostitutie)verdiensten, heeft laten afgeven aan hem, verdachte;
- 6.
in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 31 december
2009, te Utrecht, geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft omgezet, terwijl hij wist dat die geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5.
De strafbaarheid
5.1.
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 2:
Mensenhandel;
Ten aanzien van feit 3:
een ander door geweld en een andere feitelijkheid en door bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid dwingen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met (of voor) een derde tegen betaling
en
opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met (of voor) een derde tegen betaling, terwijl hij weet dat die ander zich onder de in artikel 250a eerste lid aanhef en onder 1°. van het Wetboek van Strafrecht genoemde omstandigheden beschikbaar heeft gesteld tot het plegen van die handelingen
en
een ander door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met (of voor) een derde te bevoordelen;
Ten aanzien van feit 4 en 5:
telkens: mensenhandel, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 6:
Witwassen.
5.2.
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.
De strafoplegging
6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft een algehele vrijspraak bepleit.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte is met [slachtoffer 1] gehuwd toen zij nog een kind was. Hij heeft haar vervolgens naar Nederland gebracht. Zij sprak geen Nederlands en was ook overigens geïsoleerd en kwetsbaar door haar minimale opleiding en beperkte ontwikkeling, ver van haar eigen familie en bekenden. De verdediging zelf heeft stukken overgelegd waaruit is af te leiden dat [slachtoffer 1] bovendien een labiele persoonlijkheid had.
[slachtoffer 1] vertrouwde er kennelijk op dat verdachte als haar partner haar een nieuwe toekomst zou bieden, maar daarin is zij door verdachte verraden. Verdachtes familie waarin zij werd opgenomen heeft zich niet of nauwelijks tegen het handelen van verdachte verzet, hem deels zelfs gesteund.
Verdachte heeft [slachtoffer 1], toen zij net 18 jaar was, als prostituee op het Zandpad te werk gesteld. Om [slachtoffer 1] in de prostitutie te brengen en te houden heeft verdachte geen middel geschuwd: hij heeft geweld toegepast en gedreigd met geweld tegen haarzelf en haar dierbaren en heeft haar verdovende middelen opgedrongen.
Daarbij zorgde hij er wel voor dat zij geïsoleerd bleef, zodat hij haar onder controle hield en zij geen of nauwelijks een beroep kon doen op bijvoorbeeld hulpverleners.
Pas toen verdachte vanaf augustus 2005 langdurig in detentie verbleef, is [slachtoffer 1] erin geslaagd zich enigszins aan zijn invloed te ontworstelen, in ieder geval zo, dat zij in 2007 op bezoek is gegaan bij familie in Spanje. Later heeft zij zelfs, toen zij zwanger was, durven vragen om nog maar een deel van haar verdiensten af te hoeven dragen.
Zoals vaker gebeurt wanneer een van de uitbuitingsmiddelen een – van de kant van de pooier voorgewende – affectieve relatie is, is [slachtoffer 1] weer naar verdachte teruggekeerd, vaker dan zijzelf begrijpen kan. Zij schrijft dat dan ook deels toe aan tovenarij. Daarnaast voelde zij zich door het voortbestaan van haar Marokkaanse huwelijk met verdachte ook gedwongen (telkens) naar hem terug te keren.
De rechtbank kan haar terugkeer naar verdachte en naar het aanvankelijk niet gewilde leven als prostituee ook verklaren zoals een van de getuigen dat doet: “[slachtoffer 1]’s werk was haar leven omdat ze verder geen leven had … in sommige situaties doe je iets omdat je geen betere alternatieven hebt” .
De rechtbank voegt daaraan toe dat verdachte aan [slachtoffer 1] dat andere en eerdere leven ontnomen had door haar in een situatie te brengen die haar vervreemdde van haar familie en een verder leven in haar land van herkomst onmogelijk maakte.
Als [slachtoffer 1] zich geleidelijk aan verdachtes invloed onttrekt, zoekt en vindt verdachte een nieuw slachtoffer in [slachtoffer 2].
Deze is al eind twintig en –mede daardoor- een stuk zelfstandiger dan [slachtoffer 1]. Toch laat ook zij zich aanvankelijk inpakken door verdachtes wens met haar te trouwen en schikt zij zich later, in Nederland, in de uitbuiting als prostituee door verdachte als gevolg van het door verdachte uitgeoefende geweld, de bedreiging en andere drukmiddelen.
Ook zij staat alleen in een wereld waarvan zij de taal niet kent en de gebruiken verafschuwt.
Des te schriller is het contrast met verdachte, die mensen en instanties, van uitkeringsinstantie en klachtencommissie van de politie, tot Marokkaanse overheid en IND manipuleert, laatstgenoemde om [slachtoffer 2] uit Nederland te doen verwijderen op het moment dat ook zij zich van verdachte losmaakt.
Wat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verdiend hebben, heeft verdachte zich voor het overgrote deel toegeëigend. Dat moet, gelet op de lange tijdsduur, de frequentie en duur van hun aanwezigheid op het Zandpad en de prijs voor de verrichtingen, zeker gaan om vele tonnen, naar berekening van een van [slachtoffer 1]’s klanten zelfs om miljoenen.
Verdachte heeft dus 10 jaar lang vrouwen uitgebuit op een grove wijze, waarbij slechts zijn eigen gewin voorop stond.
Gelet op deze feiten en de duur daarvan, maar ook op de omstandigheid dat verdachte eerder een relatie heeft gehad waarin geweld en prostitutie hand in hand gingen, is de vrees gerechtvaardigd dat verdachte opnieuw dergelijke feiten zal plegen.
De bewezenverklaarde feiten kunnen slechts bestraft worden met een zeer lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Datgene wat verdachte aanvoert over zijn persoonlijke omstandigheden (plannen om te gaan werken in de beveiliging) komt onoprecht over en staat bovendien in geen verhouding tot wat hij de slachtoffers heeft aangedaan.
Ten aanzien van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte blijkens een uittreksel justitiële documentatie d.d. 21 januari 2011 meermalen is veroordeeld, onder meer voor geweldsmisdrijven.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een zeer lange onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
7.
De benadeelde partijen
[slachtoffer 1] (gemachtigde mr. A. Koopsen) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een vordering van € 217.687,54 ingediend. Zij begroot haar materiële schade voorlopig op € 200.187,54 en de immateriële schade voorlopig op € 17.500,-. Zij verzoekt beide bedragen als voorschot toe te kennen.
Ter toelichting heeft zij gesteld dat zij gedurende de ten laste gelegde periode in de prostitutie soms wel 10 tot 12 uren per dag heeft gewerkt, gedurende 5 dagen per week. Ze verdiende minimaal 500 gulden per dag tot 2.000 à 3.000 gulden per dag en daarna ongeveer hetzelfde bedrag in euro’s. In de berekening gaat zij uit van een bedrag van € 100,- per dag aan afgestane inkomsten, gedurende 5 dagen per week. Nu zij gedurende de ten laste gelegde periode ook in het buitenland heeft verbleven, gaat zij in haar berekening uit van 10 gewerkte maanden per jaar, gedurende 10 jaren. Dit komt neer op een bedrag van € 200.000,- (€ 500,- per week, vier weken per maand, gedurende 100 maanden). Tevens is een bedrag van € 150,- voor de eigen bijdrage van rechtsbijstand en een bedrag van € 37,54 voor de kosten van de verklaring van de huisarts gevorderd. Mr. Koopsen heeft ter zitting benadrukt dat een zeer voorzichtige schatting is gemaakt.
Voor wat betreft de immateriële schade is verwezen naar een verslag van een psycholoog en de huisarts. Uit deze stukken blijkt dat er bij [slachtoffer 1] sprake is van een zeer ernstige post-traumatische stress-stoornis. Ze heeft intensieve begeleiding nodig en ze slikt medicatie. Het is nog onduidelijk hoe lang zij nog behandeling nodig zal hebben.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen en daaraan de schadevergoedingsmaatregel te verbinden.
Verdachtes raadsvrouwe heeft primair de niet-ontvankelijkheid bepleit en subsidiair bepleit de vordering te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden.
De rechtbank acht aannemelijk dat het bedrag van € 100,- voor iedere gewerkte dag een minimum betreft. In dat verband verwijst zij naar hetgeen in de bewijsmiddelen is opgenomen over haar werktijden, bezet zijn en het bedrag dat een van haar klanten gemiddeld betaalde. Dit komt ook overeen met de in dat kader naar de door mr. Koopsen aangehaalde arresten van het gerechtshof Amsterdam en van het gerechtshof Arnhem, van respectievelijk 18 februari 2010 en 15 juli 2009, waarin eveneens een bedrag van € 100,- per gewerkte dag werd aangehouden.
De rechtbank stelt vast dat het handelen van verdachte enorme impact heeft gehad en nog heeft op het leven van mevrouw [slachtoffer 1]. Dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het immateriële gedeelte van de vordering integraal kan worden toegewezen.
De rechtbank zal voorts ter zake van schadevergoeding aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van de geldsom van € 217.687,54 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
[slachtoffer 2] (gemachtigde mr. A. Koopsen) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een vordering van € 24.637,54 ingediend. Zij begroot haar materiële schade voorlopig op € 12.137,54 en de immateriële schade voorlopig op
€ 12.500,-. Zij verzoekt beide bedragen als voorschot toe te kennen.
Ter toelichting heeft zij gesteld dat zij gedurende de ten laste gelegde periode in de prostitutie soms wel 9 uur per dag werkte en dat zij soms wel tien tot twaalf klanten had. Zij moest al haar verdiensten aan verdachte afstaan. In de berekening gaat zij uit van een bedrag van € 100,- per dag aan afgestane inkomsten, gedurende 5 dagen per week; dit bedrag vermenigvuldigd met 24 weken (4 weken per maand gedurende een periode van 6 maanden) maakt € 12.000,-. Tevens is een bedrag van € 100,- voor de eigen bijdrage van rechtsbijstand en een bedrag van € 37,54 voor de kosten van de verklaring van de huisarts gevorderd. Mr. Koopsen heeft ter zitting benadrukt dat een zeer voorzichtige schatting is gemaakt.
Voor wat betreft de immateriële schade is verwezen naar een verslag van de huisarts betreffende mevrouw [slachtoffer 2] en een verklaring van de maatschappelijk werkster van GGZ Breburg. Uit deze stukken blijkt dat [slachtoffer 2] ernstige psychische schade heeft opgelopen, hetgeen geresulteerd heeft in een zelfmoordpoging.
Mr. Koopsen heeft ter terechtzitting toegelicht dat [slachtoffer 2] nog steeds zelfmoord als de enige oplossing ziet. Ze slikt anti-depressiva, die in verband met haar eigen veiligheid door de buurvrouw worden bewaard. Ze is voortdurend op haar hoede en ziet geen toekomst meer voor zich. De relatie met haar ouders is ernstig verstoord. Ze is hierdoor alles kwijtgeraakt: haar land, haar familie en haar geloof.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen en daaraan de schadevergoedingsmaatregel te verbinden.
Verdachtes raadsvrouwe heeft primair de niet-ontvankelijkheid bepleit en subsidiair bepleit de vordering te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden.
De rechtbank acht aannemelijk dat het bedrag van € 100,- voor iedere gewerkte dag een minimum betreft. In dat verband verwijst zij naar hetgeen in de bewijsmiddelen is opgenomen over haar werktijden, bezet zijn en het bedrag dat een van haar klanten gemiddeld betaalde. Dit komt ook overeen met de in dat kader naar de door mr. Koopsen aangehaalde arresten van het gerechtshof Amsterdam en van het gerechtshof Arnhem, van respectievelijk 18 februari 2010 en 15 juli 2009, waarin eveneens een bedrag van € 100,- per gewerkte dag werd aangehouden. De rechtbank gaat hierbij, in tegenstelling tot de berekening van mr. Koopsen waarin abusievelijk is uit gegaan van een periode van 24 weken, uit van een periode van 22 weken.
De rechtbank stelt vast dat het handelen van verdachte enorme impact op het leven van mevrouw [slachtoffer 2] heeft gehad. Dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het immateriële gedeelte van de vordering integraal kan worden toegewezen.
De rechtbank zal voorts ter zake van schadevergoeding aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van de geldsom van € 23.637,54 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Wettelijke rente
Omdat de schade voortvloeiend uit de thans onder 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten door de benadeelde partijen gefaseerd is geleden, dient de wettelijke rente naar het oordeel van de rechtbank een aanvang te nemen op de datum (ongeveer) gelegen in het midden van de totale bewezen verklaarde periode. Voor de benadeelde partij [slachtoffer 1] wordt die datum vastgesteld op 1 juli 2004; voor de benadeelde partij [slachtoffer 2] wordt die datum vastgesteld op 1 september 2009.
8.
De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 273f en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 250a, 250ter en 273a van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- -
spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- -
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- -
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- -
verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- -
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 jaren;
- -
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- -
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 217.537,54 bij wijze van voorschot, waarvan € 200.037,54 ter zake van materiële schade en € 17.500,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade, te weten 1 juli 2004, tot aan die van de algehele voldoening;
- -
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- -
veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 150,-;
- -
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] bij wijze van voorschot van € 23.537,54, waarvan € 11.037,54 ter zake van materiële schade en € 12.500 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade, te weten 1 september 2009, tot aan die van de algehele voldoening;
- -
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- -
verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- -
veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 100,-;
- -
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- -
benadeelde partij [slachtoffer 2], € 23.537,54, 152 dagen hechtenis,
- -
benadeelde partij [slachtoffer 1], € 217.537,54, 365 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- -
bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. Grapperhaus, voorzitter, mrs. I. Bruna en D.A.C. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 juni 2011.