Voorstel van wet houdende wijziging van de Faillissementswet in verband met de aanwijzing door de rechtbank van een beoogd curator ter bevordering van de afwikkeling van een eventueel faillissement en vergroting van de kansen op voorzetting van een onderneming of van een doorstart van rendabele bedrijfsonderdelen (Wet continuïteit ondernemingen I)
Artikel III
Geldend
Geldend vanaf 21-06-2016
1.
Indien het bij koninklijke boodschap van 1 september 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod) (Kamerstukken 34 011) tot wet is of wordt verheven en die wet tegelijk of later in werking treedt dan deze wet, dan wordt in artikel I van die wet in artikel 106a lid 1, onder schrapping van ‘of’ aan het slot van onderdeel d en onder vervanging van de punt door ‘; of’ aan het slot van onderdeel e, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- f.
sprake is geweest van een aanwijzing van een beoogd curator als bedoeld in artikel 363, eerste lid, en tijdens de periode dat die aanwijzing duurde of in het faillissement dat daarop is gevolgd, blijkt dat de bestuurder bij zijn verzoek om die aanwijzing onjuiste informatie heeft verschaft over de meerwaarde van de voorbereiding van het faillissement met het oogmerk het voorbereidingstraject op oneigenlijke gronden te gebruiken.
2.
Indien het bij koninklijke boodschap van 1 september 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod) (Kamerstukken 34 011) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt in artikel I van deze wet na onderdeel E een onderdeel ingevoegd, luidende:
- Ea.
In artikel 106a, eerste lid, wordt onder schrapping van ‘of’ aan het slot van onderdeel d en onder vervanging van de punt door ‘; of’ in onderdeel e, een lid toegevoegd, luidende:
- f.
sprake is geweest van een aanwijzing van een beoogd curator als bedoeld in artikel 363, eerste lid, en tijdens de periode dat die aanwijzing duurde of in het faillissement dat daarop is gevolgd, blijkt dat de bestuurder bij zijn verzoek om die aanwijzing onjuiste informatie heeft verschaft over de meerwaarde van de voorbereiding van het faillissement met het oogmerk het voorbereidingstraject op oneigenlijke gronden te gebruiken.