RvdW 2021/809
IPR. Procesrecht. Erkenning vreemd vonnis op voet art. 431 Rv; vereisten voor erkenning. Openbare-orde-exceptie; niet-ontvankelijkheidverklaring door EHRM. Uitputting rechtsmiddelen in land van herkomst. Omvang inhoudelijke beoordeling in procedure op voet art. 431 lid 2 Rv; bewijskracht vreemd vonnis.
HR 16-07-2021, ECLI:NL:HR:2021:1170
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 juli 2021
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons
- Zaaknummer
20/00819
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1170, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑07‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:102, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑02‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑04‑2020
- Wetingang
Essentie
IPR. Procesrecht. Erkenning vreemd vonnis op voet art. 431 Rv; vereisten voor erkenning. Openbare-orde-exceptie; niet-ontvankelijkheidverklaring door EHRM. Uitputting rechtsmiddelen in land van herkomst. Omvang inhoudelijke beoordeling in procedure op voet art. 431 lid 2 Rv; bewijskracht vreemd vonnis.
Samenvatting
Naar commuun internationaal privaatrecht is uitgangspunt dat een buitenlandse beslissing in Nederland in beginsel wordt erkend indien (i) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is, (ii) de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.