Rb. Amsterdam, 18-09-2009, nr. 3202/09
ECLI:NL:RBAMS:2009:BK5961
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
18-09-2009
- Magistraten
Mr. S.G. Ellerbroek
- Zaaknummer
3202/09
- LJN
BK5961
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2009:BK5961, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 18‑09‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2009-0937
VAAN-AR-Updates.nl 2009-0937
Uitspraak 18‑09‑2009
Inhoudsindicatie
Opzegging arbeidsovereenkomst door werkgever in strijd met contractuele opzegtermijn. Bedoelde opzegtermijn stemt niet overeen met artikel 7:672 lid 6 BW en is ingevolge artikel 3:40 BW vernietigbaar. Bij gebreke van een beroep op vernietiging door werknemer laat de kantonrechter het beroep op conversie buiten beschouwing en kent gefixeerde schadevergoeding toe.
Mr. S.G. Ellerbroek
Partij(en)
Vonnis in de zaak:
[eiser],
eiser,
wonende te [woonplaats],
gemachtigde: mr. E.C. Adriaanse,
tegen
TIME WARNER PUBLISHING B.V.,
gedaagde,
gevestigd te Amsterdam,
gemachtigde: mr. A.M. Bos.
Verloop van de procedure
Partijen worden verder aangeduid als [eiser] en TW4.
Bij tussenvonnis van 7 mei 2009 is de zaak verwezen naar de rolzitting voor schriftelijk voortprocederen.
[eiser] nam een schriftelijke conclusie van repliek.
TW4 nam een schriftelijke conclusie van dupliek.
Daarna is vonnis gevraagd.
Gronden van de beslissing
1. Feiten
1.1
Als over en weer gesteld en niet of onvoldoende gemotiveerd betwist staat tussen partijen het volgende vast.
1.2
[eiser] is op 1 januari 2006 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst van TW4 getreden.
1.3
De schriftelijke arbeidsovereenkomst bevat de volgende bepalingen:
(Artikel 3.4)
‘After the trial period, this agreement may be terminated by either party with due obser-vance of a notice period of 3 months for the Employee and 3 months for the Employer’.
(Artikel 5)
‘The Employee will receive a 13th month payment in December provided that the Employee is still employed by the Employer on December the 31th of that year. If the employment contract commences during the year or the working hours change, the 13th month payment will be pro rated’.
(Artikel 6)
‘In your position of Support Services Director, you will be eligible to participate in the companies Associate Incentive Plan (AIP). Your bonus opportunity will amount to 30% of the base salary (base salary = monthly salary + holiday allowance as described in art. 4) and is payable upon successful delivery of your annual objectives’.
1.4
Nadat zij een ontslagvergunning had verkregen, heeft TW4 de arbeidsovereenkomst bij brief van 17 december 2007 opgezegd tegen 31 januari 2008.
2. Vordering
2.1. Onregelmatig ontslag
2.1.1
[eiser] beroept zich op artikel 7:672 lid 6 BW, dat —voor zover hier van belang— bepaalt dat bij contractuele verlenging van de wettelijke opzegtermijn de termijn van opzegging voor de werkgever niet korter mag zijn dan het dubbele van die voor de werknemer.
2.1.2
Naar de opvatting van [eiser] moet die bepaling leiden tot conversie van artikel 3.4 van de arbeidsovereenkomst, in die zin dat voor TW4 een opzegtermijn van zes maanden gold. [eiser] stelt dat artikel 3.4 van de arbeidsovereenkomst niet nietig, maar vernietigbaar is en dat alleen hij en niet TW4 een beroep op die vernietigbaarheid zou kunnen doen.
2.1.3
Rekening houdende met aftrek van een maand ingevolge artikel 7:672 lid 4 BW (omdat een ontslagvergunning was verleend) had TW4 daarom volgens [eiser] per saldo een opzegtermijn van vijf maanden in acht moeten nemen.
2.1.4
Wegens onregelmatigheid van het ontslag maakt [eiser] aanspraak op schadeloosstelling ten bedrage van het loon over vier maanden.
2.1.5
Subsidiair stelt [eiser] dat TW4 de contractuele opzegtermijn van drie maanden had moeten hanteren, en vordert hij wettelijke schadeloosstelling ten bedrage van het loon over één maand.
2.1.6
Naar het oordeel van [eiser] moeten bij de bepaling van het bedrag van de wettelijke schadeloosstelling naast het vaste loon en de vakantietoeslag ook zijn aanspraken in aanmerking worden genomen op dertiende maand, bonus en andere ‘fringe benefits’.
2.2. Dertiende maand
2.2.1
[eiser] vordert een pro rata (1/12) deel van de dertiende maand over de maand januari 2009.
3. Verweer
3.1
TW4 verweert zich tegen beide onderdelen van de vordering. De gronden van haar verweer komen hierna aan de orde.
4. Beoordeling
4.1. Onregelmatig ontslag
4.1.1
Ingevolge artikel 7:672 lid 3 bedraagt de wettelijke opzegtermijn voor de werknemer in een geval als dit één maand.
4.1.2
Lid 6 van genoemd artikel bepaalt dat schriftelijk kan worden afgeweken van de termijn bedoeld in lid 3, maar schrijft dwingend voor dat de termijn voor de werknemer niet langer mag zijn dan zes maanden en niet korter dan het dubbele van de termijn die geldt voor de werkgever.
4.1.3
Artikel 3.4 van de arbeidsovereenkomst is strijdig met dit dwingende voorschrift, omdat de in dat beding aan [eiser] voorgeschreven opzegtermijn korter is dan het dubbele van de termijn die geldt voor TW4.
4.1.4
Ingevolge artikel 3:40 BW leidt strijd met een dwingende wetsbepaling tot nietigheid van een rechtshandeling, maar, indien de bepaling uitsluitend strekt ter bescherming van één der partijen bij een meerzijdige rechtshandeling, slechts tot vernietigbaarheid, een en ander voor zover niet uit de strekking van de bepaling anders voortvloeit.
4.1.5
Artikel 7:672 lid 6 is redelijkerwijs niet vatbaar voor een andere uitleg dan dat deze uitsluitend strekt ter bescherming van de werknemer. De bepaling heeft tot gevolg dat (ook) bij contractuele afwijking van de wettelijke opzegtermijn voor de werknemer een kortere termijn geldt dan voor de werkgever. Het belang van de werkgever is daarmee niet gediend.
4.1.6
Derhalve is artikel 3.4 van de arbeidsovereenkomst niet nietig maar vernietigbaar. Dat bij de totstandkoming van artikel 7:672 lid 6 BW door de regering blijk is gegeven van een andere opvatting (Kamerstukken II 1998/99, 26 257, nr. 7 p. 14) leidt niet tot een ander oordeel. Die opvatting strookt niet met artikel 3:40 BW.
4.1.7
[eiser] heeft er (uitdrukkelijk, zie de dagvaarding onder 12) voor gekozen om zich niet te beroepen op de vernietigbaarheid van artikel 3.4. Daaruit volgt dat het beding tussen partijen geldt en dat TW4 dus een opzegtermijn van twee maanden (drie ingevolge artikel 3.4 min één ingevolge artikel 7:672 lid 4) in acht had moeten nemen, derhalve één maand meer dan nu is gebeurd.
4.1.8
Conversie van een rechtshandeling kan blijkens de bewoordingen van artikel 3:42 BW slechts aan de orde zijn, wanneer sprake is van een nietigheid (al dan niet na vernietiging) van een rechtshandeling. Omdat hier geen sprake is van nietigheid/vernietiging kan het over en weer betoogde met betrekking tot conversie hier buiten beschouwing blijven.
4.1.9
[eiser] maakt aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 4 jo. artikel 680 lid 1 BW. Ingevolge laatstgenoemde bepaling en hetgeen hiervoor onder 4.1.7 is overwogen, is die wettelijke schadeloosstelling gelijk aan het bedrag van het in geld vastgesteld loon plus vakantiegeld over één maand.
4.1.10
Onomstreden is dat ten tijde van de opzegging een vast loon gold van € 12.638,00 bruto per maand en dat [eiser] aanspraak had op 8% vakantiegeld.
4.1.11
Artikel 5 van de arbeidsovereenkomst bepaalt met zoveel woorden dat alleen aanspraak bestond op een dertiende maand als [eiser] op 31 december van het be-treffende jaar nog in dienst was. Voor wat betreft 2008 is dat niet het geval en er is daarom geen grond om een pro rato deel van een dertiende maand op te nemen in de schadeloosstelling.
4.1.12
Uit artikel 6 van de arbeidsovereenkomst volgt dat [eiser] ook slechts een voorwaardelijke aanspraak had op bonus, te weten voor het geval van verwezenlijking van de ten aanzien van hem voor de duur van een jaar geldende doelstellingen (‘annual ob-jectives’). Omdat de arbeidsovereenkomst op 1 februari 2008 is geëindigd, kan van die verwezenlijking geen sprake zijn geweest, en dat is ook niet gesteld of gebleken. Evenmin kan gezegd worden dat het dienstverband al zover in het jaar was gevorderd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om geen rekening te houden met een vooruitzicht op bonus.
4.1.13
Onder ‘fringe benefits’ verstaat [eiser] het gebruik van een lease-auto, pensioenbijdrage, bijdrage ziektekostenverzekering en bijdrage opleidingskosten. Dergelijke emolumenten kunnen evenwel niet worden aangemerkt als loon in de zin van artikel 7:680 BW.
4.1.14
Het vorenstaande leidt tot een verklaring voor recht als hierna geformuleerd en tot toewijzing van een bedrag ad € 13.649,04 (€ 12.638,00 plus 8% vakantiegeld) ter zake van het onregelmatig ontslag.
4.2. Dertiende maand
4.2.1
Uit hetgeen is overwogen onder 4.1.11 volgt dat dit onderdeel van de vordering niet toewijsbaar is.
4.3. Slotoverwegingen
4.3.1
[eiser] heeft gevorderd te bepalen dat het aan hem toekomende bedrag desverlangd zal worden betaald aan een door hem aan te wijzen stamvennootschap of pensioenlichaam. TW4 heeft zich daartegen op zich niet verzet.
4.3.2
Partijen zijn over en weer op bepaalde punten in het ongelijk gesteld. De gedingkosten zullen daarom worden gecompenseerd
Beslissing
- I.
Voor recht wordt verklaard dat TW4 het dienstverband onregelmatig heeft opgezegd, dat TW4 een opzegtermijn van twee maanden had moeten hanteren in plaats van één maand die zij heeft aangehouden en dat TW4 deswege schadeplichtig is.
- II.
TW4 wordt veroordeeld om aan [eiser] dan wel, als [eiser] dat verzoekt, aan een door [eiser] aan te wijzen stamvennootschap of pensioenlichaam te voldoen de som van € 13.649,04 bruto, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31 januari 2008 tot de voldoening.
- III.
Deze veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.
- IV.
Ieder van partijen draagt de eigen proceskosten.
Aldus gewezen te Amsterdam door mr. S.G. Ellerbroek, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 september 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.