Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2003/109/EG betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen
Artikel 8 EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen
Geldend
Geldend vanaf 20-05-2011
- Bronpublicatie:
11-05-2011, PbEU 2011, L 132 (uitgifte: 19-05-2011, regelingnummer: 2011/51/EU)
- Inwerkingtreding
20-05-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2011, PbEU 2011, L 132 (uitgifte: 19-05-2011, regelingnummer: 2011/51/EU)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
1.
De status van langdurig ingezetene is permanent, onverminderd artikel 9.
2.
De lidstaten verstrekken aan langdurig ingezetenen een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. De verblijfsvergunning is ten minste vijf jaar geldig. De vergunning wordt, indien nodig en op verzoek, bij het verstrijken van die periode automatisch verlengd.
3.
Een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen mag worden afgegeven in de vorm van een sticker of van een afzonderlijk document. De vergunning wordt afgegeven volgens de voorschriften en het standaardmodel van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfsvergunningen voor onderdanen van derde landen (1). In de rubriek ‘soort vergunning’ vermelden de lidstaten ‘EG-langdurig ingezetene’.
4.
Wanneer een lidstaat een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen afgeeft aan een onderdaan van een derde land aan wie hij internationale bescherming heeft verleend, brengt hij op die EU-verblijfsvergunning de volgende opmerking in de rubriek ‘opmerkingen’ aan: ‘Internationale bescherming verleend op [datum] door [naam van de lidstaat]’.
5.
Wanneer een tweede lidstaat een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen afgeeft aan een onderdaan van een derde land die reeds een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen bezit die door een andere lidstaat is afgegeven en die de in lid 4 bedoelde opmerking bevat, brengt de tweede lidstaat dezelfde opmerking op de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen aan.
Voordat de tweede lidstaat de in lid 4 bedoelde opmerking aanbrengt, verzoekt hij de in die opmerking vermelde lidstaat informatie te verschaffen over de vraag of de langdurig ingezetene nog steeds internationale bescherming geniet. De in de opmerking vermelde lidstaat antwoordt op het verzoek om informatie uiterlijk één maand na de ontvangst van het verzoek om informatie. Indien de internationale bescherming bij een definitief besluit is ingetrokken, brengt de tweede lidstaat die opmerking niet aan.
6.
Indien de verantwoordelijkheid voor de internationale bescherming van de langdurig ingezetene overeenkomstig de desbetreffende internationale instrumenten of het nationaal recht aan de tweede lidstaat werd overgedragen na de afgifte van de in lid 5 bedoelde EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, wijzigt de tweede lidstaat uiterlijk drie maanden na de overdracht van verantwoordelijkheid de in lid 4 bedoelde opmerking in overeenkomstige zin.
Voetnoten
PB L 157 van 15.6.2002, blz. 1.