JAR 2012/276
Matiging loonvordering. Verschilt de maatstaf voor de matigingsbevoegdheid van de rechter op grond van art. 6:248 lid 2 BW van die van art. 7:680a BW?
HR 28-09-2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9867
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 september 2012
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, J.C. van Oven, A.H.T. Heisterkamp, M.A. Loth, G. Snijders
- Zaaknummer
11/02655
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- LJN
BW9867
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2012:BW9867, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑09‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BW9867, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑09‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑05‑2011
- Wetingang
BW art. 6:248, 7:680a
Essentie
Vanaf 1975 nam werknemer deel aan een consignatieregeling. Hiervoor kreeg hij een vaste consignatietoeslag per maand. Indien hij daadwerkelijk tijdens een consignatiedienst werd opgeroepen, ontving hij een (variabele) overwerkvergoeding op uurbasis. De toepasselijke cao bepaalt dat geen compensatie wordt gegeven als de consignatiedienst door schuld van de werknemer werd beëindigd. De consignatieregeling is per 15 december 2004 door de werkgever stopgezet in verband met geconstateerde afwezigheid. De arbeidsovereenkomst is door gebruik van de vroegpensioenregeling op 1 januari 2007 geëindigd. Werknemer vordert (onder meer) doorbetaling van de consignatietoeslag vanaf 15 december 2004 tot 1 januari 2007.
Het hof heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.