NJB 2018/1050:Aanbesteding. Duidelijk grensoverschrijdend belang. Samenhang met HR 18 mei 2018, 17/00486, ECLI:NL:HR:2018:720, hierna afgedrukt. Bij het sluiten van concessieovereenkomsten voor diensten (zoals in dit geval voor de exploitatie van rechten tot het plaatsen van buitenreclame in Rotterdam) moeten de Europeesrechtelijke beginselen van aanbestedingsrecht in acht worden genomen indien sprake is van een duidelijk grensoverschrijdend belang. Is daar in het onderhavige geval sprake van? Het hof oordeelt voorshands bevestigend. Hoge Raad: Een duidelijk grensoverschrijdend belang kan met name blijken uit de economische waarde van de geplande overeenkomst, bezien in samenhang met de plaats van uitvoering en de specifieke kenmerken ervan. Het gaat hier niet om vereisten waaraan voldaan dient te zijn, maar om factoren die in het bijzonder van belang kunnen zijn. De rechter moet ook de eventuele andere relevante omstandigheden in zijn oordeel betrekken. Andere factoren zijn het belang van in andere lidstaten gevestigde ondernemers, mits dit belang reëel en niet fictief is, en de omstandigheid dat eventuele uit andere lidstaten afkomstige inschrijvers geconfronteerd kunnen worden met eisen en extra lasten in verband met de verplichting zich aan te passen. Niet is vereist dat marktdeelnemers daadwerkelijk belangstelling hebben geuit. Het cassatieberoep wordt verworpen