NJB 2018/1374
Bestanddeel ‘bewegen’ in art. 248a Sr: onjuist is de opvatting dat hiervan slechts sprake kan zijn wanneer blijkt van het breken van psychische weerstand. Van het in deze bepaling door het bestanddeel 'beweegt' tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen
HR 26-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:1013
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 juni 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
17/01254
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1013, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑06‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:683, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑05‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑11‑2017
- Wetingang
(art. 248a Sr)
Essentie
Bestanddeel ‘bewegen’ in art. 248a Sr: onjuist is de opvatting dat hiervan slechts sprake kan zijn wanneer blijkt van het breken van psychische weerstand. Van het in deze bepaling door het bestanddeel 'beweegt' tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort gezegd – ‘door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.