Ktg. Terneuzen, 19-01-2005, nr. 04/1876
ECLI:NL:RBMID:2005:AS8825
- Instantie
Kantongerecht Terneuzen
- Datum
19-01-2005
- Zaaknummer
04/1876
- LJN
AS8825
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMID:2005:AS8825, Uitspraak, Rechtbank Middelburg, 19‑01‑2005; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2007:BA6359, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
JA 2005/40
JAR 2005/76 met annotatie van Mr. M.S.A. Vegter
Uitspraak 19‑01‑2005
Inhoudsindicatie
Ook psychisch letsel kan schade in de zin van art. 7:658 BW opleveren. De functie bracht voor de werknemer psychische druk voor de werknemer met zich mee die inherent is aan het functieniveau. Niet gebleken is dat de werkgever bekend was of behoorde te zijn met een zodanige langdurige overbelasting van werknemer dat dit tot aan werkgever toe te rekenen schade van psychische aard kon leiden. Geen aansprakelijkheid op grond van art. 7:658 BW en dus ook niet op grond van art. 7:611 BW.
Rolnr: 04/1876
Uitspraak: 19 januari 2005
Rechtbank Middelburg
Sector kanton - zitting te Terneuzen
V O N N I S
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
verder te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. E.P.H. Verdeuzeldonk,
t e g e n :
de besloten vennootschap
DOW BENELUX B.V,
statutair gevestigd te Hoek,
gedaagde partij,
verder te noemen: Dow,
gemachtigde: mr. A.C. Steensma.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 14 juli 2004,
- conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
de beoordeling van de zaak
1. [eiser] vordert:
a. de verklaring voor recht dat Dow aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden of zal lijden uit hoofde als omschreven in de dagvaarding;
b. de veroordeling van Dow tot voldoening van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met wettelijke rente;
c. toekenning van een voorschot op de onder b bedoelde schadevergoeding ter hoogte van € 350.000,--;
d. de veroordeling van Dow in de proceskosten.
Dow betwist de vordering.
2.1. [eiser] is geboren op 28 april 1946 en sinds 1968 in dienst van Dow. In 1986 promoveerde hij tot een A1 functie. Nadat [eiser] had gewerkt als Projectmanager Site Logistics in Terneuzen is hem een functie aangeboden in het Dow International Service Center in Antwerpen. [eiser] heeft deze functie aanvaard. Deze functie bracht met zich mee dat [eiser] vele internationale reizen maakte voor de uitvoering van projecten.
2.2. Vanaf 1998 heeft [eiser] het salaris genoten van een A2 functie dat hoger is dan dat van een A1 functie. In 2002 heeft [eiser] bij Dow de functie van Senior Supply Chain Specialist aanvaard. Volgens de aankondiging in het Job Announcement System van Dow is dit een functie in het niveau A2. Het salaris van [eiser] beloopt € 5.939,- bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en een eindejaarsuitkering ter hoogte van een bruto maandsalaris.
2.3. Vanaf 24 april 2002 is [eiser] arbeidsongeschikt. Vanaf 23 april 2003 ontvangt hij een WAO-uitkering naar een arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Dow heeft [eiser] het volledige loon doorbetaald tot 23 april 2004 onder aftrek van de WAO-uitkering. Sindsdien vult zij de uitkering aan tot 70% van het loon.
3.1. Aan zijn vordering legt [eiser] het volgende ten grondslag. In 1991 heeft hij onder druk van Dow de baan aanvaard waarin hij moest gaan werken aan internationale IT-projecten. Daarin is naar zijn gevoel onvoldoende en te eenzijdig gebruik gemaakt van zijn kennis, kunde en ervaring. In elf jaar heeft hij circa 19 leidinggevenden gehad die zich eigenlijk niet om hem bekommerden. Zijn onvrede over zijn werksituatie werd soms aangehoord maar leidde in geen geval tot acties van de kant van Dow. Ook de salarispositie van [eiser] raakte in het slop.
3.2. In 1995 en 1996 manifesteerden zich de eerste klachten van overspannenheid. Daarna veranderde er niets bij Dow, hoewel [eiser] onverminderd pogingen bleef ondernemen om zijn onvrede over zijn werksituatie bij zijn leidinggevenden te ventileren. Onder druk van Dow toonde [eiser] zich bereid projecten te aanvaarden die hij aanvankelijk had geweigerd. Toezeggingen om op de hoogte te worden gesteld van mogelijke passende functies werden door Dow niet nagekomen. [eiser] bleef zich niettemin volledig inzetten en rondde op succesvolle wijze projecten af. Een speciale beloning werd hem geweigerd. Zelfs werd hij 2% in salarispositie teruggezet. [eiser] ondervond toen opnieuw stress- gerelateerde klachten waar de Arbo-dienst van Dow niets mee deed. Hij maakte toen ook meermalen aan meerdere personen bekend het niet langer vol te houden zich op volle kracht te blijven inzetten voor Dow. De vele trips naar het buitenland met vliegreizen, talloze hotelovernachtingen, de aflevering van het ene na andere project en het gebrek aan waardering begonnen hun tol te eisen. Niettemin vond [eiser] geen gehoor bij Dow. In het laatste project waaraan [eiser] heeft gewerkt kreeg hij te laat ondersteuning en werd hij op een zijspoor gezet. Daarna viel [eiser] uit. Verder is Dow te kort geschoten in de reïntegratie-inspanningen zoals ook UWV GAK heeft bevestigd.
3.3. [eiser] is als gevolg van de wijze waarop en de voorwaarden waaronder hij in de elf jaar voorafgaand aan zijn ziekmelding zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten, verzeild geraakt in een burn out. Dow heeft in die voorliggende periode wanprestatie gepleegd en is voor zijn arbeidsongeschiktheid en alle schade die hieruit voor hem voortvloeit of zal voortvloeien aansprakelijk, primair op grond van artikel 7:658 en subsidiair op grond van artikel 7:611 BW.
3.4. Daarnaast heeft Dow jegens [eiser] wanprestatie gepleegd door vanaf 1991 geen juiste functieclassificatie te hanteren voor [eiser].
3.5. Vanaf 23 april 2004 heeft [eiser] maandelijks een inkomensschade van € 2.027,71. Een voorschot op inkomensschade van tenminste € 100.000,- is geïndiceerd. Bovendien vordert hij een voorschot betaling op immateriële schade van
€ 25.000,-- en van € 2.000,-- aan medische kosten in verband met bezoeken aan de behandelend psychiater. Verder heeft hij € 40.685,91 aan buitengerechte-lijke kosten gemaakt. De onjuiste functieclassificatie leidt tot een schade van € 13.680,-- per jaar, welke schade door werkt op de toegekende bonussen. Dit rechtvaardigt een voorschotbetaling van € 200.000,--, zodat alles bijeen genomen een voorschotbetaling van € 350.000,-- valt te billijken.
3.6. Dow bestrijdt de vordering in al haar onderdelen.
De arbeidsomstandigheden
4.1. Aan zijn vordering legt [eiser] primair ten grondslag dat Dow niet heeft voldaan aan haar verplichting voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De schade die [eiser] stelt te lijden vindt haar grond in klachten van psychische aard, te weten een burn out syndroom. De kantonrechter deelt niet de stelling van Dow dat lichamelijk letstel wel maar psychisch letstel niet valt onder de reikwijdte van artikel 7:658 BW. De wet biedt voor een dergelijke beperking van het schadebegrip geen grond.
4.2. De functie die [eiser] in de jaren van 1991 tot 2002 heeft vervuld, brengt ongetwijfeld een psychische belasting met zich mee voor de werknemer die de functie vervult. Te denken valt aan het vele internationale reizen en de druk die uitgaat van de doelstelling om gecompliceerde projecten tijdig tot een goed einde te brengen. Een dergelijke druk is inherent aan een bepaald functieniveau. In het algemeen brengt echter het belasten van een werknemer met een dergelijke functie niet alleen al daardoor met zich mee dat de werkgever niet voldoet aan de op hem rustende zorgplicht. Voorts heeft Dow onweersproken gesteld dat het ziekteverzuim binnen haar onderneming laag is en uitval wegens stress of stressgerelateerde klachten niet of nauwelijks voorkomt.
4.3. Niettemin kan Dow aansprakelijk worden gehouden wegens - kort samengevat - overbelasting van [eiser] in zijn werkzaamheden. Voorwaarde is dan wel dat Dow bekend was of behoorde te zijn met een zodanige langdurige overbelasting van [eiser] in zijn werkzaamheden dat dit tot aan haar toe te rekenen schade van psychische aard kon leiden. [eiser] vervulde een functie met een grote mate van eigen verantwoordelijkheid. Van hem kon dan ook worden verlangd de aandacht van Dow te vragen voor overbelasting in zijn werk. [eiser] stelt dit veelvuldig te hebben gedaan, hetgeen Dow betwist. Het is dan ook aan [eiser] om zijn stellingen op dit punt aannemelijk te maken.
4.4. [eiser] stelt in 1999 zich wegens stressgerelateerde klachten te hebben gemeld bij de Arbo-dienst van Dow, die heeft aangegeven voor nadere opvolging te zullen zorgdragen, wat nimmer is gebeurd. Dow heeft daarop geantwoord met een beroep op een notitie van haar bedrijfsarts, inhoudende dat hij na melding van de klachten door [eiser] aan de verpleegkundige een gesprek heeft gehad met [eiser] waarin hij hem adviezen heeft gegeven teneinde een beter evenwicht te vinden tussen de belasting en de draagkracht. Een interventie vanwege de bedrijfsarts was zijns inziens niet noodzakelijk en werd door [eiser] niet gewenst. [eiser] reageert daarop met de stelling dat dit gesprek niet heeft plaatsgehad. De kantonrechter overweegt hierover dat het dan op de weg had gelegen van [eiser] om nogmaals aandacht te vragen bij de Arbo-dienst voor zijn probleem. Niet gesteld of gebleken is dat [eiser] dat heeft gedaan.
4.5. In de dagvaarding stelt [eiser] onverminderd pogingen te hebben ondernomen om zijn onvrede over zijn werksituatie te ventileren bij zijn leidinggevenden en dat hij meermalen aan meerdere personen kenbaar heeft gemaakt dat hij het niet langer volhoudt zich op volle kracht te blijven inzetten voor Dow. Na betwisting van een en ander door Dow voert [eiser] bij conclusie van repliek aan dat hij, als hard werkend man van de oude stempel, zijn onvrede en klachten niet van de toren heeft geblazen maar op den duur wel op bescheiden wijze enkele malen aan de orde heeft gesteld. Afgezien van het feit dat [eiser] hiermee zijn aanvankelijke stellingen op zijn minst genomen aanmerkelijk nuanceert, geeft hij onvoldoende duidelijk aan hoe en wanneer hij de over-belasting in zijn werkzaamheden bij Dow aan de orde heeft gesteld voor 2001.
4.6. [eiser] heeft als productie 2 bij dagvaarding zeer uitgebreid verslag gedaan van zijn bevindingen over de arbeidsovereenkomst in de periode 1991 tot 2002. Daaruit blijkt dat hij bij diverse leidinggevenden aandacht heeft gevraagd voor zijn frustratie en teleurstelling over zijn carrièreverloop en de waardering en honorering van de kant van Dow. In dat verslag maakt hij evenwel geen melding van uitlatingen aan zijn leidinggevenden die erop neer komen dat hij langdurig overbelast werd. Verder heeft [eiser] diverse malen schriftelijk de aandacht van zijn leidinggevenden gevraagd voor de honorering van zijn werkzaamheden. Ook in die stukken heeft de kantonrechter onvoldoende aanknopingspunt kunnen vinden voor de stelling dat Dow ermee bekend was of behoorde te zijn dat [eiser] in zijn werkzaamheden voor Dow langdurig overbelast werd. Ook het feit dat [eiser] in 2000 een functie heeft aanvaard met volgens de omschrijving “Periods of high amount of travel” is niet een aanwijzing dat het vele reizen voor [eiser] te belastend werd.
4.7. Vanaf mei 2001 was een zekere [naam leidinggevende] leidinggevende van [eiser]. In de contacten tussen beiden heeft [eiser] aangegeven dat hij “was interested in retiring”. Ook hieruit volgt niet zonder meer dat het voor Dow duidelijk werd dat [eiser] naar zijn inzicht overbelast werd in zijn werk. Het komt er dan ook op neer dat [eiser] niet tijdig voor zijn uitval op 24 april 2002 aan Dow bekend heeft gemaakt dat hij in zijn werk langdurig overbelast werd of dreigde te worden.
4.8. De stelling dat [eiser] in zijn werk met teveel leidinggevenden te maken heeft gehad en te weinig waardering voor zijn werk ondervond kan niet de conclusie dragen dat Dow te kort is geschoten in haar zorgplicht op grond van artikel 7:658 BW.
4.9. De kantonrechter komt dan ook tot de slotsom dat de vordering, gebaseerd op dit artikel, niet toewijsbaar is. Nu niet is gebleken dat Dow niet heeft voldaan aan de in dat artikel bedoelde zorgplicht, is er geen ruimte om aan te nemen dat Dow op grond van de normen van goed werkgeverschap verplicht is tot schadevergoeding aan [eiser] wegens de arbeidsomstandigheden (HR 17 november 1998, NJ 1990, 572).
De reïntegratie-inspanningen van Dow
5.1. De werkgever van de arbeidsongeschikte werknemer heeft wettelijke verplichtingen tot reïntegratie van de werknemer. Indien de werkgever deze verplichtingen niet voldoende nakomt, kan dat ingevolge artikel 71a WAO leiden tot verlenging van de loondoorbetalingverplichting van de werkgever.
5.2. De uitvoeringsinstelling UWV GAK heeft ondanks bezwaren van [eiser] bij beschikking van 29 april 2004 geweigerd de verplichting van Dow tot doorbetaling van loon te verlengen. Verder geldt dat voor reïntegratie in Dow de medewerking van [eiser] nodig is. In zijn in productie 2 bij dagvaarding overgelegde verslag van 13 februari 2003 schrijft [eiser] dat er geen affiniteit en loyaliteit jegens Dow meer over is en dus ook geen basis meer aanwezig is voor verdere samenwerking. Onaannemelijk is daarom dat reïntegratie-inspanningen van Dow met succes zouden kunnen worden bekroond. Er is derhalve geen sprake van enige schade van [eiser] als gevolg van het mogelijk tekortschieten van Dow in haar reïntegratie-inspanningen.
De honorering van [eiser]
6.1. Niet gesteld of gebleken is dat Dow een lager salaris aan [eiser] heeft betaald dan waartoe zij op grond van wettelijke voorschriften was gehouden.
6.2. [eiser] beroept zich op toezeggingen van de kant van Dow, op grond waarvan laatstgenoemde gehouden was een hoger te loon te betalen dan zij heeft betaald. [eiser] doet daarop een beroep op verklaringen van vroegere leiding-gevenden. [leidinggevende 4] schrijft: “Het job niveau voor deze implementatie activiteiten was maximaal A2”. [leidinggevende 2] spreekt van “suggestions that he was promised promotions from A2 to L1”. [leidinggevende 3] schrijft “I had told him ... that over time we would work to match his pay with his performance”. In deze verklaringen kan de kantonrechter echter niet lezen dat namens Dow toezeggingen zijn gedaan die de vordering van [eiser] kunnen dragen. De omstandigheid dat bepaalde werkzaamheden maximaal niveau A2 hadden, betekent niet dat die activiteiten met A1 onderbetaald werden (de verklaring van [leidinggevende 4] betreft de periode waarin [eiser] nog A1 werd betaald). [leidinggevende 2] stelt in zijn verklaring dat beloften van promotie van A2 tot L1 niet door hem werden gemaakt in reactie op suggesties van [eiser] het tegendeel. Ook aan de verklaring van [leidinggevende 3] valt niet een toezegging te ontlenen van een hoger salaris.
6.3. Verder doet [eiser] bij conclusie van repliek een beroep op diverse stukken, te weten “Grade Differentiators” een “Competency Matrix”, een omschrijving van ontwikkelingsstadia en de competentieprofielen van de Supply Project Manager. Zonder toereikende toelichting, die [eiser] niet heeft gegeven, kan de kantonrechter daaruit niet afleiden dat Dow [eiser] minder aan loon betaalde dan zij hem behoorde te betalen.
7. De kantonrechter komt dan ook tot de slotsom dat de vordering van [eiser] geheel voor afwijzing in aanmerking komt. In beginsel behoort hij dan ook te worden veroordeeld in de proceskosten. Om de verhoudingen tussen partijen niet verder te belasten en omdat [eiser] na zeer lang voor Dow te hebben gewerkt arbeidsongeschikt is geworden, zal de kantonrechter van een dergelijke proceskostenveroordeling afzien en de kosten compenseren.
DE BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
bepaalt dat zowel [eiser] als Dow de eigen proceskosten moeten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.