HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6138.
HR, 18-03-2014, nr. 12/02880
ECLI:NL:HR:2014:649
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-03-2014
- Zaaknummer
12/02880
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:649, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑03‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:167
ECLI:NL:PHR:2014:167, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑01‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:649
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0137
Uitspraak 18‑03‑2014
Inhoudsindicatie
Onttrekking aan het verkeer. Nu de bestreden uitspraak niets inhoudt omtrent de vaststelling van enig strafbaar feit, is niet voldaan aan het vereiste van art. 36b.1 aanhef en onder 3 Sr.
Partij(en)
18 maart 2014
Strafkamer
nr. 12/02880
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 mei 2012, nummer23/000879-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.
1. Geding in cassatie
Het beroep – dat blijkens de akte van cassatie niet is gericht tegen de gegeven vrijspraak – is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak voor zover aan zijn oordeel onderworpen zal vernietigen en een zodanige beslissing zal nemen die hij op grond van art. 440 Sv gepast acht.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel behelst de klacht dat de onttrekking aan het verkeer is bevolen zonder dat is vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan.
2.2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 06 juni 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, aan boord van een luchtvaarttuig of op een luchtvaartterrein als omschreven in artikel 1 van de Luchtvaartwet (een) wapen(s) van categorie III, te weten - een revolver, merk North American Arms Inc, kaliber .22 Long en/of - een pistool, merk Colt, kaliber .380 auto, en/of bij die/dat wapen(s) behorende munitie van categorie III, te weten - vijf (5) scherpe patronen, kaliber .22 Long en/of - vijf (5) scherpe patronen, kaliber .380 Auto, voorhanden heeft gehad."
2.2.2.
De verdachte is hiervan vrijgesproken. Deze vrijspraak is als volgt gemotiveerd:
"Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken."
2.2.3.
Voorts is de onttrekking aan het verkeer bevolen van de volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- een revolver, kleur zilver, North American g 43488;
- een pistool, kleur zwart, Colt MK '80 mu55680.
Deze beslissing is als volgt gemotiveerd:
"Aangezien het bezit van de in de tenlastelegging genoemde, inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven, wapens in strijd is met de wet, zal het hof de onttrekking aan het verkeer daarvan gelasten."
2.3.
Art. 36b, eerste lid aanhef onder 3°, Sr luidt:
"1. Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden uitgesproken:
(...)
3° bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan."
2.4.
De verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde. Bij gebreke van een bewezenverklaring is de rechter in het kader van het beslissingsschema van art. 350 Sv dus niet toegekomen aan de vraag of sprake was van een strafbaar feit. Nu de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen is bevolen maar de bestreden uitspraak niets inhoudt omtrent de vaststelling van enig strafbaar feit, is niet voldaan aan het vereiste van art. 36b, eerste lid aanhef onder 3°, Sr.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak – voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen – niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, dus uitsluitend wat betreft de beslissing ter zake van de onttrekking aan het verkeer van de hiervoor genoemde inbeslaggenomen voorwerpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 maart 2014.
Conclusie 21‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Onttrekking aan het verkeer. Nu de bestreden uitspraak niets inhoudt omtrent de vaststelling van enig strafbaar feit, is niet voldaan aan het vereiste van art. 36b.1 aanhef en onder 3 Sr.
Nr. 12/02880
Mr. Spronken
Zitting: 21 januari 2014
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Verdachte is bij arrest van 3 mei 2012, volgend op een terugwijzing door de Hoge Raad op 2 februari 20101., door het Gerechtshof te Amsterdam vrijgesproken van het voorhanden hebben van twee vuurwapens en munitie gedurende een vlucht en op het vliegveld Schiphol. Voorts heeft het hof de onttrekking aan het verkeer bevolen van het revolver en het pistool die in beslag genomen waren.
2. Namens de verdachte is cassatieberoep tegen voornoemd arrest ingesteld “meer speciaal tegen de onttrekking van het verkeer van de twee in beslaggenomen vuurwapens …” zo volgt uit de akte rechtsmiddel.
3. Mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, heeft namens verdachte een middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel klaagt dat het hof ten onrechte althans ontoereikend gemotiveerd, de onttrekking aan het verkeer heeft bevolen van de twee vuurwapens.
5. In zijn arrest van 3 mei 2012 heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en de onttrekking aan het verkeer gelast van:
“een revolver, kleur zilver, North American g 43488
een pistool, kleur zwart, Colt MK’80 mu 55680.”
Het arrest van het hof houdt ten aanzien van deze onttrekking, afgezien van de vermelding dat de maatregel is gegrond op de artikelen 36b en 36c Sr, uitsluitend de volgende overweging in:
“Onttrekking aan het verkeer
Aangezien het bezit van de in de tenlastelegging genoemde, inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven, wapens in strijd is met de wet, zal het hof de onttrekking aan het verkeer daarvan gelasten.”
6. Art. 36b Sr luidt voor zover relevant voor onderhavige zaak als volgt:
“Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd:
(…)
3°. bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan;”
7. Het middel komt er in de kern op neer dat nu het hof verdachte heeft vrijgesproken, de onttrekking aan het verkeer van de vuurwapens op grond van art. 36b lid 1, sub 3° en art. 36c Sr alleen bevolen kan worden als het hof vaststelt dat (desondanks) een strafbaar feit is begaan. Nu het hof dat niet heeft gedaan is de onttrekking aan het verkeer rechtens onjuist althans ontoereikend geformuleerd.
8. Ik ben het met de steller van het middel eens.
9. Op grond van art. 36b, eerste lid onder 3° Sr kunnen in beslag genomen voorwerpen ook in geval van vrijspraak worden onttrokken aan het verkeer, maar dan moet wel in die uitspraak worden vastgesteld dat enig strafbaar feit is begaan. Houdt het arrest daaromtrent niets in, zoals in onderhavige zaak, dan is onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen in strijd met voormelde bepaling. Hieraan ligt volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad ten grondslag, dat bij een vrijsprekend arrest het hof in het kader van het beslissingsschema van art. 350 Sv niet is toegekomen aan de vraag of sprake was van een strafbaar feit.2.Bij een onttrekking aan het verkeer ingeval van vrijspraak zal in het arrest dus nog iets naders moeten worden vastgesteld over het begaan van enig strafbaar feit. Dat uit de aard van het voorwerp volgt dat het kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven is niet genoeg.3.
10. Vooropgesteld moet worden dat het bij de vaststelling van ‘enig strafbaar feit’ in de zin van art. 36b, eerste lid onder 3° Sr niet hoeft te gaan om een strafbaar feit dat door de verdachte is begaan. Het kan ook zijn dat een andere (anonieme) verdachte het strafbare feit heeft begaan.4.Evenmin moet hiervoor het daderschap van verdachte aan het tenlastegelegde feit op grond van wettige bewijsmiddelen blijken. Anders zou in een zaak als de onderhavige, waarbij de verdachte is vrijgesproken, geen onttrekking aan het verkeer kunnen worden bevolen. Het gaat mijns inziens om een vaststelling dat enig strafbaar feit is begaan in meer geabstraheerde zin, los van de vraag of de verdachte hiervoor ook daadwerkelijk kan worden veroordeeld.5.
11. Dat verdachte is vrijgesproken lijkt in onderhavige zaak, hoewel het hof daar in zijn arrest niets over vermeldt, gelegen te zijn in de omstandigheid dat hij had verklaard er zich niet van bewust te zijn geweest dat hij de wapens bij zich had. Aan deze verklaring had het hof in een eerder veroordelend arrest volgens de Hoge Raad niet zonder nadere motivering voorbij mogen gaan.6.Kennelijk heeft het ontbreken van enig bewustzijn bij de verdachte met betrekking tot het aanwezig hebben van de vuurwapens tot de vrijspraak geleid.
12. Dat vuurwapens, bij ongecontroleerd bezit, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer is op grond van art. 36c Sr zeker te rechtvaardigen. De overweging van het hof dat het bezit van de wapens in strijd is met de wet moet mijns inziens dan ook in het licht worden gezien van het vereiste van art. 36c sub 5° Sr, waarin wordt bepaald welke voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. Dat het aanwezig hebben van deze vuurwapens, los van voormelde bewustheid bij verdachte, op zichzelf in abstracto een strafbaar feit oplevert, lijkt mij voor de hand te liggen.
13. Het arrest van het hof houdt omtrent dit laatste echter niets in, zodat niet is voldaan aan het vereiste van art. 36b, eerste lid onder 3° Sr, te weten de vaststelling dat met de vuurwapens een strafbaar feit is begaan.
14. Het middel slaagt.
15. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
16. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak voor zover aan zijn oordeel onderworpen zal vernietigen en een zodanige beslissing zal nemen die hij op grond van art. 440 Sv gepast acht.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 21‑01‑2014
HR 20 maart 2007, ECLI:NL:HR:2013:AZ3596, rov 3.4.; HR 3 april 2007, ECLI:NL:HR:AZ8349; HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:944, rov. 2.4.
HR 20 maart 2007, ECLI:NL:HR:2013:AZ3596, rov.3.2.2. in combinatie met 3.4.
HR 23 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI2289.
Zie in dit verband F.W. Bleichrodt en P.C. Vegter, Sanctierecht, 2013, p.303.
HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6138, rov. 2.3.