NJ 2017/60
Erfrecht. Hoedanigheid procespartij in hoger beroep; erfopvolging hangende eerste aanleg; na beneficiaire aanvaarding appel tegen gezamenlijke vereffenaars op voet art. 4:198 BW.
HR 22-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:721, m.nt. S. Perrick
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 april 2016
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
15/01426
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Noot
S. Perrick
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124233:1
- Vakgebied(en)
Erfrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
Erfrecht / Gevolgen erfopvolging
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:721, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑04‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2485, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑12‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑02‑2015
- Wetingang
Art. 4:198, 203 BW
Essentie
Erfrecht. Hoedanigheid procespartij in hoger beroep; erfopvolging hangende eerste aanleg; na beneficiaire aanvaarding appel tegen gezamenlijke vereffenaars op voet art. 4:198 BW.
Eiseres (één van de erfgenamen van erflater) had het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank in deze procedure, die was aangespannen door de in de loop van het geding in eerste aanleg overleden erflater, dienen in te stellen tegen diens gezamenlijke erfgenamen. Nu de erfgenamen de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard, moest ingevolge art. 4:198 BW het hoger beroep worden ingesteld tegen de gezamenlijke vereffenaars, aangezien niet is aangevoerd dat de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.