LJN: BV9188, NJ 2012, 462 m.nt. Keijzer.
HR, 17-12-2013, nr. 12/04100
ECLI:NL:HR:2013:2003
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-12-2013
- Zaaknummer
12/04100
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:2003, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑12‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1813, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:1813, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑09‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:2003, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑10‑2012
- Vindplaatsen
NJ 2014/181 met annotatie van N. Keijzer
SR-Updates.nl 2013-0506
Uitspraak 17‑12‑2013
Inhoudsindicatie
Belediging, art. 266 Sr. HR herhaalt HR ECLI:NL:HR:BJ9796. Het gebruik van het woord “mierenneuker” is i.h.a. op zichzelf niet beledigend, zodat i.c. de vraag of dit belediging oplevert afhangt van de context waarin dat woord is gebezigd. Gelet op de context geeft ’s Hofs oordeel dat i.c. het woord mierenneuker de strekking heeft de personen tot wie de uitlatingen waren gericht in hun eer en goede naam aan te tasten en dat dit woord derhalve i.c. als beledigend moet worden aangemerkt niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is dat oordeel evenmin onbegrijpelijk.
Partij(en)
17 december 2013
Strafkamer
nr. 12/04100
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 26 januari 2012, nummer 21/002034-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D. Greven, advocaat te Almelo, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel keert zich tegen 's Hofs oordeel dat het toevoegen aan ambtenaren in functie van het in de bewezenverklaring voorkomende woord "mierenneuker" als belediging in de zin van art. 266 Sr kan worden aangemerkt.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 15 maart 2011 te Vinkeveen opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisant 1], brigadier van regiopolitie Utrecht en [verbalisant 2], aspirant van regiopolitie Utrecht, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd het woord "Mierenneuker!", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking."
2.3.
De bewezenverklaring steunt op het volgende bewijsmiddel:
"Het door [verbalisant 2], aspirant, en [verbalisant 1], brigadier, van politie Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0971/2011058746-4 en gesloten en getekend op 15 maart 2011 (op pagina 7 en 8 van het hiervoor in het proces-verbaal ter terechtzitting onder 1 vermelde dossier proces-verbaal), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 15 maart 2011 hielden wij, verbalisanten, een scootercontrole met een rollentestbank te Vinkeveen. Wij controleerden een jongeman op een bromfiets die opgaf te zijn: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1989. Ik, van [verbalisant 1], hoorde [verdachte] iets zeggen. [verdachte] zei dat hij "Mierenneuker" had gezegd en ik hoorde hem nogmaals "Mierenneuker" zeggen. Ik zag dat [verdachte] daarbij in mijn richting keek. Ik, [verbalisant 2], heb gehoord dat [verdachte] tot drie keer toe "Mierenneuker" tegen ons zei. Wij, verbalisanten, voelden ons door de uitlatingen van [verdachte] in onze goede naam en eer aangetast, temeer omdat er nog een aantal jongeren op de controleplaats stonden die de uitlatingen van [verdachte] gehoord konden hebben. Hierop hebben wij [verdachte] als verdachte van belediging van een ambtenaar in functie aangehouden."
2.4.
De bewezenverklaring houdt in dat het gaat om een belediging die twee personen mondeling in hun tegenwoordigheid is aangedaan. In een dergelijk geval moet een uitlating als beledigend worden beschouwd indien zij de strekking heeft die anderen aan te randen in hun eer en goede naam. Het oordeel dat daarvan sprake is zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan (vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:BJ9796, NJ 2010/671).
2.5.
Het gebruik van het woord "mierenneuker" is, in het algemeen, op zichzelf, niet beledigend, zodat in deze zaak de beantwoording van de vraag of sprake is van belediging in de zin van art. 266 Sr, afhangt van de context waarin dat woord is gebezigd. Met betrekking tot die context heeft het Hof blijkens het gebezigde bewijsmiddel vastgesteld dat de verdachte tijdens controlewerkzaamheden van de politie waarbij de bromfiets van de verdachte werd gecontroleerd met een rollentestbank tegen de in de bewezenverklaring genoemde verbalisanten, in aanwezigheid van andere personen, drie keer het woord "mierenneuker" heeft toegevoegd. Het Hof heeft daarmee als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat onder deze omstandigheden het woord "mierenneuker" de strekking heeft de personen tot wie de uitlatingen waren gericht in hun eer en goede naam aan te tasten en dat dit woord derhalve in het onderhavige geval als beledigend moet worden aangemerkt. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.
2.6.
Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2013.
Conclusie 24‑09‑2013
Inhoudsindicatie
Belediging, art. 266 Sr. HR herhaalt HR ECLI:NL:HR:BJ9796. Het gebruik van het woord “mierenneuker” is i.h.a. op zichzelf niet beledigend, zodat i.c. de vraag of dit belediging oplevert afhangt van de context waarin dat woord is gebezigd. Gelet op de context geeft ’s Hofs oordeel dat i.c. het woord mierenneuker de strekking heeft de personen tot wie de uitlatingen waren gericht in hun eer en goede naam aan te tasten en dat dit woord derhalve i.c. als beledigend moet worden aangemerkt niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is dat oordeel evenmin onbegrijpelijk.
Nr. 12/04100
Mr. Machielse
Zitting 24 september 2013
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. De enkelvoudige kamer van het gerechtshof Arnhem heeft verdachte op 26 januari 2012 wegens “eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500, te vervangen door tien dagen hechtenis, waarvan € 250 euro voorwaardelijk met daaraan verbonden een proeftijd voor de duur van twee jaren.
2. Verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld. Mr. D. Greven, advocaat te Almelo, heeft een schriftuur ingezonden houdende één middel van cassatie.
3.1 Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 15 maart 2011 te Vinkeveen opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisant 1], brigadier van regiopolitie Utrecht en [verbalisant 2], aspirant van regiopolitie Utrecht, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd het woord “Mierenneuker!”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.”
3.2 Deze bewezenverklaring steunt op het volgende bewijsmiddel:
“Het door [verbalisant 2], aspirant, en [verbalisant 1], brigadier, van politie Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal bevindingen, genummerd PL0971/2011058746-4 en gesloten op 15 maart 2011, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 15 maart 2011 hielden wij, verbalisanten, een scootercontrole met een rollentestbank te Vinkeveen. Wij controleerden een jongeman op een bromfiets die opgaf te zijn: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1989. Ik, [verbalisant 1], hoorde [verdachte] iets zeggen. [verdachte] zei dat hij “Mierenneuker” had gezegd en ik hoorde hem nogmaals “Mierenneuker” zeggen. Ik zag dat [verdachte] daarbij in mijn richting keek. Ik, [verbalisant 2], heb gehoord dat [verdachte] tot drie keer toe “Mierenneuker” tegen ons zei. Wij, verbalisanten, voelden ons door de uitlatingen van [verdachte] in onze goede naam en eer aangetast, temeer omdat er nog een aantal jongen op de controleplaats stonden die de uitlatingen van [verdachte] gehoord konden hebben. Hierop hebben wij [verdachte] als verdachte van belediging van een ambtenaar in functie aangehouden.”
3.3 Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 8 mei 20121.klaagt het middel dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft geoordeeld dat verdachtes uitlating een strafbare belediging oplevert.
3.4 In de zaak die heeft geleid tot bovengenoemd arrest van 8 mei 2012 had de verdachte tegen een politieagent gezegd “jij bent een mierenneuker”. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen dat de betreffende politiefunctionaris daarover had opgemaakt, was dit in een winkelcentrum gebeurd terwijl er meerdere personen op straat stonden die meekregen wat de verdachte zei. De verdachte had de verbalisant mierenneuker genoemd die het blikje bier, dat verdachte naar eigen zeggen buiten in een afvalbak wilde gooien, van hem afpakte en zelf weggooide. Het hof had geoordeeld dat de door de verdachte gebruikte woorden in de geschetste context een negatief en kwetsend oordeel over de persoon van de politieagent inhielden en had de verdachte veroordeeld wegens - kort gezegd - belediging van een ambtenaar in functie. De Hoge Raad casseerde echter en overwoog hiertoe:
“3.2 De bewezenverklaring houdt in dat het gaat om een belediging die iemand mondeling in zijn tegenwoordigheid is aangedaan. In een dergelijk geval moet een uitlating als beledigend worden beschouwd indien zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Het oordeel dat daarvan sprake is zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan (vgl. HR 22 december 2009, LJN BJ9796, NJ 2010/671).
3.3. Het gebruik van de volgens de bewezenverklaring door de verdachte gebezigde woorden is in het algemeen niet beledigend, zodat in deze zaak de beantwoording van de vraag of sprake is van belediging in de zin van art. 266 Sr, afhangt van de context waarin die bewoordingen zijn gebezigd. Het Hof heeft in dit verband in de nadere bewijsoverweging weliswaar verwezen naar "de geschetste context", maar onvoldoende duidelijk gemaakt wat die context in het onderhavige geval precies inhoudt en hoe die context tot het oordeel van het Hof over belediging heeft geleid. De bestreden uitspraak is in dit opzicht dus ontoereikend gemotiveerd.”
3.5 In onderhavige zaak houdt het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] in dat een aantal jongeren op de controleplaats stond die de uitlating van verdachte konden hebben gehoord. Uit dit proces-verbaal blijkt verder dat de verbalisanten scooters controleerden en dat verdachte herhaalde malen woorden als "mierenneuker" of "mierenneukerij" in de mond heeft genomen. Deze context is duidelijker dan die in HR 8 mei 2012, NJ 2012, 462. In die zaak was niet erg duidelijk op basis waarvan de politieagent het blikje bier afpakte. In de onderhavige zaak waren verbalisanten bezig met het uitoefenen van een wettelijk opgedragen taak, het uitoefenen van het in het vierde lid van artikel 160 WVW 1994 aangeduide toezicht. Door onder zulke omstandigheden verbalisanten mierenneukers te noemen, roept men het beeld op dat verbalisanten bij het uitoefenen van een wettelijk opgedragen taak de verhoudingen uit het oog hebben verloren, naar willekeur slakken zoeken om zout op te leggen en onder het mom van een verkeerscontrole scooterbestuurders pesten. Door onder deze omstandigheden een verbalisant mierenneuker te noemen roept de verdachte het beeld op van overheidsdienaren die misbruik maken van hun bevoegdheid. In zo'n context is het toevoegen van een woord als mierenneuker naar mijn oordeel wel beledigend te noemen.2.
3.6 Het middel faalt.
4. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 24‑09‑2013
Zie HR 3 juli 2012, LJN BW9960. Zie voor een overzicht van allerlei denigrerende uitlatingen en de resultaten van kleinschalig praktijkonderzoek over de wijze waarop functionarissen van het OM tegen zulke uitlatingen aankijken B. M. Blom, Belediging van een agent: een geval apart?, DD 2011, 28. Het woord 'mierenneuker' wordt blijkens het onderzoek door deze functionarissen doorgaans ook als beledigend gezien.
Beroepschrift 31‑10‑2012
Zaaknummer: S 12/04100
Hoge Raad der Nederlanden
Kamer voor Strafzaken
Postbus 20303
2500 EH DEN HAAG
CASSATIESCHRIFTUUR
Namens verzoeker, [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1989, wonende te [woonplaats], draag ik het volgende cassatiemiddel voor tegen het arrest van het gerechtshof te Arnhem, uitgesproken op 26 januari 2012, onder parketnummer 21-002034-11, waarbij verzoeker wegens belediging van een ambtenaar in functie is veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 waarvan € 250,00 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Cassatiemiddel
Er is sprake van schending van het recht en/of verzuim van vormen, zoals bedoeld in artikel 79 RO, doordat het hof heeft overwogen dat het door verzoeker gebezigde woord ‘mierenneuker’ een bewezenverklaring van eenvoudige belediging oplevert, terwijl noch uit de jurisprudentie, noch uit het algemeen spraakgebruik kan worden afgeleid dat dit woord, al dan niet in deze context, beledigend is en het hof zijn oordeel bovendien niet gemotiveerd heeft. Het oordeel van het hof is dan ook onjuist, althans onbegrijpelijk dan wel onvoldoende gemotiveerd.
Toelichting
In hoger beroep is door verzoeker aangevoerd dat hij weliswaar het woord ‘mierenneukerij’ heeft gezegd in het bijzijn van de verbalisanten, maar dat hij dit niet beledigend heeft bedoeld. Er was volgens hem ook echt sprake van mierenneukerij.
In het arrest van 8 mei 20121., heeft Uw Raad overwogen:
‘De bewezenverklaring houdt in dat het gaat om een belediging die iemand mondeling in zijn tegenwoordigheid is aangedaan. In een dergelijk geval moet een uitlating als beledigend worden beschouwd indien zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Het oordeel dat daarvan sprake is zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan (vgl. HR 22 december 2009, LJN BJ9796, NJ 2010/671).
Het gebruik van de volgens de bewezenverklaring door de verdachte gebezigde woorden is in het algemeen niet beledigend, zodat in deze zaak de beantwoording van de vraag of sprake is van belediging in de zin van art. 266 Sr, afhangt van de context waarin die bewoordingen zijn gebezigd. Het Hof heeft in dit verband in de nadere bewijsoverweging weliswaar verwezen naar ‘de geschetste context’, maar onvoldoende duidelijk gemaakt wat die context in het onderhavige geval precies inhoudt en hoe die context tot het oordeel van het Hof over belediging heeft geleid. De bestreden uitspraak is in dit opzicht dus ontoereikend gemotiveerd.’
In de onderhavige zaak moet derhalve eveneens worden aangenomen dat het volgens de bewezenverklaring door verzoeker gebezigde woord ‘mierenneuker’ in het algemeen niet beledigend is. De vraag of sprake is van een belediging in de zin van artikel 266 Sr hangt dus ook in deze zaak af van de context waarin die bewoordingen zijn gebezigd.
Over de context valt uit de stukken echter niet veel af te leiden. Het enige waaruit de context enigszins afgeleid kan worden, is het proces-verbaal van [naam 1] en [naam 2] van 15 maart 2011. Hieruit blijkt dat verzoeker, terwijl hij in het kader van een scootercontrole werd gecontroleerd, drie maal het woord ‘mierenneuker’ heeft gezegd tegen de verbalisanten.
Gelet op de in dit proces-verbaal geschetste context kan er geen sprake zijn van belediging.
Immers, deze context is niet van een zodanige aard dat het woord ‘mierenneuker’, dat in zijn algemeenheid niet beledigend is, in dit specifieke geval wel als een belediging moet worden beschouwd. Het oordeel van het hof is dan ook om deze reden onjuist.
Daarnaast is het oordeel van het hof onvoldoende gemotiveerd, nu volgens vaste jurisprudentie van Uw Raad gemotiveerd dient te worden waarom het volgens de bewezenverklaring door verzoeker gebezigde woord in de context waarin de uitlating is gedaan, beledigend is. De motivering van het hof is niet in de aantekening van het mondelinge arrest, noch in het proces-verbaal van de zitting terug te vinden, zodat geconcludeerd moet worden dat het hof heeft nagelaten dit te motiveren.
Conclusie
Nu het hof van mening is dat het woord ‘mierenneuker’ een belediging oplevert, terwijl dit oordeel onjuist, althans onbegrijpelijk dan wel onvoldoende gemotiveerd is, wordt verzocht het cassatiemiddel gegrond te verklaren en dientengevolge het arrest van het gerechtshof Arnhem van 26 januari 2012 te vernietigen.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. D. Greven, advocaat te Almelo, die bij deze verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door verzoeker.
Almelo, 31 oktober 2012
D. Greven
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 31‑10‑2012