Rb. Noord-Holland, 02-11-2022, nr. 10124787 \ CV EXPL 22-4600
ECLI:NL:RBNHO:2022:9920
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
02-11-2022
- Zaaknummer
10124787 \ CV EXPL 22-4600
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2022:9920, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 02‑11‑2022; (Bodemzaak, Verstek)
Uitspraak 02‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Ambtshalve toetsing. Handelaar en consument. De eisende partij heeft niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre) contractuele informatieplichten.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10124787 \ CV EXPL 22-4600
Uitspraakdatum: 2 november 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht
Hoist Finance AB, als rechtsopvolgster van Essent Retail Energie B.V.
gevestigd te Stockholm (Zweden) en kantoorhoudende te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder M.P.A. Roelands
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen
1. Het procesverloop
1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.
2. De beoordeling
2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.2.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. Weliswaar stelt de eisende partij dat de onderhavige overeenkomst op afstand tot stand is gekomen en dat aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW is voldaan, maar dit is niet voldoende. De eisende partij heeft immers nagelaten toe te lichten op welke wijze - telefonisch of via de website van (de rechtsvoorganger van) de eisende partij - de onderhavige overeenkomst tot stand is gekomen. Ook als zij dat wel duidelijk had gemaakt dan geldt echter dat zij haar stellingen onvoldoende heeft toegelicht en onderbouwd. Als de overeenkomst via de website tot stand is gekomen, dan kan met de overgelegde schermafdrukken en de toelichting daarop niet worden vastgesteld of aan de gedaagde partij de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW is verstrekt. De eisende partij heeft immers gesteld dat de website is veranderd nadat de overeenkomst is aangegaan en dat de aanvraagschermen die de gedaagde partij heeft doorlopen niet bewaard zijn gebleven. Bovendien dient bij een overeenkomst die via de website van de eisende partij is gesloten, ook te zijn voldaan aan artikel 6:230v lid 3 BW en artikel 6:230v lid 7 BW. Bij gebrek aan nadere toelichting en onderbouwing, kan niet worden beoordeeld of daaraan is voldaan. Als de overeenkomst telefonisch tot stand is gekomen kan evenmin worden vastgesteld of voldaan is aan de (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v BW. De eisende partij heeft namelijk ook gesteld dat zij het verkoopscript namelijk niet (meer) kan overleggen.
Wat is hiervan het gevolg?
2.3.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.4.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering op de primaire grond afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering in zoverre bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.5.
Subsidiair vordert de eisende partij toewijzing van de vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking of op grond van onverschuldigde betaling. Volgens de eisende partij is de gedaagde partij ongerechtvaardigd verrijkt doordat de gedaagde partij willens en wetens energie heeft gebruikt die de eisende partij heeft geleverd, terwijl daar geen rechtvaardigingsgrond voor was zoals een wettelijke regeling of rechtshandeling. Dit betoog gaat niet op. Vast staat namelijk dat tussen partijen een overeenkomst tot de levering van energie tot stand is gekomen die de verrijking aan de zijde van de gedaagde partij rechtvaardigt.
2.6.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog het volgende. Als de onderhavige overeenkomst via de website van (de rechtsvoorganger van) de eisende partij is gesloten en als de bestelknop in het bestelproces gelijk zou luiden aan de bestelknop bij de huidige website van de eisende partij, zou de vordering ook worden afgewezen. Immers, om te beoordelen of de handelaar aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden op de bestelknop waarmee de consument het bestelproces afrondt. Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 april 2022 (ECLI:EU:C:2022:269). Op de bestelknop staan de woorden “Aanvraag versturen”. Daarmee is geen duidelijke mededeling gedaan dat de consument met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting aangaat. Er is dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW. Als gevolg daarvan is de overeenkomst vernietigbaar, en wel voor wat betreft de betalingsverplichting van de gedaagde partij.
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter