Verklaring verdachte, dossier 1 pag. 66
Rb. Oost-Brabant, 24-01-2014, nr. 01/845296-13
ECLI:NL:RBOBR:2014:273, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
24-01-2014
- Zaaknummer
01/845296-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2014:273, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 24‑01‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:1473, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 24‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Geldropse zaak. Medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen art. 10 Opiumwet (amfetamine), aanwezig hebben van 148 gram amfetamine, belediging van een ambtenaar, bedreiging meermalen gepleegd en wederspanningheid. Opgelegd is een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek (eis was 30 maanden). Tevens dient aan twee politie-ambtenaren schadevergoeding te worden betaald.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummers: 01/845296-13 en 01/821627-13 (gevoegd)
Datum uitspraak: 24 januari 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 augustus 2013, 18 oktober 2013, 29 november 2013 en 10 januari 2014 in de zaak met parketnummer 01/845296-13 en in de zaak met parketnummer 01/821627-13 naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 januari 2014.
Op de zitting van 10 januari 2014 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen d.d. 8 juli 2013 (01/845296-13) en 17 december 2013 (01/821627-13).
Nadat de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 01/845296-13 op de terechtzitting van 29 november 2013 en 10 januari 2014 is aangepast/gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 april 2013 te Geldrop, in elk geval in het
arrondissement 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van
de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland
brengen van amfetamine, zijnde amfetamine, een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen
en stoffen voorhanden heeft gehad,
te weten:
- een hoeveelheid BMK (BenzylMethylKeton), en/of
- een hoeveelheid zwavelzuur, en/of
- een glazen koppelstuk voor destilleeropstelling, en/of
- een koppelstuk voor mutaangas-aansluiting en/of
- één of meerdere jerrycan(s), en/of
- één of meerdere brander(s), en/of
- één of meerdere maatbeker(s) en/of
- een rondbodemkolf, en/of
- één of meerdere scheidtrechter(s), en/of
- één of meerdere kwikthermometer(s) (tot 250 graden Celsius),
en/of
- een zak Natriumhydroxide, en/of
- een vacuüm sealmachine, en/of
- één of meerdere bolkoeler(s), en/of
- één of meerdere gasmasker(s), en/of
- documentatie met informatie over productie van amfetamine,
waarvan verdachte en verdachtes mededader(s) wist(en) dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 23 april 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 148 gram amfetamine, in elk geval
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/821627-13 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 september 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo
en/of Eindhoven, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1]
(agent van politieregio Brabant Zuid-Oost) en/of [verbalisant 2]
(hoofdagent van politieregio Brabant Zuid-Oost), gedurende en/of ter zake van
de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in diens/dier
tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "stelletje
kankerwouten, flikker op hier" en/of "jij gaat mij niet aanhouden kankerwout
en jullie gaan mij niet meenemen" en/of "kankerwouten, kankerzwervers",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 28 september 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo
en/of Eindhoven, [verbalisant 1] (agent van politieregio Brabant
Zuid-Oost) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politieregio Brabant Zuid-Oost)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde personen dreigend
de woorden toegevoegd :"Ik schiet jullie allebei een gat in je kop" en/of "ik
schiet jullie allemaal dood" en/of "ik weet nu wie jij bent, ik herken jouw
gezicht, ik schiet jou, jouw vrouw en je kinderen kapot", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 28 september 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, toen
de aldaar dienstdoende [verbalisant 2] (hoofdagent van politieregio Brabant
Zuid-Oost) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 266/267 , in
elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op
heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde
hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem
daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft
verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige
uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich met kracht los
te rukken en/of zich in een andere richting proberen te bewegen dan de
richting waarin die [verbalisant 2] hem, verdachte, wilde brengen;
art 180 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
In de zaak met parketnummer 01/845296-13 ten aanzien van feit 1 .
Inleiding.
Op 23 april 2013 heeft er een onderzoek plaatsgevonden op het woonwagenkamp aan [adres 2] te Geldrop in het kader van de Opiumwet. Bij dat onderzoek zijn op de percelen aan [adres 2] [perceel 1] [perceel 2] de in de tenlastelegging genoemde stoffen en voorwerpen aangetroffen. Op het adres [perceel 2] is verdachte [verdachte] woonachtig met zijn vrouw en zijn dochtertje.1.
Medeverdachte [medeverdachte 1] is de gebruiker/bewoner van het chalet en de schuur op [perceel 1].2.
De vraag dient te worden beantwoord of verdachte deze stoffen en voorwerpen al dan niet tezamen en in vereniging met (een) ander(en) opzettelijk voorhanden heeft gehad en zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij stelt zich op het standpunt dat het gelet op de aard en de hoeveelheid van de aangetroffen stoffen en voorwerpen en de locaties waar deze zijn aangetroffen, te weten op de percelen aan [adres 2] waar de verdachten woonachtig zijn, niet anders kan zijn dat de verdachten deze stoffen en voorwerpen tezamen en in vereniging opzettelijk voorhanden hebben gehad terwijl zij wisten dat deze stoffen en voorwerpen bestemd waren voor de productie van amfetamine. Daarmee heeft de verdachte zich aan met medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet schuldig gemaakt.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft vrijspraak bepleit. In de kern heeft de verdediging daartoe aangevoerd dat het wettig bewijs ontbreekt voor de conclusie dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde stoffen en voorwerpen al dan niet als medepleger voorhanden heeft gehad en dat er eveneens onvoldoende bewijs is dat de aangetroffen stoffen en voorwerpen verband houden met enige in artikel 10a van de Opiumwet bedoelde strafbare handeling met betrekking tot amfetamine. Bovendien kan van voorbereidingshandelingen niet worden gesproken, indien, zoals in deze zaak door het Openbaar Ministerie is betoogd, sprake is geweest van productie van amfetamine.
Het oordeel van de rechtbank.3.
Het aantreffen van de voorwerpen en stoffen.
Op 23 april 2013 zijn te Geldrop de navolgende voorwerpen en stoffen aangetroffen.
Op het adres [perceel 1].
Opslag(zij)ruimte woning 11-01.
- Een kunststof jerrycan, inhoudsmaat 5 liter, ½ gevuld met een vloeistof (11-01-1). Het goed met ibn-code 11-01-1 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1020NL/11-01-1A.7.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1020NL BMK bevat.8.
- In de meterkast 2 stuks 20 liter vaten met vloeistof. Een geheel gevuld en een 2/3 (11-01-B-1). Het goed met ibn-code 11-01-B-1 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1022NL/11-01-B-1A.9.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1022NL BMK bevat.10.
In de woonwagen/chalet perceel [perceel 1].11.
- In een keukenkast een routebeschrijving naar een particulier chemisch bedrijf gevestigd in Duitsland;12.
- keukenkast briefjes met daarop vermeld: ‘ketels + Bebum ketel (niet goed leesbaar), banden, for + mieren + zout;13.
In de keukenkast 1 aankoopbon van de Makro van latex handschoenen voor 400 euro;
In de keukenkast een glazen koppelstuk voor destilleer opstelling (B-05)
In de keukenlade een koppelstuk voor mutaangas aansluiting (B-07)
In de keukenkast onder de wasbak, 2 kannen met substantie en 1 kan met (volgens etiket) ammonium formiaat (B-03)
Onder de tourcaravan perceel [perceel 1]:14.
- een plastic draagtas met volgelaatmasker, merk Dräger.15.Gewaarmerkt als AAFY7395NL. De filterbus van het volgelaatmasker is gewaarmerkt AADM9782NL.16.Uit NFI-onderzoek blijkt dat AADM9782NL een kleine hoeveelheid Apaan bevat.17.
Op het adres [perceel 2].
Op een afstand van ongeveer 1 tot 2 meter van de ruimte op nummer 12 waar een tweetal jerrycans met bruinkleurige vloeistof waren aangetroffen is op perceel [perceel 2] aangetroffen:18.
in een plastic opbergcontainer:19.
een brander met ring (12-01-01)
drie maatbekers, een trechter en twee pollepels (12-01-02)
een witte jerrycan met groene dop en witte speciekuip (12-01-03)
twee branders (12-01-04)
twee emmers, 2 maatbekers en twee drukspuiten (12-01-05)
drie jerrycans 20 liter met (12-01-06)
Het goed met ibn-code 12-01-6 (de vloeistof van 2 jerrycans) is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. De SIN nummers/monsternummers zijn AAFG1024NL/12-01-6A en AAFG1025NL/12-01-6B.20.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat deze monsters amfetamine bevatten.21.
- een zwarte jerrycan 20 liter met olieachtige vloeistof (12-01-07)
Het goed met ibn-code 12-01-7 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1026NL/12-01-7A.22.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1026NL amfetamine bevat.23.
een zwarte jerrycan 20 liter bijna leeg (12-01-08)
een zwarte jerrycan 20 liter met ongeveer 1 liter heldere vloeistof (12-01-09)
Het goed met ibn-code 12-01-9 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1027NL/12-01-9A.24.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1027NL (verdund) zwavelzuur bevat.25.
- een zwarte jerrycan 20 liter, gevuld met ongeveer 2,5 liter lijvige vloeistof, etiket zwavelzuur (12-01-10).
Het goed met ibn-code 12-01-10 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1028NL/ 12-01-10A. Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1028NL (geconcentreerd) zwavelzuur bevat.26.
- twee zwarte jerrycans, inhoudsmaat 5 liter 1 keer leeg en 1 half gevuld met een geel kleurige olieachtige vloeistof (12-01-011).
Het goed met ibn-code 12-01-11 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer.27.Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1029NL/12-01-11A. Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1029NL amfetamine bevat.28.
- een volgelaatmasker merk North, gewaarmerkt als AAFY7361NL. Het gelaatsmasker riekte naar amfetamine. Het rubberen gelaatmasker is gewaarmerkt als AADM9781NL. De buitenzijde van AADM9781NL is bemonsterd. Deze bemonstering is gewaarmerkt als AAFY7646NL.29.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFY7646NL amfetamine bevat en kleine hoeveelheden Apaan en amfetamine gerelateerde syntheseverontreinigingen.30.
in een washok:31.
1 zwarte jerrycan 5 liter, half gevuld met een bruinkleurige olieachtige vloeistof (12-02-01).
Het goed met ibn-code 12-02-1 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1030NL/12-02-1A.32.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1030NL BMK bevat.33.
in een losstaande garage:34.
- een glazen scheidtrechter en standaard (12-03-01)
Deze gebruikte en vervuilde glazen driehals kolf (laboratorium glaswerk), inhoudsmaat ongeveer 75 liter, voorzien van hittebestendige doek waaronder zich een elektrische verwarmingsspiraal bevond. Deze dient voor het verwarmen/koken van de inhoud van deze kolf. Deze lag op de grond van de garage. Links van deze kolf lag een metalen standaard omwikkeld met hittebestendige doek. Geplaatst in deze standaard is deze kolf geschikt voor de vervaardiging/bewerking van synthetische drugs. De binnenkant van de kolf is uitgespoeld. De verzameld lichtbruine vloeistof is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1031NL/12-03-1A.35.
Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster een lage concentratie BMK bevat.
een doos met zes kwikthermometers 250C (12-03-02)
een aangebroken zak NA-OH merk Solvay 3 kg (12-03-03)
1 vacuüm sealmachine en resten wit poeder in deze machine (12-03-04)
Het poeder met ibn-code 12-03-4 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1032NL/12-03-4A.36.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1032NL amfetamine bevat.
1 maatbeker en 1 fles met ether (12-03-05)
1 gebruikte glazen scheidtrechter en 1 rondbodemkolf 500 ml, gevuld met een kleine hoeveelheid geelkleurige olieachtige vloeistof en scheidtrechter 100 ml (12-03-06). De vloeistof met ibn-code 12-03-6 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1033NL/12-03-6A.37.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1033NL BMK bevat.
3 nieuwe bolkoelers (12-03-07)
Een fles zero cola met 100 ml vloeistof, aangetroffen op de bar (12-03-08).
De vloeistof met ibn-code 12-03-08 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN nummer/monsternummer is AAFG1034NL 12-03-8A.38.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAFG1034NL BMK bevat.
Twee jerrycans 20 liter met etiket zwavelzuur en restant zwavelzuur(12-03-09)
1 dichtgesealde zak met 147,9 gram pasta positief getest op amfetamine (12-03-11)
plastic handschoenen en plastic voor het verpakken van amfetamine pasta (op de bar).
In voornoemde schuur van perceel 11 zijn twee deuren, welke uitkomen in een tweetal inpandige ruimtes, te weten een toilet en een badkamer. Tevens is er een deur welke toegang biedt tot het aangrenzende perceel [perceel 2].39.
De synthese van amfetamine volgens de Leuckart methode.40.
De synthese via de Leuckart methode bestaat uit twee kookstappen. In de eerste kookstap wordt vanuit de grondstoffen BMK (benzylmethylketon) en formamide het tussenproduct N-formylamfetamine verkregen. In de tweede kookstap wordt dit tussenproduct omgezet in amfetamineolie.
Voor de synthese van amfetamine zijn volgens de Leuckart methode de volgende materialen en chemicaliën nodig.
Laboratorium benodigdheden:
• glazen rondbodemkolven, reactieketels/kookketels;
• glazen koelers;
• elektrische verwarmingsmantel of gasbranders met gasflessen;
• kooksteentjes of kookkralen;
• scheidtrechter;
• divers glaswerk;
• Stoomdestillatie-op stelling of vacuümdestillatie;
Benodigde chemicaliën:
• Benzylmethylketon (BMK);
• Formamide;
• Mierenzuur;
• Water;
• Zoutzuur;
• Caustische soda (=Natriumhydroxide);
Vervolgens wordt de amfetamineolie omgezet in een vaste stof. Hiervoor wordt in de regel zwavelzuur gebruikt.
De bestemming van de aangetroffen voorwerpen en stoffen
De rechtbank constateert op basis van het vorenstaande dat het merendeel van de voor de synthese van amfetamine benodigde chemicaliën en laboratoriumbenodigdheden aanwezig was op de percelen [adres 2] [perceel 1] en [perceel 2]. In de keukenkast van perceel [perceel 1] zijn bovendien nog adressen van chemische bedrijven en een handgeschreven aantekening aangetroffen met daarop de vermelding ‘ketels + Bebum ketel (niet goed leesbaar), banden, for + mieren + zout.41.Laatsgenoemde afkortingen verwijzen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid naar de voor de synthese van amfetamine benodigde chemicaliën formamide, mierenzuur en zoutzuur.
De rechtbank komt op grond van al het vorenstaande tot de conclusie dat de op de percelen [perceel 1] en [perceel 2] van de [adres 2] aangetroffen voorwerpen en stoffen, naar hun gezamenlijkheid beschouwd, ontegenzeggelijk bestemd zijn voor de productie van amfetamine en dat die stoffen en voorwerpen ook met dat doel op de genoemde locaties aanwezig waren. Het feit dat naast de hierboven vermelde aangetroffen voorwerpen ook een hoeveelheid vochtige witte pasta bevattende amfetamine is aangetroffen42., kennelijk kort voordien geproduceerd, sterkt de rechtbank in die conclusie. Dat de aangetroffen stoffen en voorwerpen een andere bestemming zouden hebben gehad dan de productie van amfetamine is weliswaar namens de verdachte geopperd – overigens zonder die alternatieve bestemming concreet te maken - maar op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Heeft de verdachte deze stoffen en voorwerpen al dan niet tezamen en in vereniging voorhanden gehad?
Uit de hierboven weergegeven opsomming van aangetroffen voorwerpen en stoffen op de percelen [adres 2] [perceel 1] en [perceel 2] en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat veel van die aangetroffen voorwerpen en/of stoffen geheel of gedeeltelijk in het zicht lagen. Voor zover sommige voorwerpen en/of stoffen wel aan het zicht waren onttrokken, merkt de rechtbank op dat zij zich dan op locaties bevonden
waar – naar redelijkerwijs moet worden aangenomen – bewoners met enige regelmaat plegen te komen c.q. in te kijken. Bij wijze van voorbeeld kan worden gewezen op de keukenkast, de opbergcontainer op het erf, het washok en de meterkast. Gelet daarop moet het naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs worden uitgesloten dat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1], als bewoners op de percelen [perceel 1] respectievelijk [perceel 2] van [adres 2], niet op de hoogte waren van de aanwezigheid van de aangetroffen stoffen en voorwerpen op de aan hen toebehorende percelen.
De namens de verdachte betrokken stelling dat een ander de goederen daar kan hebben achtergelaten, is niet onderbouwd en geconcretiseerd en wordt door de rechtbank niet aannemelijk geacht.
In aanmerking genomen dat de verdachte op perceel [perceel 1] en de medeverdachte op perceel [perceel 2] woont, dat de schuur van perceel [perceel 1] zowel over een toegangsdeur van perceel [perceel 1] als perceel [perceel 2] beschikt, dat de percelen [perceel 1] en [perceel 2] over en weer toegankelijk zijn, dat de stoffen en voorwerpen in en bij de door hen gebruikte woning en/of schuren zijn aangetroffen en dat de op perceel [perceel 1] en perceel [perceel 2] aangetroffen stoffen en goederen tezamen de basis voor een productieproces van amfetamine vormen, brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachten die stoffen en voorwerpen tezamen en in vereniging opzettelijk voorhanden hebben gehad. Gelet op de ondubbelzinnige bestemming van de aangetroffen gezamenlijkheid van voorwerpen en stoffen, hebben de verdachte die voorwerpen en stoffen bovendien voorhanden gehad terwijl zij wisten dat die voorwerpen en stoffen bestemd waren voor de productie van amfetamine. Het is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat de verdachten die stoffen en voorwerpen voorhanden hadden met een ander doel dan de productie van amfetamine.
In dat verband verdient het nog opmerking dat, indien al zou moeten worden aangenomen dat de verdachten niets met die productie van doen hadden, het minstgenomen bevreemding wekt dat de verdachten als bewoners van de percelen waarop die stoffen en voorwerpen zijn aangetroffen - en dus bij uitstek degenen zijn die de feitelijke beschikking hebben over die stoffen en voorwerpen – er niet voor gekozen hebben om die stoffen en voorwerpen van hun percelen te (doen) verwijderen. Het feit dat zij dat niet hebben gedaan geldt als een sterke contra-indicatie voor de zijdens de verdachten betrokken maar niet verder onderbouwde stelling dat zij met de productie van amfetamine niets te maken hebben. De rechtbank neemt daarbij ten slotte nog de omstandigheid in aanmerking dat de verdachte op geen enkel moment, dat wil zeggen noch bij de politie, noch ten overstaan van de rechter-commissaris of ter zitting van de rechtbank een plausibele en geloof verdienende verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van de productie van amfetamine betreffende voorwerpen en stoffen op zijn perceel. Integendeel, hij heeft zich bij gelegenheid van alle verhoren en ter zitting steeds op zijn zwijgrecht beroepen. De verdachte heeft aldus voor de hierboven uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkende omstandigheden, die redengevend zijn voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven. De rechtbank laat het ontbreken van een verklaring van de verdachte op genoemde omstandigheden ten nadele van de verdachte meewegen bij de waardering van het voorhanden zijnde bewijs.
Op grond van al het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] zich aan de onder 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen heeft schuldig gemaakt.
Is er sprake van voorbereidingshandelingen?
Het verweer van de verdediging dat er geen sprake zou zijn van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet omdat de aangetroffen stoffen restproducten zouden kunnen zijn en er al een volledig productieproces van amfetamine kan zijn geweest, treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel. Strafbaarheid op basis van artikel 10a van de Opiumwet is immers ook aanwezig indien het misdrijf omschreven in artikel 10 lid 4 of 5 van de Opiumwet reeds is voltooid of zich nog in de sfeer van de poging bevindt. Waar het blijkens de tenlastelegging om gaat is of de verdachten op 23 april 2013 voorwerpen en stoffen voorhanden hebben gehad terwijl zij wisten dat die stoffen en voorwerpen – kort gezegd – de productie van amfetamine als bestemming hadden. Dat is hier zonder meer aan de orde. Of zich hier een al dan niet voltooid productieproces heeft voltrokken kan dan ook in het midden blijven, al merkt de rechtbank op dat daarvoor in het dossier wel aanknopingspunten zijn te vinden.
Ten aanzien van feit 2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft vrijspraak bepleit. Verdachte betwist dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de amfetamine in de schuur. Er zijn ook geen sporen van verdachte aangetroffen op de amfetamine en de schuur is voor een ieder vrij te betreden.
Het oordeel van de rechtbank
In de garage van verdachte op perceel [perceel 2] te Geldrop is een dichtgesealde hoeveelheid pasta aangetroffen op een van de planken boven de bar.43.Het nettogewicht daarvan betrof ongeveer 147,90 gram. Van de aangetroffen pasta is een monster genomen met SIN nummer AAEJ5926NL.44.Uit NFI-onderzoek is gebleken dat het monster AAEJ5926NL amfetamine bevat.45.
Op de bar in de garage lagen eveneens plastic handschoenen en plastic voor het verpakken van amfetamine.46.
De pasta bevattende amfetamine is op een zichtbare plek in de garage van verdachte aangetroffen. Behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, moet de bewoner/gebruiker van een woning en garage geacht worden weet te hebben van hetgeen zich daar bevindt. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan hoogst ongewone locaties waar een bewoner niet regelmatig komt of kijkt, aan het feit dat er meerdere bewoners/gebruikers zijn of aan het aantreffen van sporen die naar een andere persoon dan de bewoner/gebruiker wijzen. Van dergelijke of andere aanwijzingen voor het tegendeel is te dezen echter niet gebleken. Te minder als daarbij in aanmerking wordt genomen dat de amfetamine is aangetroffen tezamen met de onder de bespreking van feit 1 genoemde overige aan de productie van amfetamine gerelateerde goederen, terwijl de betrokkenheid van verdachte daarbij door de rechtbank bewezen wordt geacht. Tegen die achtergrond moet de enkele door de verdediging geopperde mogelijkheid dat een ander dan de verdachte de amfetamine in die garage heeft achtergelaten onaannemelijk worden geacht. Ook hier laat de rechtbank het ontbreken van een verklaring van de zijde van de verdachte in zijn nadeel meewegen bij de waardering van het voorhanden zijnde bewijs.
Een en ander betekent naar het oordeel van de rechtbank dat redelijkerwijs moet worden uitgesloten dat de verdachte geen weet had van de aanwezigheid van de amfetamine in de door hem gebruikte garage, zodat hij – als degene bij uitstek met de feitelijke beschikkingsmacht daarover – die amfetamine opzettelijk aanwezig heeft gehad.
In de zaak met parketnummer 01/821627-13 ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de feiten 1, 2 en 3 in de zaak met parketnummer 01/821627-13 wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft op de bewuste avond teveel gedronken en toen hij wederom agenten op het kamp zag, heeft hij ze kennelijk beledigd en/of bedreigd. Hij had geen rem en alle frustraties kwamen eruit. Eenmaal op het politiebureau in nuchtere toestand heeft hij direct aangegeven dat hij zeer veel spijt heeft.
Het oordeel van de rechtbank.47.
Op 28 september 2013 om 02.25 uur zagen de in functie zijnde verbalisanten [verbalisant 2], hoofdagent van regiopolitie Brabant Zuid-Oost en [verbalisant 1], agent van regiopolitie Brabant Zuid-Oost dat de bestuurder van een taxi de verplichte rijrichting niet volgde op [adres 3] te Geldrop. De verbalisanten waren belast met de noodhulpsurveillance in werkgebied Geldrop-Mierlo-Nuenen.
Zij wilden de bestuurder van het voertuig controleren dan wel aanspreken op zijn rijgedrag.
De taxi stopte aan [adres 2] te Geldrop en [medeverdachte 2] en [verdachte] stapten als passagiers uit de taxi. Beiden waren onvast ter been en spraken met dubbele tong. [verdachte] en [medeverdachte 2] zeiden dat de politie niets op het kamp had te zoeken en maar moest vertrekken. Verbalisanten reden in de richting van de taxi. [medeverdachte 2] en [verdachte] kwamen op agressieve wijze in de richting van het surveillancevoertuig gelopen. Direct hierna hoorden de verbalisanten dat verdachte tegen hen riep: ‘Stelletje kankerwouten, opflikkeren hier’. De verbalisanten voelden zich door deze uitspraak in de goede eer en naam aangetast. Hierop is verbalisant [verbalisant 2] uit het voertuig gestapt om verdachte [verdachte] aan te houden terzake belediging. Verbalisant [verbalisant 1] stapte eveneens uit. [verbalisant 2] zei tegen verdachte dat hij was aangehouden voor belediging. Terwijl verbalisant [verbalisant 2] dit zei, liep verdachte achteruit in de richting van de woonwagens. Verbalisant [verbalisant 2] wilde vervolgens verdachte [verdachte] bij zijn arm vastpakken, teneinde hem in het surveillancevoertuig te kunnen plaatsen. Terwijl hij dit wilde doen zag hij dat [medeverdachte 2] naast verdachte [verdachte] ging staan. Verbalisant [verbalisant 1] stond op dat moment ook nabij verdachte [verdachte].
Zij hoorden dat hij tegen hen zei: ‘jij gaat mij niet aanhouden kankerwout en jullie gaan mij niet meenemen’. Verbalisant [verbalisant 2] heeft verdachte bij zijn arm gepakt. Hij voelde en zag dat verdachte zich met kracht losrukte. Verbalisant [verbalisant 2] heeft vervolgens pepperspray ingezet teneinde verdachte te kunnen aanhouden en hem wederom bij zijn arm vastgepakt. Hij voelde wederom dat verdachte zich fysiek begon te verzetten en in een andere richting bewoog dan de verbalisant hem probeerde te bewegen. Vervolgens heeft verbalisant [verbalisant 2] een nekklem bij verdachte aangelegd. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat verdachte zich bleef verzetten. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte hierop eveneens vastgepakt en gefixeerd. [verbalisant 2] werd door verdachte in het gezicht gespuugd.
Verbalisanten hebben verdachte in het surveillancevoertuig geplaatst. Op het moment dat verbalisant [verbalisant 2] naast verdachte in het voertuig ging zitten, hoorde hij dat verdachte tegen hem zei: ‘ik herken jouw gezicht, ik vergeet jouw gezicht niet meer, ik schiet jou en jouw vrouw en kinderen kapot’.
Tijdens het vervoer naar het hoofdbureau te Eindhoven bleef verdachte de verbalisanten beledigen met de woorden: ‘kankerwouten, kutwouten en mongolen’. Verbalisanten hoorden wederom dat verdachte zei: ‘Ik herken jouw gezicht, ik ga jou kapot schieten kankerwout’. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat verdachte [verdachte] in zijn richting keek, terwijl hij dit zei. Tijdens de insluiting in een ophoudlokaal bleef verdachte de verbalisanten beledigen met de eerder genoemde woorden.48.
Op 28 september 2013 doet [verbalisant 1] aangifte van belediging en bedreiging door verdachte op 28 september 2013.
Zij heeft onder meer nog verklaard dat ze, toen ze richting het bureau van politie reden, verdachte tegen hen hoorde zeggen: ‘’kankerwouten, kankerzwervers’ of woorden van gelijke strekking. Toen verdachte in zijn cel stond en verbalisanten naar buiten wilden lopen hoorde zij dat hij riep: ‘Ik schiet jullie allebei een gat in je kop, wat verdienen jullie nou? Ik heb miljoenen en ik schiet jullie allemaal dood.’ Door deze woorden voelde zij zich zeer bedreigd.49.
Op 28 september 2013 doet [verbalisant 2] eveneens aangifte van belediging en bedreiging door verdachte op 28 september 2013.
Hij heeft onder meer nog verklaard dat verdachte tegen hem zei: ‘Ik weet nu wie jij bent, ik herken jouw gezicht, ik schiet jou, jouw vrouw en kinderen kapot’ Hij hoorde dat verdachte dit meerdere keren herhaalde. Hij voelde zich ernstig bedreigd door deze uitspraak.
Op 28 september 2013 omstreeks 02.50 uur ondersteunde verbalisant [verbalisant 3] [verbalisant 2] en [verbalisant 1] met de insluiting van een door hun aangehouden verdachte. Hij heeft verklaard dat hij hoorde dat verdachte tegen voornoemde collega’s zei: ‘Ik schiet jullie allebei een gat in je kop! Wat verdienen jullie nou? Ik heb miljoenen’ en ‘Ik schiet jullie allemaal dood’.50.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de nacht van 28 september 2013 veel alcohol heeft genuttigd en niet meer weet wat hij gezegd heeft tegen de politie nadat hij de taxi uit is gestapt. Het zou goed kunnen zijn dat hij de woorden heeft gebruikt die de verbalisanten zeggen dat hij heeft gebruikt.51.
Nadat verdachte bij de politie is voorgehouden dat hij zich heeft losgerukt toen de politieagent hem bij zijn arm heeft gepakt, heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij denkt dat hij daarom zo’n pijn aan zijn arm heeft.52.
Op grond van het relaas en de aangiften van [verbalisant 1] en [verbalisant 2], het relaas van verbalisant [verbalisant 3] en de verklaring van verdachte, voor zover hiervoor weergegeven, acht de rechtbank de ten laste gelegde beledigingen, bedreigingen en wederspannigheid wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna bewezen is verklaard.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
In de zaak met parketnummer 01/845296-13.
op 23 april 2013 te Geldrop, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine, zijnde amfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad,
te weten:
een hoeveelheid BMK (BenzylMethylKeton), en
- een hoeveelheid zwavelzuur, en
- een glazen koppelstuk voor destilleeropstelling, en
- een koppelstuk voor mutaangas-aansluiting en
- jerrycans, en
- branders, en
- meerdere maatbekers en
- een rondbodemkolf en
- scheidtrechters en
- kwikthermometers (tot 250 graden Celsius) en
- een zak Natriumhydroxide en
- een vacuüm sealmachine en
- bolkoelers en
- gasmaskers en
waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten.
op 23 april 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 148 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
In de zaak met parketnummer 01/821627-13.
1.
op 28 september 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo
en/of Eindhoven, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisant 1]
, agent van politieregio Brabant Zuid-Oost en [verbalisant 2], hoofdagent van politieregio Brabant Zuid-Oost, gedurende en ter zake van
de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "stelletje kankerwouten, flikker op hier" en "jij gaat mij niet aanhouden kankerwout en jullie gaan mij niet meenemen" en "kankerwouten, kankerzwervers".
2.
op 28 september 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo
en/of Eindhoven, [verbalisant 1], agent van politieregio Brabant
Zuid-Oost en [verbalisant 2], hoofdagent van politieregio Brabant Zuid-Oost
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schiet jullie allebei een gat in je kop" en "ik schiet jullie allemaal dood" en "ik weet nu wie jij bent, ik herken jouw
gezicht, ik schiet jou, jouw vrouw en je kinderen kapot".
3.
op 28 september 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, toen
de aldaar dienstdoende [verbalisant 2] (hoofdagent van politieregio Brabant
Zuid-Oost) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 266/267, op
heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde
hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem
daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft
verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige
uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich met kracht los
te rukken en zich in een andere richting proberen te bewegen dan de
richting waarin die [verbalisant 2] hem, verdachte, wilde brengen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
In de zaken met de parketnummer 01/845296-13 (feiten 1 en 2) en parketnummer 01/821627-13 (feiten 1, 2 en 3):
een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek conform artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij uitspraak;
toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van elk € 282,-- met de wettelijke rente en telkens oplegging van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft circa vijf maanden in voorarrest gezeten voor deze zaak. Medeverdachte [medeverdachte 3] is al na drie dagen heengezonden. De eis is niet te rijmen met andere zaken in het dossier.
Een detentie heeft grote gevolgen voor het gezin van verdachte. Verdachte heeft de zorg voor zijn kind. Zijn vrouw heeft werk. Op het moment dat verdachte gedetineerd raakt, moet zijn vrouw haar werk opgeven. Verdachte heeft een Wajonguitkering. Die uitkering wordt stopgezet als hij gedetineerd zit. Zijn vrouw wordt bij een bijstandsuitkering gekort op haar uitkering omdat haar ouders daar ingeschreven staan.
Een opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis dient geen enkel nut. Verdachte heeft zich tijdens de schorsing netjes gedragen. Door een opheffing van de schorsing wordt hij ernstig benadeeld.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de productie van amfetamine. Op grond van de hoeveelheid aangetroffen voorwerpen en stoffen, moet worden aangenomen dat daarmee een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine geproduceerd kon worden. Het is een feit van algemene bekendheid dat hard drugs als de onderhavige amfetamine, eenmaal in handen van gebruikers, gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren.Tevens heeft verdachte ongeveer 148 gram van een materiaal bevattende amfetamine voorhanden gehad.
Bovendien heeft verdachte, terwijl hij liep in een schorsing van de voorlopige hechtenis, verbalisanten bedreigd en beledigd en zich verzet tegen zijn aanhouding. Kennelijk heeft deze schorsing hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De verbalisanten, die alleen maar bezig waren met het uitvoeren van hun taak, werden op ernstige wijze bedreigd door verdachte. Uit de voegingsformulieren blijkt dat deze bedreigingen veel impact hebben gehad op deze verbalisanten.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij niet eerder voor Opiumwetdelicten is veroordeeld.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren.
De vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank zal de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen. De rechtbank constateert dat de officier van justitie niet heeft onderbouwd waarom zij vindt dat verdachte, na een schorsing van de voorlopige hechtenis, zijn straf moet uitzitten voordat het vonnis onherroepelijk is.
De rechtbank acht geen termen aanwezig de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen en wijst de vordering van de officier van justitie af.
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vorderingen geheel toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De angst, die wordt omschreven in de vorderingen, is gebaseerd op een eerdere zaak. De vordering is onvoldoende onderbouwd.
Beoordeling.
De rechtbank stelt vast dat de gevorderde immateriële schade het rechtstreeks gevolg is van de door verdachte geuite ernstige bedreigingen richting de verbalisanten. Naar maatstaf van redelijkheid en billijkheid acht de rechtbank een bedrag van € 282,-- aan immateriële schade per vordering redelijk en billijk.
De rechtbank acht de vorderingen geheel toewijsbaar, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde(n) is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/845296-13 feit 1:
Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel
10
van de Opiumwet, voorbereiden en/of bevorderen, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
T.a.v. 01/845296-13 feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod.
T.a.v. 01/821627-13 feit 1:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
meermalen gepleegd
T.a.v. 01/821627-13 feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
T.a.v. 01/821627-13 feit 3:
wederspannigheid
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. 01/845296-13 feit 1, feit 2, 01/821627-13 feit 1, feit 2, feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 01/821627-13 feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 282,00 subsidiair 5 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [verbalisant 1] van een bedrag van EUR
282,-- (zegge: tweehonderdtweeëntachtig euro), bij gebreke van betaling en
verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag
van EUR 282,-- immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1], van een
bedrag van EUR 282,-- (zegge: tweehonderdtweeëntachtig euro), betreffende
immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
T.a.v. 01/821627-13 feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 282,00 subsidiair 5 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [verbalisant 2] van een bedrag van EUR 282,--
(zegge: tweehonderdtweeëntachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te
vervangen door 5 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2], van een bedrag
van EUR 282,-- (zegge: tweehonderdtweeëntachtig euro), betreffende immateriële
schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Afwijzing vordering tot opheffing schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. J.H.L.M. Snijders, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 24 januari 2014.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 24‑01‑2014
Relaas verbalisanten, dossier 1 pag. 124
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de regiopolitie eenheid Oost-Brabant, gezamenlijke recherche Valkenswaard, met dossier nummer 2013054691, afgesloten d.d. 6 november 2013, aantal pagina’s 1 tot en met 342, met bijlagen kennisgevingen van inbeslagneming.(dossier 1).
Bevindingen verbalisant, dossier 1 pag. 229
Rapport NFI, dossier 1, pag. 255
Bevindingen verbalisant, dossier 1 pag. 229
Rapport NFI, dossier 1, pag. 255
Lijst van in beslag genomen goederen, dossier 1, pag. 147
Lijst van in beslag genomen goederen, dossier 1 pag. 147
Aangetroffen aantekeningen, pag. 172
Relaas verbalisanten, dossier 1 pag. 192
Relaas verbalisanten, dossier 1 pag. 195
Bevindingen verbalisanten, dossier 1 pag. 195
NFI rapport, dossier 1 pag. 287
Relaas verbalisanten, dossier 1 pag. 125
Lijst van in beslag genomen goederen, dossier 1, pag. 152-153
Relaas verbalisant, dossier 1, pag. 230
Rapport NFI, dossier 1 pag. 255
Relaas verbalisant, dossier 1, pag. 230
Rapport NFI, dossier 1 pag. 255
Relaas verbalisant, dossier 1, pag. 230
Rapport NFI, dossier 1 pag. 256
Rapport NFI, dossier 1 pag. 256
Relaas verbalisant, dossier 1, pag. 230
Rapport NFI, dossier 1 pag. 256
Bevindingen verbalisanten, dossier 1 pag. 192, 195, 196
Rapport NFI, dossier 1 pag. 287
Lijst van in beslag genomen voorwerpen, dossier 1 pag. 153
Relaas verbalisant, dossier 1, pag. 230
Rapport NFI, dossier 1 pag. 256
Rapport in beslag genomen voorwerpen, dossier 1 pag. 153
Relaas verbalisant, dossier 1 pag. 230
Relaas verbalisant, dossier 1 pag. 231
Relaas verbalisant, dossier 1 pag. 231
Relaas verbalisant, dossier 1 pag. 231
Relaas verbalisanten, dossier 1 pag. 123
Relaas verbalisant, dossier 1 pag. 231-232 en bijlage requisitoir van de officier van justitie
Aangetroffen aantekeningen, dossier 1 pag. 172
Relaas verbalisanten, dossier 1 pag. 193, 194 en Rapport NFI dossier 1, pag. 283.
Relaas verbalisanten, dossier 1 pag. 193
Relaas verbalisanten, dossier 1 pag. 194
Rapport NFI dossier 1, pag. 283
Relaas verbalisanten, dossier 1 pag. 125
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de regiopolitie eenheid Oost-Brabant, basiseenheid Dommelstroom, met dossier nummer 2013135095, afgesloten d.d. 28 september 2013, aantal pagina’s 1 tot en met 24.(dossier 2).
Relaas verbalisanten, dossier 2, pag. 11-12
Aangifte [verbalisant 1], dossier 2, pag. 4-6
Relaas verbalisant, dossier 2 pag. 14
Verklaring verdachte ter terechtzitting
Verklaring verdachte, dossier 2, pag.